Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
verder te noemen: de BV
1.Het procesverloop
2.De feiten
“2.9.4. Zoals hiervoor reeds opgemerkt, zijn partijen het erover eens dat de man de woning toebedeeld krijgt, mits hij deze kan financieren. Ter zitting hebben partijen afgesproken dat zij een (derde) makelaar zullen inschakelen die de echtelijke woning zal taxeren. Bij brief van 28 april 2014 heeft de man gesteld dat hij financieel in staat is om de woning over te nemen, zodat de echtelijke woning eveneens de hypothecaire lening bij Delta Lloyd Bank (…) aan hem zullen worden toegescheiden. De man zal er voor zorg dienen te dragen dat de vrouw wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. De eventuele overwaarde of onderwaarde dient bij helfte te worden verdeeld.”.
“Hierbij de beschikking waar het om gaat, ik heb m’n ex reeds geïnformeerd over de overdracht op de laatste dag van haar toegewezen termijn van 3 maanden na inschrijving echtscheiding. Deze is op 16-09-2014 ingeschreven dus per 16-1-2015 moet zij het pand verlaten, ook hier is m’n ex van op de hoogte. Graag hoor ik van U wat mijn mogelijkheden zijn.".
“UITERLIJK OP DONDERDAG DE EERSTE JANUARI TWEEDUIZEND VIJFTIENhet in het in deze betekende vonnis omschreven onroerende zaak staande en gelegen te [adres] te verlaten en op te leveren conform de ten deze betekende verdelingslijst en onder overgifte der sleutels ter algehele en vrije beschikking van mijn requirant(e) te stellen”. Tevens is aangezegd dat, indien de woning niet verlaten werd, de woning, desnoods met behulp van de politie, op 16 januari 2015 zou worden ontruimd.
3.De vordering
- verklaart voor recht dat de gedaagden onrechtmatig gehandeld hebben jegens eiseres:
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 8.885,86, althans een bedrag in goede justitie, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel de wettelijke rente, over dat bedrag vanaf 4 december 2014;
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding.
Bij vermeerdering van eis heeft [eiseres] gevorderd dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 11.368,08, althans een bedrag in goede justitie, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente dan wel de wettelijke rente, over dat bedrag vanaf 4 december 2014.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Aansprakelijkheid van [gedaagde 2]