In deze zaak heeft BAM Infra B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer], die sinds 1 mei 2015 in dienst was als Operationeel Manager/Bedrijfsleider. BAM heeft aangevoerd dat er sprake is van een bedrijfseconomische reden voor de ontbinding, aangezien het bedrijfsonderdeel BAM Infra Milieu opgeheven wordt. [werknemer] heeft hiertegen verweer gevoerd en gesteld dat BAM onvoldoende inspanningen heeft verricht om hem te herplaatsen in een andere passende functie. De kantonrechter heeft op 20 juli 2016 uitspraak gedaan en het verzoek van BAM afgewezen. De rechter oordeelde dat BAM niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de verplichting tot herplaatsing binnen een redelijke termijn, eventueel na scholing, is nagekomen. De kantonrechter benadrukte dat BAM, als groot concern, zich optimaal moet inspannen om boventallige werknemers passend werk aan te bieden. De rechter concludeerde dat BAM onvoldoende heeft onderbouwd dat er geen passende functies beschikbaar waren voor [werknemer] en dat er geen scholing of inwerkperiode is aangeboden. De proceskosten zijn voor rekening van BAM, omdat zij ongelijk heeft gekregen.