ECLI:NL:RBNHO:2016:9519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
21 november 2016
Zaaknummer
C/14/151275 / HA ZA 14-5
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis tot levering van aandelen en deskundigenonderzoek in civiele zaak

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 12 oktober 2016, is eiser [eiser] betrokken bij een geschil met gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] B.V. over de levering van aandelen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 15 juni 2016 de actuele marktwaarde van een pand vastgesteld en overwogen dat het niet-indexeren van de huur door [gedaagde 2] een rol speelt bij de bepaling van de prijs van de aandelen. Eiser heeft gesteld dat de huurprijs die de onderhuurder betaalt, als uitgangspunt moet dienen voor de billijke verhoging van de aandelenprijs. Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat er goede redenen waren om de huur niet te indexeren.

De rechtbank heeft besloten dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk moeten worden veroordeeld om de aandelen van [eiser] over te nemen tegen een door de rechtbank te bepalen prijs, na deskundigenadvies. De rechtbank heeft drs. W. de Groot RA benoemd als deskundige om de waarde van de aandelen te bepalen en heeft de partijen verplicht om mee te werken aan het onderzoek. De hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige is vastgesteld op € 10.500,-- inclusief BTW, en partijen dienen ieder de helft van dit bedrag te betalen. De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige volledige inzage moet krijgen in de administratie van [gedaagde 2] en dat partijen verplicht zijn om de deskundige alle benodigde informatie te verstrekken.

De rechtbank heeft de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad verklaard en houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.A.J. Berkers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/14/151275 / HA ZA 14-5
Vonnis van 12 oktober 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. K.R.I. van der Zwan te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A.E. Koster te Den Helder.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juni 2016
  • de akte uitlating na tussenvonnis van [eiser]
  • de akte uitlating tussenvonnis van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 15 juni 2016 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank de actuele marktwaarde van het pand in verhuurde staat tegen een jaarhuur van € 22.000,00 vastgesteld op € 238.000,00 en overwogen dat het feit dat [gedaagde 2] de huur vanaf 1996 niet heeft geïndexeerd, een rol zal spelen bij de vraag of en hoeverre er aanleiding is om bij de bepaling van de prijs van de aandelen een billijke verhoging toe te passen als bedoeld in artikel 2:343 lid 5 BW (bedoeld is: “lid 4”). De rechtbank heeft in 2.9. van het tussenvonnis aan de hand van CBS indexcijfers bezien hoe de huur zich zou hebben ontwikkeld indien zou zijn geïndexeerd. In 2.10. heeft de rechtbank, op basis van de door de deskundige gehanteerde uitgangspunten, berekend dat de waarde van het pand bij indexering van de huur € 270.248,00 zou hebben bedragen en dat het niet-indexeren heeft geleid tot een niet in rekening gebracht bedrag aan huur van € 77.681,00 tot en met 2015. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. De rechtbank heeft in het tussenvonnis verder een aantal vragen geformuleerd die zij voornemens is aan de te benoemen registeraccountant voor te leggen en overwogen dat ieder van partijen de helft van het voorschot zal moeten voldoen. Over de te stellen vragen en de persoon van de deskundige mochten partijen zich uitlaten.
2.2.
[eiser] heeft bij akte uitlating tussenvonnis gesteld zich te kunnen vinden in de indexering zoals weergegeven in 2.9. van het pand, de waardeberekening van het pand bij indexering en de berekening van het bedrag aan misgelopen huur. [eiser] meent wel dat bij het vaststellen van de billijke verhoging zou moeten worden uitgegaan van de huur die de onderhuurder vanaf 2012 aan de huurder betaalt, nu van [gedaagde 2] had mogen worden verwacht dat zij een rechtstreekse huurrelatie met deze huurder zou zijn aangegaan. Dit betreft na indexering een bedrag van € 31.750,00 op jaarbasis. Daarbij hoort een marktwaarde van het pand van € 325.000,00 en een hoger bedrag aan misgelopen huur. [eiser] is verder van mening dat de tekst van artikel 2:343 lid 3 (de rechtbank begrijpt: lid 4) BW wel degelijk ruimte laat voor toekenning van volledige schadevergoeding en dat de omstandigheden van het geval dit ook rechtvaardigen.
[eiser] voert voorts aan dat [gedaagde 1] nog altijd alle beslissingen binnen [gedaagde 2] neemt zonder [eiser] daarin te betrekken. Geen van de jaarrekeningen is vastgesteld of goedgekeurd door de vergadering van aandeelhouders en [eiser] is niet gekend in de opstelling, samenstelling of vaststelling. Er moet rekening mee worden gehouden dat de relevante cijfers en feiten zijn of worden gemanipuleerd. Dit brengt mee, en [eiser] verzoekt daar ook uitdrukkelijk om, dat aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een medewerkingsplicht moet worden opgelegd bij de uitvoering van het onderzoek door de deskundige. Voorts verzoekt [eiser] de rechtbank bij het geven van de instructies voor de uitvoering van het onderzoek door de deskundige mede te bepalen dat het deze:
is toegestaan kopieën te maken van alle benodigde bescheiden;
wordt opgedragen om ook de juistheid van de verstrekte informatie na te gaan;
wordt opgedragen om aan de hand van de door de deskundige samengestelde relevante, juiste, accurate, volledige, indien nodig gecorrigeerde financiële gegevens van [gedaagde 2] de vragen omtrent de waarde van de aandelen te beantwoorden.
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich bij akte uitlating na tussenvonnis (opnieuw) op het standpunt gesteld dat er goede redenen waren om de huur niet te indexeren. Indien de rechtbank de indexering van belang blijft achten, refereren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de opstelling in 2.9. van het tussenvonnis.
2.4.
De rechtbank blijft bij de berekening van de geïndexeerde jaarhuur zoals opgenomen in 2.9. van het tussenvonnis en de op basis daarvan berekende marktwaarde van het pand alsmede het bedrag van de misgelopen huur. Deze zullen aan de deskundige worden voorgehouden ter bepaling van (een indicatie van) de waarde van de aandelen indien de huur volgens de overeenkomst met de huurder zou zijn geïndexeerd. De billijke verhoging zal te zijner tijd door de rechtbank worden vastgesteld met inachtneming van alle feiten en omstandigheden van het onderhavige geval en rekening houdend met de uitgangspunten die zijn neergelegd in artikel 2:343 lid 4 BW. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarbij rekening houden met het feit dat het pand sinds 2012 wordt onderverhuurd voor een hogere huurprijs dan [gedaagde 2] van haar huurder ontvangt. Het pand wordt al sinds 1991 verhuurd aan Biljart- en Snookercentrum Den Helder B.V., bij de totstandkoming van deze huurovereenkomst is [eiser] destijds zelf betrokken geweest en de rechtbank ziet geen aanwijzingen dat de met Biljart- en Snookercentrum Den Helder B.V. overeengekomen huurprijs met indexering niet als marktconform te beschouwen zou zijn. Het enkele feit dat de huurder er in 2012 kennelijk in is geslaagd het pand voor een hoger bedrag onder te verhuren maakt nog niet dat [gedaagde 2] de huurovereenkomst met haar huurder had moeten opzeggen om een rechtstreekse huurverhouding met de onderhuurder aan te gaan.
2.5.
De rechtbank zal bij dit vonnis [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordelen de aandelen van [eiser] over te nemen tegen betaling van de door de rechtbank na deskundigenadvies te bepalen prijs. Zij overweegt daartoe dat ook [gedaagde 2] kan worden veroordeeld de aandelen over te nemen en dat gesteld noch gebleken is dat de wettelijke uitzonderingen van artikel 2:98 of 2:207 BW hieraan in de weg staan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben geen bezwaren aangevoerd tegen de door [eiser] gewenste hoofdelijke veroordeling. De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 2:343 lid 5 BW, [eiser] veroordelen tot levering van die aandelen tegen betaling van die prijs. Zij zal een deskundigenonderzoek door een registeraccountant bevelen ter bepaling van die prijs.
2.6.
De rechtbank heeft drs. W. de Groot RA, werkzaam bij Omnyacc Van Teylingen registeraccountants te Heerhugowaard bereid gevonden dit onderzoek te verrichten. De rechtbank zal hem als deskundige benoemen en hem de in de beslissing vermelde vragen voorleggen. De rechtbank ziet in het door [eiser] aangevoerde aanleiding om de in het tussenvonnis geformuleerde vragen in die zin aan te vullen dat de deskundige tevens wordt gevraagd de juistheid van de verstrekte informatie na te gaan indien hij daartoe aanleiding ziet. De rechtbank zal voorts bepalen dat [gedaagde 2] de deskundige volledige inzage dient te geven in de administratie.
2.7.
De rechtbank zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen op het in de beslissing vermelde bedrag. In het tussenvonnis is al aangekondigd dat ieder van partijen de helft van het voorschot op de kosten van de deskundige moet deponeren.
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.10.
De rechtbank zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om de aandelen van [eiser] in [gedaagde 2] op de voet van artikel 3:343 BW over te nemen tegen betaling van de door de rechtbank na deskundigenadvies te bepalen prijs en veroordeelt [eiser] tot levering van die aandelen tegen betaling van die prijs,
3.2.
beveelt een onderzoek door een registeraccountant ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat is de waarde van de aandelen van [gedaagde 2] B.V. per 31 december 2015, waarbij als waarderingsmaatstaf de boekwaarde/intrinsieke waarde wordt gehanteerd, ervan uitgaande dat:
- de actuele waarde van het pand aan de Industrieweg 26 te Den Helder (hierna: het pand) € 238.000,00 bedraagt;
- de rekening-courantschuld van [eiser] aan [gedaagde 2] B.V. terecht op de balans van [gedaagde 2] B.V. is opgenomen.
U wordt verzocht om, indien u daartoe aanleiding ziet, in dat kader ook de juistheid van de door partijen verstrekte informatie na te gaan.
2. Kunt u gemotiveerd toelichten wat de actuele waarde van de aandelen van [gedaagde 2] B.V. zou zijn geweest indien [gedaagde 2] B.V. de huur van het pand met ingang van
1 januari 1996 steeds had geïndexeerd zoals overeengekomen in de huurovereenkomst van 17 januari 1991 met Biljart- en Snookercentrum Den Helder B.V. (productie 1 bij de conclusie van antwoord in incident van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] )?
U mag er bij de beantwoording van die vraag van uitgaan dat de actuele marktwaarde van het pand in dat geval € 270.248,00 zou hebben bedragen en dat [gedaagde 2] B.V. bij indexering over de jaren 1996 tot en met 2015 een totaalbedrag van
€ 77.681,00 aan extra huuropbrengsten had kunnen ontvangen.
3. Heeft u nog andere opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn.
3.3.
benoemt tot deskundige:
Drs. W. de Groot RA,
correspondentieadres: Postbus 1071, 1700 BB Heerhugowaard ,
bezoekadres: Stationsplein 69, 1703 WE Heerhugowaard,
telefoon: 072-5720626,
fax: 072-5720412,
emailadres: [emailadres] nl
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 10.500,-- inclusief BTW,
3.5.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eiser] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.10.
bepaalt dat [gedaagde 2] gehouden is de deskundige volledige inzage in haar administratie te geven,
3.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.13.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.15.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
5 april 2017,
3.16.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] op een termijn van vier weken,
3.17.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MAB