Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[naam]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 november 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap Nationale-Nederlanden Bank N.V. (hierna: eiseres) en mevrouw [X] (hierna: gedaagde). Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 8.961,11 op basis van twee doorlopende kredietovereenkomsten die zijn gesloten door gedaagde en haar ex-echtgenoot. Gedaagde is op 30 januari 2006 gescheiden van haar echtgenoot, die na de scheiding gebruik heeft gemaakt van de kredietfaciliteiten. Eiseres stelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomsten en dat de vordering niet was verjaard.
Gedaagde heeft zich echter beroepen op verjaring van de vordering, stellende dat zij niet binnen vijf jaar na de echtscheiding door eiseres in gebreke is gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er binnen deze termijn enige actie is ondernomen om de verjaring te stuiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stukken die eiseres heeft overgelegd niet als stuiting van de verjaring kunnen worden aangemerkt. Bovendien heeft eiseres na de echtscheiding een finale kwijting getroffen met de ex-echtgenoot van gedaagde, zonder gedaagde hierbij te betrekken.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep op verjaring slaagt en heeft zij de vordering van eiseres afgewezen. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 500,00 aan salaris van de gemachtigde van gedaagde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.