Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het door de rechtbank Alkmaar op 9 november 2000 tussen [Achternaam eiser] en [Achternaam gedaagde] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 48685 / HA ZA 00-812;
- de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie en voorwaardelijke reconventie, tevens houdende een incidentele vordering) van 6 juli 2015;
- de akte van [Achternaam gedaagde] , mede houdende de intrekking van de incidentele vordering, overlegging producties en wijziging van eis;
- de antwoordakte van [Achternaam eiser] ;
- het proces-verbaal van het op 14 januari 2016 gehouden pleidooi.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en in reconventie
primair, te bepalen dat [Achternaam eiser] het vonnis van 9 november 2000 niet ten uitvoer mag leggen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,- voor elke keer dat [Achternaam eiser] in gebreke blijft te voldoen aan het ten deze te wijzen vonnis, althans enig andere voorziening als de rechtbank in goede justitie zult vermenen te behoren;
subsidiair, te verklaren voor recht dat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 november 2000 voor zover het gaat om vervallen maar niet betaalde rente, is verjaard per 8 juni 2010.
4.De beoordeling
in conventie
enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging haar bekend is”.
enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging haar bekend is”. De rechtbank stelt bij de beantwoording van die vraag voorop dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat terughoudendheid moet worden betracht bij het aannemen van (daden van) bekendheid als hier bedoeld, zulks onder meer met het oog op artikel 6 van het van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het daarin besloten fundamentele recht om te worden gehoord. Om te kunnen spreken van bekendheid met het vonnis in de zin van art. 81 Rv (oud), dient de veroordeelde bekend te zijn met de hoofdinhoud van het vonnis, dat wil zeggen dat hij in zijn algemeenheid ten minste moet weten wanneer, door welk gerecht, op wiens vordering en waartoe hij is veroordeeld. Aan de bekendheidseis is ook voldaan indien geen bekendheid bij de veroordeelde bestond met het vonnis of de hoofdinhoud daarvan, maar wel met de aangevangen tenuitvoerlegging. Er moet in alle gevallen sprake zijn van een door de veroordeelde gepleegde daad, oftewel een waarneembare gedraging, waaruit ondubbelzinnig volgt dat de veroordeelde bekend is met (de hoofdinhoud van) het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging. Nadat uit een daad van een veroordeelde is gebleken dat hij bekend is met (de hoofdinhoud van) het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging, vangt de verzettermijn aan.
5.De beslissing
24 februari 2016voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juli 2016, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,