ECLI:NL:RBNHO:2016:9366

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
14 november 2016
Zaaknummer
15/800198-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en poging tot zwaar lichamelijk letsel; geen opzet in voorwaardelijke zin; veroordeling op basis van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994

Op 10 mei 2016 vond er een verkeersongeval plaats te Heerhugowaard waarbij de verdachte, bestuurder van een Opel Astra, betrokken was. De verdachte had de intentie om een motorrijder, genaamd [slachtoffer], te beletten hem in te halen door zijn auto naar links te sturen. Dit resulteerde in een aanrijding waarbij de motorrijder ten val kwam en zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder gebroken ribben en een klaplong. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, maar de verdediging stelde dat er geen opzet was, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte wel schuld had aan het veroorzaken van het ongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld voor het meer subsidiair ten laste gelegde feit op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en kreeg hij een taakstraf van 90 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 12 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800198-16 (P)
Uitspraakdatum: 10 november 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y.M. Eising en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 mei 2016 te Heerhugowaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met zijn personenauto (merk Opel Astra) tegen die, op een motor rijdende, [slachtoffer] is aangereden en/of met zijn personenauto een onverhoedse beweging naar links heeft gemaakt, waardoor de aan die kant rijdende motorrijder tegen zijn, verdachtes, personenauto is aangereden, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 mei 2016 te Heerhugowaard aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten costa (rib) 4-5-6-7 fractuur links en/of toppneu (klaplong) en/of kleine longcontusie en/of miltlaceratie (verscheuring) en/of nierlaceratie en/of contusie pols links, heeft toegebracht door met zijn personenauto (merk Opel Astra) tegen die, op een
motor rijdende, [slachtoffer] aan te rijden en/of met zijn personenauto een onverhoedse beweging naar links te maken waardoor de aan die kant rijdende motorrijder tegen zijn personenauto is aangereden, waardoor deze ten val is gekomen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 mei 2016 te Heerhugowaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Opel Astra) daarmede rijdende over de weg, de Oosttangent, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, niet zoveel mogelijk rechts te houden immers: verdachte is toen en daar, rijdende op de Oosttangent onverhoeds naar links
gaan sturen op een moment dat de bestuurder van een motorfiets (merk Suzuki) bezig was het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig in te halen, waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen de motorfiets en het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, (waarna de bestuurder van de motorfiets ten val is gekomen), waardoor de bestuurder van de motorfiets (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten costa (rib) 4-5-6-7 fractuur links en/of toppneu (klaplong) en/of kleine longcontusie en/of miltlaceratie (verscheuring) en/of nierlaceratie en/of contusie pols links, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdedigingPrimair heeft de raadsman gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde wegens het ontbreken van opzet, ook in voorwaardelijke zin. Verdachte heeft een stuurcorrectie naar links toegepast en daarbij te laat de inhalende motorrijder opgemerkt, waardoor het ongeluk is ontstaan. Het gaat om een tijdelijke onoplettendheid, zodat tevens geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, indien wordt uitgegaan van een bewuste stuurmanoeuvre van verdachte, verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde omdat verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In geval het meer subsidiaire bewezen wordt verklaard kan slechts tot bewezenverklaring van de minst zware variant worden gekomen.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 10 mei 2016 heeft op de Oosttangent te Heerhugowaard een botsing plaatsgevonden tussen een personenauto die door verdachte werd bestuurd en een motorrijder, waarbij de motorrijder ten val is gekomen. De motorrijder, [slachtoffer] , heeft in zijn aangifte als volgt verklaard:
“Op 10 mei 2016 omstreeks 21.30 uur reed ik op mijn Suzuki motorfiets via de Oosttangent in noordelijke richting. De weg is voorzien van meerdere rotondes. Bij één van die rotondes, welke ik zelf rechtdoor moest oversteken, kwam een personenauto voor mij van rechts. Deze auto sloeg rechtsaf en vervolgde zijn weg in dezelfde richting als welke ik reed. Ik weet dat ik vlak na de rotonde ben gaan inhalen. Hiervoor was alle ruimte. Ik had mijn richtingaanwijzer aangezet en stuurde de motor naar links. Ik reed sneller dan de personenauto, maar het snelheidsverschil was niet eens zo groot. Ik denk dat ik ongeveer 40 tot 50 kilometer per uur reed. Ik weet dat op die plaats in het midden doorgetrokken strepen op het wegdek staan. Ik weet dat ik dan niet mag inhalen, maar anders moet ik als motorrijder de gehele weg achter de auto’s blijven rijden. Op het moment dat ik naast de auto rijd zie ik dat de bestuurder van deze auto ineens naar links stuurt. Ik zag dat hij de strepen overkwam en hierdoor mijn doorgang belemmerde. Ik heb geremd. De auto raakte mijn motorfiets. Ik ben als gevolg van de aanrijding ten val gekomen. De motor en ik klapten op het wegdek. Ik ben al glijdend over de straat in de linkerberm terecht gekomen. Als gevolg van de aanrijding en de val heb ik vier gebroken ribben opgelopen. Een van mijn longen heeft hierdoor een gaatje opgelopen. Ik heb een gedeeltelijke klaplong. Verder zijn mijn milt en mijn nier gescheurd en heb ik een kleine bloeding in mijn lever. Ook heb ik iets aan mijn hand.” [2]
Getuige [getuige 1] heeft als volgt verklaard:
“Op 10 mei 2016 reed ik met een auto over de Oosttangent te Heerhugowaard. Ik kwam van de rotonde af. Voor mij reed een motor. Ik zag dat de auto die hij wilde inhalen naar de linkerkant van de weg reed. Dit ging echt opzettelijk. Ik zag dat hij over de middenstreep heen ging. Toen zag ik dat de motor links achter tegen de auto aan botste. Ik zag dat de motorrijder hierdoor met zijn motor omviel en aan de linkerzijde van de weg de berm in rolde.” [3]
De bijrijder van getuige [getuige 1] , getuige [getuige 2] , heeft als volgt verklaard:
Wij reden achter de motorrijder aan over de Oosttangent. Ik zag dat de motorrijder een auto die voor hem reed wilde gaan inhalen. Ik zag dat de motorrijder zijn knipperlicht naar links aan had. Ik zag dat de snelheid van de motorrijder toenam. De auto die de motorrijder in wilde halen was een grijze Opel Astra. Ik zag dat de motorrijder al op de andere weghelft reed en bijna naast de Opel Astra reed. Ik zag dat de Opel Astra naar links uitweek. Ik zag dat het voertuig hiermee geen knipperlicht aan had dat hij kenbaar maakte naar links te willen. Ik heb niets vreemds gezien aan het rijgedrag van de bestuurder van de Opel Astra. Hij heeft niet vlak voor het ongeval in de berm gereden waarom hij naar de linker weghelft is uitgeweken. Ik zag dat de Opel Astra net met zijn linkerbanden over de middenstreep reed. Naar mijn idee is de bestuurder bewust uitgeweken naar de linker weghelft op het moment dat de motorrijder vlak achter hem reed. Ik zag dat de motorrijder linksachter op het voertuig botste. Ik zag dat de bestuurder van de motor van zijn motor afviel. De bestuurder maakte een paar keer een koprol over het asfalt heen. [4]
Getuige [getuige 3] heeft als volgt verklaard:
“Toen ik net de rotonde voorbij was zag ik dat de motorrijder de auto voor ging inhalen. Op het moment dat de motorrijder de auto voor mij wilde inhalen zag ik dat de auto voor mij naar links bewoog. Ik zag dat de motorrijder een zwieper maakte, uit balans raakte. Ik zag dat er iets door de lucht vloog, in ieder geval de motorrijder. Ik zag dat de motor op de weg terecht kwam en de motorrijder zelf belandde in het riet. [5]
Brigadier van politie [verbalisant 1] was, in privétijd, kort na de botsing ter plaatse. Hij is bij verdachte blijven wachten op de komst van zijn dienstdoende collega’s. Nadat hij aan verdachte kenbaar had gemaakt dat hij een politieambtenaar was en hem op zijn zwijgrecht had gewezen, heeft [verbalisant 1] verdachte het volgende horen verklaren:
“Die klere motorrijders. Ik ben ze spuugzat. Hij wilde mij inhalen en toen stuurde ik naar links om dat te beletten. Ik sneed hem de weg af.” [6]
Verbalisant [verbalisant 2] kwam als dienstdoende agent ter plaatse en heeft als volgt verklaard:
“Ik vroeg [verdachte] wat er gebeurd was. Ik hoorde hem zeggen: “Ik zal maar eerlijk zijn, ik zag de motorrijder mij inhalen. Ik heb toen bewust naar links gestuurd naar de motorrijder toe”. [7]
In het dossier bevindt zich een letselverklaring van het slachtoffer waaruit het volgende blijkt:
“Motorongeval waarbij: Costa 4-5-6-7 fractuur links, toppneu en kleine longcontusie. Miltlaceratie graad 2-3. Nierlaceratie graad 3-4 links. Contusie pols links. [8]
Verdachte heeft bij de politie als volgt verklaard:
“Ik reed ongeveer 40 kilometer per uur, omdat ik net de rotonde had verlaten. Ik zie in de binnenspiegel van de auto dat een motorrijder achter mij rijdt. Ik zie dat de verlichting van de motorrijder aan is. Ik zie dat de motorrijder vrij snel dichterbij komt. Ik zie de motorrijder via de binnenspiegel van mijn auto naar links gaan. Ik kijk daarna door de linkerbuitenspiegel van mijn auto. Ik zie daardoor dat de motorrijder mij wil inhalen. Ik keek nadat ik dat gezien had weer voor mij de weg op. Ik denk dat ik toen net links de twee doorgetrokken strepen had overschreden. Op het moment dat ik weer terug wil sturen naar rechts, hoorde ik een klap. Tevens voelde ik dat ik werd geraakt aan de linkerachterzijde van mijn auto.” [9]
Op de plaats van de botsing heeft een onderzoek plaatsgevonden door de Afdeling forensische opsporing verkeersongevallen waaruit de volgende toedracht blijkt:
“De bestuurder van de motorfiets reed achter de Opel. De bestuurder van de Suzuki haalde de Opel in. De bestuurder van de Suzuki reed hierbij (gezien vanuit zijn rijrichting) geheel aan de linkerzijde van de dubbele doorgetrokken streep, dit is de rijstrook aan de noordzijde van de rijbaan. Op deze rijstrook ontstond een aanrijding tussen de Opel en de Suzuki. De rechtervoorzijde van de Suzuki kwam in botsing met de linkerachterzijde van de Opel. Ten gevolge van de botsing kwam de bestuurder van de Suzuki ten val. De sporen van de aanrijding werden aangetroffen op de rijstrook aan de noordzijde.” [10]
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Een bewezenverklaring van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling vereist dat bewezen is dat verdachte opzet heeft gehad op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier valt niet af te leiden dat sprake was van zogenaamd “vol opzet”. In dit verband overweegt de rechtbank dat uit de uitlatingen die verdachte tegenover de verbalisanten heeft gedaan weliswaar blijkt dat hij bewust naar links is gestuurd om de motorrijder het inhalen te beletten, maar niet dat hij dit heeft gedaan om de motorrijder te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet, gericht op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van de aangever.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot de volgende feiten vaststelling. Zoals de aangever en de getuigen hebben verklaard heeft verdachte een beweging naar links gemaakt terwijl de aangever verdachte aan het inhalen was. Verdachte heeft vervolgens vlak na de botsing op twee verschillende momenten aan de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaard dat hij bewust de auto naar links heeft gestuurd toen hij zag dat de motorrijder hem wilde inhalen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zag dat de motorrijder bezig was hem in te halen en vervolgens de auto naar links heeft gestuurd, net over de doorgetrokken streep heen. De motorrijder heeft de auto links achter geraakt, waardoor hij de controle over de motor is kwijtgeraakt en ten val is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat dit rijgedrag van verdachte een aanmerkelijke kans op een aanrijding oplevert. De kans dat bij een dergelijke aanrijding onder genoemde omstandigheden naar algemene ervaringsregels een motorrijder om het leven zou zijn gekomen, acht de rechtbank niet aanmerkelijk. Dit ligt anders ten aanzien van de kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Daarvoor geldt dat een motorrijder in vergelijking met een automobilist een zwakkere verkeersdeelnemer is en kwetsbaarder is bij verkeersongelukken. De kans dat bij een dergelijke aanrijding met een snelheid van 40-50 km/u de motorrijder zwaar lichamelijk letsel oploopt, acht de rechtbank dan ook aanmerkelijk. Gelet op het letsel van aangever, heeft die aanmerkelijke kans zich ook geopenbaard.
Nu de rechtbank komt tot de vaststelling dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, komt de vraag aan de orde of verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend.
Uit de verklaringen van verdachte kan niet worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft kort na het ongeluk verklaard dat hij de motorrijder het inhalen heeft willen beletten. De feitelijke gedragingen van verdachte zijn, mede in het licht van deze verklaring, naar hun uiterlijke verschijningsvorm daarop gericht en niet zozeer gericht op het veroorzaken van een ongeval dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. In zoverre verdachte zich al bewust is geweest dat door zijn handeling er een aanmerkelijke kans bestond dat de motorrijder ten val zou komen als gevolg waarvan zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan, blijkt op geen enkele wijze dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Wel kan verdachte worden verweten dat hij de motorrijder het inhalen wilde beletten en door naar links te sturen terwijl de motorrijder de inhaalmanoeuvre al had ingezet hem een ongestoorde doorgang heeft belet. Uitgaande van het dossier blijkt dat de motorrijder in beginsel voldoende ruimte had om de auto van verdachte te passeren. Door de auto naar links te sturen is verdachte net over de doorgetrokken streep gekomen, terwijl de motorrijder zich inmiddels kort op de auto aan de linkerzijde bevond. Verdachte heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de gevaarzettende situatie die hij in het leven riep voor de motorrijder. Vervolgens is de motorrijder ten val gekomen en heeft hij zwaar lichamelijk letsel bekomen. Het rijgedrag van verdachte kan dan ook worden aangemerkt als aanmerkelijk onvoorzichtig. Dat de motorrijder wilde inhalen op een plaats waar dit niet is toegestaan, maakt dit niet anders.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte schuld heeft aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
meer subsidiair
hij op 10 mei 2016 te Heerhugowaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, merk Opel Astra, daarmede rijdende over de weg, de Oosttangent, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig, niet zoveel mogelijk rechts te houden immers: verdachte is toen en daar, rijdende op de Oosttangent onverhoeds naar links
gaan sturen op een moment dat de bestuurder van een motorfiets, merk Suzuki, bezig was het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig in te halen, waardoor een botsing is ontstaan tussen de motorfiets en het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, waarna de bestuurder van de motorfiets ten val is gekomen, waardoor de bestuurder van de motorfiets, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten costa (rib) 4-5-6-7 fractuur links en toppneu (klaplong) en kleine longcontusie en miltlaceratie (verscheuring) en nierlaceratie en contusie pols links werd toegebracht.
Hetgeen aan verdachte onder meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte – voor het primair ten laste gelegde feit – zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen voor de duur van 2 jaren.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
In geval van een veroordeling op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet heeft de raadsman bepleit om geen hogere straf op te leggen dan opgenomen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft een motorrijder willen beletten hem in te halen en is met zijn auto naar links, net over de doorgetrokken streep gereden, terwijl de motorrijder de inhaalmanoeuvre al had ingezet. Hierdoor is een botsing tussen de beide voertuigen ontstaan, als gevolg waarvan de motorrijder lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit heeft tot ingrijpende gevolgen in het dagelijks leven van het slachtoffer geleid, zoals blijkt uit de getuigenverklaring die het slachtoffer bij de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van een overtreding van de Wegenverkeerwet onherroepelijk is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 augustus 2016 van mevrouw D. de Wit als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en strafmaat heeft de rechtbank verder acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur, met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest. De rechtbank zal bepalen dat een deel van deze bijkomende straf voorwaardelijk wordt opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
90 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 45 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Veroordeelt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 6 maanden,
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. M. Steen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2016.
Mr. M. Steen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2016104028-10 van 12 mei 2016 inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , doorgenummerde pagina 12-14.
3.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1100-2016104028-15 van 11 mei 2016 inhoudende de verklaring van [getuige 1] , doorgenummerde pagina 15-16.
4.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1100-2016104028-16 van 11 mei 2016 inhoudende de verklaring van [getuige 2] , doorgenummerde pagina 17-18.
5.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1100-2016104028-18 van 2 juli 2016 inhoudende de verklaring van [getuige 3] , ongenummerd.
6.Proces-verbaal met nummer PL1100-2016104028-9 van 11 mei 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina 4-5.
7.Proces-verbaal met nummer PL1100-2016104028-7 van 11 mei 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 6-7.
8.Een geschrift, zijnde een letselverklaring Spoedeisende Hulp inzake [slachtoffer] van 23 juni 2016, opgemaakt door [artsen] , SEH-artsen KNMG, ongenummerd.
9.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1100-2016104028-12 van 11 mei 2016 inhoudende de verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 33-35.
10.Proces-verbaal met nummer 2016104028 inhoudende de bevindingen van [verbalisanten] , Afdeling forensische opsporing verkeersongevallen, doorgenummerde pagina 36-53.