ECLI:NL:RBNHO:2016:9342

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
15/870858-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere diefstallen met valse sleutel door gebruik van gestolen pinpassen

Op 8 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met valse sleutel. De verdachte, geboren in [geboortedatum] te [geboortejaar], was gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Van Venrooij, en de verdediging door zijn raadsman, mr. S.L.J. Swart. De tenlastelegging omvatte negen gekwalificeerde diefstallen, waarbij de verdachte met gestolen pinpassen geldbedragen heeft gepind bij verschillende geldautomaten in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting zijn camerabeelden bekeken waarop de verdachte te zien was, en de rechtbank heeft de herkenning van de verdachte door verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van twee feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870858-16 (P)
Uitspraakdatum: 8 november 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboortejaar] ,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Van Venrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.L.J. Swart, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3juni 2015 te Medemblik en/of Zwaagdijk-oost, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 2290 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van
de bankpas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
2.
hij op of omstreeks 17juni 2015 te Alkmaar en/of Haarlem en/of Heerhugowaard, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 6250 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 3] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
3.
hij op of omstreeks 9juli 2015 te Alkmaar en/of Stompetoren, althans in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 6250 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 17] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 17]
en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1juni 2015 tot en met 3 juni 2015 te Sliedrecht en/of Haarlem en/of Leiden, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 5750 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas
van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
5.
hij op of omstreeks 2 februari 2016 te Spanbroek, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 5000 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
6.
hij in of omstreeks de periode van 11juni 2015 tot en met 13 juni 2015 te Zwolle en/of Voorthuizen, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 2250 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
7.
hij op of omstreeks 17 november 2015 te Spanbroek, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 5000 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 12] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
8.
hij op of omstreeks 07 maart 2015 te Nieuwer Ter Aa, gemeente Stichtse Vecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen VVV bonnen (ter waarde van 150 euro) en/of een geldbedrag van 1800 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
9.
hij op of omstreeks 7 juli 2015 te Haarlem, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1250 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of de (bij die bankpas horende) pincode.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Na uitwisseling van informatie op de interne internetsite van de politie bleek dat er zowel in de regio Rotterdam als Noord-Holland woninginbraken waren gepleegd waarbij onder meer pinpassen werden weggenomen en vervolgens – in sommige gevallen na ophoging van de daglimiet geldopname van de desbetreffende bankrekening – met die passen werd gepind bij een geldautomaat. De politie heeft camerabeelden opgevraagd die zijn gemaakt bij de verschillende pinautomaten. Deze camerabeelden zijn uitgekeken door verbalisanten, die hun bevindingen hebben opgenomen in afzonderlijke processen-verbaal waarbij zij tot de conclusie zijn gekomen dat steeds sprake is van dezelfde pinner. Na overleg werd besloten het onderzoek in Noord-Holland voort te zetten onder de naam 10Aberdeen en is de Rotterdamse zaak overgedragen aan Noord-Holland.
Op 22 maart 2016 werd een aantal van genoemde camerabeelden getoond in het televisieprogramma Opsporing Verzocht. Naar aanleiding van dit programma kwam verdachte in beeld. Op 19 mei 2016 is verdachte aangehouden terzake een woninginbraak in Kuinre. De verbalisanten werkzaam bij politieregio Zwolle hebben verdachte verhoord en herkenden hem als zijnde de pinner die was te zien op de beelden die zij van de politie Alkmaar hadden ontvangen. Vervolgens is verdachte op bevel van de officier van justitie aangehouden als verdachte in het onderzoek 10Aberdeen.
Aan verdachte zijn in totaal negen gekwalificeerde diefstallen ten laste gelegd; in acht zaken is verdachte ten laste gelegd dat hij het weg te nemen goed (geld) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels (te weten door te pinnen met een gestolen pinpas) en in één zaak is een woninginbraak ten laste gelegd.
De rechtbank ziet zich bij een groot aantal van de tenlastegelegde diefstallen in het bijzonder voor de vraag gesteld of verdachte de man op de beelden is, nu bij die diefstallen slechts aangiftes van de woninginbraken en camerabeelden als bewijsmiddelen aanwezig zijn.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 en 8 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de onder 2 tot en met 7 en 9 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit voor alle feiten op de tenlastelegging
omdat er onvoldoende overtuigende bewijsmiddelen door de officier van justitie zijn gepresenteerd. Voor zover er op onderdelen een aanwijzing zou kunnen worden gevonden in de verklaringen van individuele verbalisanten waarin deze op basis van subjectieve waarnemingen tot de conclusie komen dat de pinner op de verschillende beelden dezelfde persoon is en vervolgens tot een herkenning van verdachte komen levert dit in de visie van de verdediging op geen enkele wijze een direct bewijsmiddel op.
4.3
Vrijspraak (feit 1 en 8)Vrijspraak feit 1 (zaak 1):
Op 3 juni 2015 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van inbraak in zijn woning, waarbij onder meer zijn Rabobankpas is gestolen alsmede een Rabobankpinpas van de [slachtoffer 2] , met bijbehorende pincodes. Later die dag bleek dat met beide betaalpassen in Medemblik (om 15:50 uur en 15:51 uur) geld gepind was.
De politie kreeg van de Rabobank de beschikking over de camerabeelden van de bewuste transacties op 3 juni 2015. Bij het bekijken van de camerabeelden van voornoemde transacties beschrijft verbalisant [verbalisant 1] dat de persoon die met voornoemde pinpassen geld heeft gepind als volgt. Het betreft een man, gekleed in een donkere jas en met een grijskleurige pet op zijn hoofd. Hij draagt een zonnebril, houdt zijn linkerhand voor zijn mond en draagt schoenen met een lichtkleurige zool. Verbalisant [verbalisant 1] heeft deze beelden vergeleken met de beelden in andere zaken (waaronder die op de tenlastelegging) en concludeert dat het gelet op de pinhouding (met de linkerhand voor de mond), de overeenkomende zonnebril en pet hier steeds om vermoedelijk dezelfde dader gaat, te weten verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak niet geconcludeerd kan worden dat de pinner dezelfde persoon is als de pinner op de andere camerabeelden (1.) omdat de kwaliteit van de screenshots in deze zaak slecht is en (2.) omdat de verdachte persoon op de screenshots alleen van bovenaf en van een afstand te zien is en (3) omdat er onvoldoende specifieke en onderscheidende (lichaams)kenmerken op de screenshots zijn waargenomen. Nu voorts geen proces-verbaal van herkenning met betrekking tot deze zaak is opgemaakt en de rechtbank niet met zekerheid kan vast stellen dat verdachte de persoon is die op de beelden is te zien, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte degene is geweest die op 3 juni 2015 met de pinpas van benadeelde [slachtoffer 1] geld heeft gepind, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 8 (zaak 9):
Op 7 maart 2015 heeft [slachtoffer 13] aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 2] te Nieuwe ter Aa, gepleegd op 7 maart 2015, waarbij VVV bonnen ter waarde van € 150,- en een geldbedrag van € 1800,- zijn weggenomen. Getuige [getuige] heeft op 7 maart 2015 gezien dat er op de oprit van aangeefster twee mannen liepen die vervolgens in een zwarte BMW, type Sedan, voorzien van het kenteken [kenteken] stapten. De BMW reed daarna hard weg. Ze schat de leeftijd van de mannen rond de 25 jaar. Eén man had een getint/Marokkaans uiterlijk, zwart opgeschoren haar, smal gezicht, ongeveer 1.85 meter met een smal postuur. De andere man was blank, droeg een lichtkleurig petje en had een normaal postuur. Naar aanleiding van de verklaring van getuige [getuige] werd onderzoek gedaan naar de te naam gestelde van het kenteken [kenteken] . Het voertuig stond geregistreerd op naam van verdachte.
Het enkele feit dat de auto die op naam van verdachte staat is gezien bij de inbraak is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat verdachte betrokken is geweest bij deze inbraak. Nu ook het signalement van de daders niet specifiek genoeg is om de inbraak aan verdachte toe te rekenen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 8 tenlastegelegde feit.
4.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de
onder 2 tot en met 7 en 9ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 2 (zaak 2)
Aangever [slachtoffer 3] heeft op 30 juni 2015 aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 3] in Heerhugowaard, gepleegd op 17 juni 2015 tussen 10.00 uur en 15.12 uur. Hij kwam pas tot de ontdekking dat zijn Rabobankpinpas (met rekeningnummer [nummer] ) was gestolen op het moment dat hij op zijn bankafschrift zag dat op 17 juni 2015 vier keer een bedrag was afgeschreven van zijn rekening. [2] Het betreffende bankafschrift is als bijlage bij de aangifte opgenomen en vermeldt dat op 17 juni 2015 te 15.12 uur bij een geldautomaat in ‘Alkmaar e.o.’ € 1250,- is opgenomen en voorts dat op 17 juni 2015 drie keer een geldbedrag is opgenomen, te weten € 1750,- om 17.49 uur, € 1750,- om 17.50 uur en € 1500,- om 17.50 uur. [3]
Na telefonisch contact met de afdeling fraude van de Rabobank bleek dat er op 17 juni 2015 omstreeks 15.12 uur met genoemde bankpas een transactie van € 1250,- bij de geldautomaat van de Rabobank gevestigd aan de [adres 4] te Heerhugowaard was gedaan. De andere drie opnames waren diezelfde dag gedaan bij de geldautomaat van de Rabobank gevestigd aan het [adres 5] te Haarlem. [4] De camerabeelden van deze pintransacties zijn door verbalisant [verbalisant 2] bekeken. Verbalisant [verbalisant 2] ziet op de beelden van de Rabobank, vestiging Heerhugowaard omstreeks 15.12 uur
“een man, gekleed in een grijs joggingvest met capuchon,met een donkerblauwe broek, blauwe sportschoenen met twee witte strepen in de breedte en witte veters, verder draagt hij een grijze platte pet. In de linkerhand heeft de man een sigaret die hij voor zijn mond houdt.” Volgens [verbalisant 2] is op de beelden van de pintransactie op 17 juni 2015 om 17.49 uur bij de Rabobank, Julianapark te Haarlem dezelfde man te zien die ook op de beelden van bovenstaande pintransactie staat. [5] Hij omschrijft de persoon op de beelden uit Haarlem als een man
“tussen de 25-35 jaar oud, vermoedelijk 1.85 m, piloten zonnebril, grijze hoodie, sigaret in linkerhand met daarbij sigaret in hand voor de mond, linker ringvinger goudkleurige grote ring, rechter ringvinger tatoeage”. [6]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft voornoemde beelden ook bekeken en in een overkoepelend proces-verbaal herkenning hieromtrent het volgende gerelateerd:
“Pinner Heerhuqowaard betreft: Man, gekleed in grijs vest met capuchon. Opschrift op de rug van het vest: DEUS. Man draagt een grijze pet en zonnebril. De man heeft tijdens het pinnen zijn linkerhand voor zijn mond en heeft een sigaret in zijn linkerhand. De man draagt schoenen met witte veters en onderste rand nabij de zool is wit/licht van kleur.
Pinner Haarlem betreft: Man, gekleed in grijs vest met capuchon. Opschrift op de rug van het vest: DEUS. Man draagt een grijze pet en zonnebril. De man heeft tijdens het pinnen zijn linkerhand voor zijn mond en heeft een sigaret in zijn linkerhand. Tevens is te zien dat de man om zijn linker ringvinger een goudkleurige ring draagt. De ring bestaat kennelijk voor een gedeelte uit kleine schakeltjes. Gezien deze kenmerken kan gesteld worden dat de pinner in Heerhugowaard en de pinner in Haarlem dezelfde persoon is.” [7]
Feit 3 (zaak 3)
Aangever [slachtoffer 17] heeft op 9 juli 2015 aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 6] te Zuidschermer, gepleegd op 9 juli 2016 tussen 12.45 en 15.45 uur, waarbij onder meer zijn Rabobankpinpas (met rekeningnummer [nummer] ) is gestolen. Hij heeft meteen de Rabobank gebeld en toen bleek er al € 5000,- te zijn gepind met zijn pinpas. [8] Op het transactieoverzicht dat als bijlage bij de aangifte is opgenomen staat vermeld dat op 9 juli 2015 drie keer een geldbedrag (€ 1500,-, € 1750 en € 1750,-) is opgenomen bij een geldautomaat in ‘Alkmaar e.o.’ en één keer een geldbedrag (€ 1250,-) bij een geldautomaat is opgenomen in ‘Alkmaar e.o. 1841EB36 STOM”. [9]
Na telefonisch contact met de afdeling fraude van de Rabobank bleek dat er op 9 juli 2015
omstreeks 15:36 uur met voornoemde bankpas
(161785352) een transactie bij geldautomaat (1814JP8) van de Rabobank gevestigd aan de Frederik Hendriklaan 8 te Alkmaar is gedaan. Daarbij is een bedrag van € 5000,- opgenomen. Tevens had er eerder die dag (rond 14.50 uur) met de weggenomen bankpas een transactie plaatsgevonden op de Dres 36 te Stompetoren. Daarbij was een bedrag van 1250 euro opgenomen. [10] De camerabeelden van deze pintransacties zijn door verbalisant [verbalisant 2] bekeken. Verbalisant [verbalisant 2] ziet op de beelden van de Rabobank, vestiging Alkmaar, een man, gekleed in een lichtblauwe spijkerbroek en een donkerblauwe sweater met capuchon voorzien van witte letters ‘ADIDAS’. De man heeft een zonnebril op, draagt een platte pet en lichtgekleurde schoenen. In zijn linkerhand heeft hij een sigaret die hij voor zijn mond houdt. Om zijn linkerringvinger draagt hij een opvallende goudkleurige ring. [11] Op de beelden van Stompetoren ziet hij een man, gekleed in een donkere sweater met capuchon met opschrift op borsthoogte ‘ADIDAS’, hij draagt een platte pet, een goudkleurige ketting, licht gekleurde schoenen, licht blauwe spijkerbroek. Met de linkerhand houdt hij een sigaret voor zijn mond. [12]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft voornoemde beelden ook bekeken en in een overkoepelend proces-verbaal herkenning hieromtrent het volgende gerelateerd:
“Pinner Stompetoren betreft: Man, gekleed in blauw shirt. Op de borst grote witte letters het woord ADIDAS. De man draagt een pet en heeft een zonnebril op. De man houdt tijdens het pinnen zijn linkerhand voor zijn mond/gezicht. Hij heeft een sigaret in zijn linkerhand. Heeft schoenen aan waarvan onderkant licht van kleur is. (Gelijk aan de schoenen in zaak 2)” [13] (aan verdachte ten laste gelegd als feit 2).
“Pinner Alkmaar betreft: Man, gekleed in blauw shirt. Op de borst grote witte letters het woord ADIDAS. De man draagt een pet en heeft een zonnebril op. De man houdt tijdens het pinnen zijn linkerhand voor zijn mond/gezicht. Hij heeft een sigaret in zijn linkerhand. Aan zijn linkerhand, om zijn ringvinger draagt de man een goudkleurige ring. De ring bestaat uit kleine schakels. Gezien deze kenmerken kan gesteld worden dat de pinner in Stompetoren en de pinner in Alkmaar dezelfde persoon is. Gezien de kenmerkende pinhouding (linker hand voor de mond met sigaret in hand), met pet en zonnebril en dezelfde (soort) ring om de linker ringvinger alsmede de witte rand aan de onderzijde
van de schoenen, kan gesteld worden dat het hier dezelfde pinner betreft als in zaak 2. [14] (aan verdachte ten laste gelegd als feit 2)
Feit 4 (zaak 4)
Aangever [slachtoffer 4] heeft op 8 juni 2015, mede namens [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] (broer van aangever en samen met aangever eigenaar van de melkveehouderij [slachtoffer 6] ), aangifte gedaan van inbraak in zijn woning op het bedrijventerrein aan de Abbekesdoel 80a te Bleskensgraaf, gepleegd in de periode 23 mei 2015 en 5 juni 2015, waarbij onder meer een Rabobankpinpas (met rekeningnummer [nummer] t.n.v. [slachtoffer 6] ) is gestolen. Pas op 5 juni 2015 ontdekte aangever dat deze pinpas is gestolen en dat er – zonder toestemming van aangever of zijn broer – (onder meer) de volgende bedragen van deze rekening waren afgeschreven:”
  • 1 juni 2015 om 12.55 uur 1200 euro bij de Rabobank in Sliedrecht.
  • 1 juni 2015 om 13.23 uur 1000 euro bij Rabobank Alblasserdam
  • 2 juni 2015 te 11.39 (1750), 11.40 (1750) en 11.41 (1500) uur drie maal bij de Rabobank in Haarlem een totaalbedrag van 5000 euro.. [15]
Op het transactieoverzicht dat als bijlage bij de aangifte is opgenomen worden dezelfde bedragen en tijdstippen genoemd. [16]
Vervolgens zijn de camerabeelden die zijn gemaakt van voornoemde pintransacties opgevraagd bij de Rabobank. Verbalisant [verbalisant 3] heeft deze beelden bekeken en geconcludeerd dat de pinner op deze beelden één en dezelfde persoon is, gekleed in een dikke jas, zonnebril en petje op het hoofd. [17]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft voornoemde beelden ook bekeken en in een overkoepelend proces-verbaal herkenning hieromtrent het volgende gerelateerd:
“Pinner Alblasserdam: Man, gekleed in een donkerkleurige jas met capuchon of grote kraag. De jas is voorzien van een opvallend grote sluiter van de rits. De rits loopt schuin weg over de schouders. De man heeft een ongeschoren uiterlijk. De man draagt een pet en zonnebril. De man kijkt eerst recht in de bewakingscamera. Hij houdt zijn mond stijf dicht, lippen op elkaar. De man heeft op een gegeven moment zijn linkerhand voor zijn mond. Er is dan te zien dat de man een goudkleurige ring om de ringvinger van zijn linkerhand draagt. De ring bestaat uit kleine schakeltjes overgaande in een glad gedeelte. Bij het uitnemen van het geld uit de automaat is de rechterhand van de man ook te zien. De man
draagt aan de ringvinger van zijn rechterhand ook een goudkleurige ring. Dit betreft een gladde ring met mogelijk een steentje’ er in. Op de ringvinger van zijn rechterhand, onder zijn ring, heeft de man een tatoeage.
Pinner Sliedrecht: Betreft hier zwart/wit beelden. Man gekleed in jas met capuchon of grote kraag. Man draagt een zonnebril en pet. De zonnebril heeft dezelfde vorm als de zonnebril van de pinner in Alblasserdam. De pinner heeft zijn rechterhand voor zijn mond en in zijn rechterhand heeft hij een sigaret. Om de ringvinger van zijn rechterhand draagt hij kennelijk een ring.
Pinner Haarlem: Man gekleed in lichtblauw/grijs gekleurd vest/shirt. Shirt is voorzien van een capuchon. Tevens is een wit danwel lichtkleuring koordje zichtbaar nabij de capuchon. De man draagt een zonnebril en een grijs kleurige pet. Tijdens het pinnen houdt de man zijn linkerhand voor zijn mond/gezicht. Om zijn linker ringvinger draagt hij een ring. Deze ring bestaat uit kleine schakeltjes. De man draagt tevens een ring om de ringvinger van zijn rechterhand. Dit betreft een ring met een plat gedeelte waarin kennelijk een steentje zit. Vanaf dit platte gedeelte vertoont de ring kleine schakeltjes en loopt taps naar de onderkant toe waarna de schakeltjes over gaan in een dunner en glad gedeelte. De man heeft onder de ring een tatoeage op zijn rechter ringvinger.
Het vest en de pet welke de man draagt tijdens het pinnen in Haarlem zijn gelijksoortig aan het vest en de pet welke door de pinner in Heerhugowaard (zaak 2) wordt gedragen. De ring welke de man aan zijn linker ringvinger draagt is gelijksoortig aan de ring welke de pinner in Haarlem (zaak 2), Alkmaar (zaak 3) en Alblasserdam (zaak 4) draagt. De zonnebril welke de man draagt tijdens het pinnen in Alblasserdam en Haarlem betreft de zelfde zonnebril danwel zijn gelijksoortig aan elkaar. Tevens betreft dit dezelfde danwel gelijksoortige zonnebril als de pinner in Haarlem (zaak 2) en Alkmaar (zaak 3)
Gezien deze kenmerken van de pinner kan gesteld worden dat dit meer dan vermoedelijk dezelfde pinner is als in de hiervoor gerelateerde zaken.” [18] (de rechtbank begrijpt de zaken 2 en 3).
Feit 5 (zaak 5)
Aangeefster [slachtoffer 7] heeft op 2 februari 2016 mede namens [bedrijf] en [slachtoffer 8] (eigenaar van [bedrijf] en echtgenoot van [slachtoffer 7] ) aangifte gedaan van inbraak in een bedrijfspand aan de [adres 7] in Spierdijk, gepleegd op 2 februari 2016 tussen 14.10 uur en 15.00 uur, waarbij onder meer een Rabobankpas t.n.v. [bedrijf] was weggenomen (bankpas [nummer] ). Vervolgens hebben aangevers op internet gezien dat er met de gestolen pinpas geld is gepind. [19] Zij hebben een screenshot gemaakt van het transactieoverzicht op internet en dit als bijlage aan de aangifte gehecht. Op dit transactieoverzicht staat vermeld dat op 2 februari 2016 bij een geldautomaat in ‘Westfriesland 1715EB1” drie keer een geldbedrag is opgenomen, te weten € 1500,- om 14.43 uur, € 1750,- om 14.43 uur en € 1750,- om 14.42 uur. [20]
Vervolgens zijn de camerabeelden die zijn gemaakt van voornoemde pintransacties opgevraagd bij de Rabobank. De transacties blijken te hebben plaatsgevonden bij een geldautomaat in Spanbroek. [21] In de tijdstippen van de verkregen camerabeelden en de tijdstippen van de pintransactie zit een tijdverschil van 12 a 13 minuten. Uit navraag bij de Rabobank is gebleken dat de tijd van de camera van de geldautomaat niet gelijk loopt met de pintransactie; er is sprake van een verschil van 12 a 13 minuten. De uitgeleverde beelden betreffen echter wel de beelden van bedoelde transacties met bankpas [nummer] . [22] Verbalisant [verbalisant 1] heeft deze beelden bekeken en in een overkoepelend proces-verbaal herkenning hieromtrent het volgende gerelateerd:
“Man gekleed in donkere jas. Jas heeft een opvallend grote sluiter van de rits. De man draagt een pet en een zonnebril. Bij het rechteroor van de man is te zien dat de pet aan de achterzijde een riempje heeft. De man heeft een sigaret in zijn mond. Om de ringvinger van zijn rechterhand draagt de man een goudkleurige ring kennelijk met een steentje er in. Onder de ring lijkt een tatoeage zichtbaar. De jas welke de man draagt heeft grote overeenkomsten met de jas welke de pinner draagt bij de geldopname van de pinner in Alblasserdam. (zaak 4) De zonnebril welke de man draagt heeft dezelfde vorm als de zonnebril van de pinner in Alblasserdam. De ring welke de man om zijn rechter ringvinger draagt vertoont grote gelijkenis met de ring welke de pinner in Alblasserdam draagt. Gezien deze kenmerken van de pinner kan gesteld worden dat dit meer dan vermoedelijk dezelfde pin net is als in de
hiervoor gerelateerde zaken” [23] (de rechtbank begrijpt de zaken 2 tot en met 4).
Feit 6 (zaak 6)
Aangever [slachtoffer 9] heeft op 11 juni 2015 aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning
aan de [adres 8] te Putten, gepleegd op 11 juni 2015 tussen 13.00 uur en 17.00 uur, waarbij onder meer een INGpinpas ( [nummer] ) van zijn oma is weggenomen. Met de gestolen bankpas is in totaal € 7500,- opgenomen. [24] In een bankafschrift van genoemde rekening t.n.v. [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] ), die als bijlage bij de aangifte is gevoegd, staat onder meer vermeld dat:
  • op 11 juni 2015 te 16.22 uur een geldbedrag van € 250,- is opgenomen bij de ‘Rabo Gelderse Vall”
  • op 13 juni 2015 te 00.21 uur een geldbedrag van € 1000,- is opgenomen bij de ‘ING bank Zwolle”.
Op 13 augustus 2015 werd er op de internetsite van de politie door Rabobank Gelderse Vallei de tip gegeven dat het signalement van een pinner op de beelden in de zaak met nummer 2015168051 (de rechtbank begrijpt zaak 3 die als feit 3 op de tenlastelegging staat) overeenkomt met het signalement van een pinner in de zaak met 20l5282599 (de rechtbank begrijpt zaak 6 die als feit 6 op de tenlastelegging staat). De tip luidde als volgt:
“De man draagt hetzelfde sweatshirt met de tekst Adidas. Draagt dezelfde zonnebril, ook de ring aan de linkervinger is identiek. De man houdt wederom zijn linkerhand voor zijn gezicht ter afscherming voor herkenning.”.Vervolgens heeft verbalisant [verbalisant 2] de beelden van de pintransactie op 11 juni 2015 bij Rabobank Gelderse Vallei opgehaald in Putten. Tevens heeft hij beelden ontvangen van de ING Zwolle betreffende de transactie op 13 juni 2015 en concludeert:
“Op deze beelden was te zien een manspersoon met hetzelfde signalement als in Alkmaar, Stompetoren(de rechtbank begrijp zaak 3)
en Voorthuizen” (de rechtbank begrijpt zaak 6). [26] In een aanvullend proces-verbaal merkt [verbalisant 2] nog op dat de betaalautomaat van de Rabobank Gelderse Vallei is gevestigd op de Van den Berglaan 2 te Voorthuizen. [27]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft voornoemde beelden ook bekeken en in een overkoepelend proces-verbaal herkenning hieromtrent het volgende gerelateerd:
“Pinner Voorthuizen: Man gekleed in een donkerkleuring shirt met het opschrift ADIDAS in grote witte letters op de voorzijde van het shirt. Man draagt een pet en een zonnebril. On de ringvinger van zijn linkerhand draagt hij een opvallende goudkleurige ring. Tijdens het pinnen houdt de man zijn linkerhand voor zijn mond/gezicht. Het shirt betreft een zelfde shirt als het shirt van de pinner in Alkmaar. (zaak 3)
Pinner Zwolle: Man gekleed in donkerkleuring shirt met het opschrift ADIDAS in grote witte letters op de voorzijde van het shirt. Man draagt een pet en een zonnebril. De man draagt aan de ringvinger van zijn linkerhand een opvallende ring. De ring bestaat uit kleine schakeltjes. Tijdens het pinnen heeft de man zijn linkerhand voor zijn mond/gezicht.
Het shirt betreft een zelfde shirt als de pinner in Voorthuizen (zaak 6) en de pinner in Alkmaar (zaak 3). De bril is van dezelfde vorm als die van de pinner in Alblasserdam (zaak 4) en Spanbroek (zaak 5). De ring welke de man aan zijn linker ringvinger draagt is gelijksoortig aan de ring welke de pinner in Haarlem (zaak 2) en Alkmaar en Stompetoren (zaak 3) en Alblasserdam (zaak 4) draagt. Tevens kan niet uitgesloten dat dit dezelfde ring betreft als bij de pinner hierboven in Voorthuizen. Gezien deze kenmerken van de pinner kan gesteld worden dat dit meer dan vermoedelijk dezelfde pinner is als in de hiervoor gerelateerde zaken” [28] (de rechtbank begrijpt de zaken 2 tot en met 5).
Feit 7 (zaak 7)
Aangever [slachtoffer 12] heeft op 25 november 2015 aangifte gedaan van diefstal van zijn Rabobank pinpas ( [nummer] ), gepleegd tussen 15 november 2015 en 21 november 2015. Aangever heeft van de Rabobank vernomen dat er op 17 november 2015 geldbedragen waren gepind met zijn gestolen pinpas. Hij is vervolgens naar de Rabobank gegaan en heeft een uitdraai gekregen van deze transacties:”
  • € 1750,- Westfriesland 1715EB1 17-11-2015
  • € 1750,- Westfriesland 1715EB1 17-11-2015
  • € 1500,- Westfriesland 1715EB1 17-11-2015” [29]
Dit transactie overzicht [30] is als bijlage bij de aangifte opgenomen.
Vervolgens zijn de camerabeelden die zijn gemaakt van voornoemde pintransacties opgevraagd bij de Rabobank. De transacties blijken te hebben plaatsgevonden bij een geldautomaat in Spanbroek. [31] Later is uit onderzoek gebleken dat voornoemde transacties hebben plaatsgevonden om 13.48 uur (2x € 1750,-) en 13.49 (€ 1500,-). In de tijdstippen van de verkregen beelden en de tijdstippen van de pintransactie zit een tijdverschil van ongeveer 12 minuten. Uit navraag bij de Rabobank is gebleken dat de tijd van de camera van de geldautomaat ongeveer 12 minuten achter liep op de juiste tijd. [32] Verbalisant [verbalisant 1] heeft deze beelden bekeken en in een overkoepelend proces-verbaal herkenning hieromtrent het volgende gerelateerd:
“Man gekleed in een donkerkleurige jas met capuchon. Jas heeft een opvallend grote sluiter van de rits. De man heeft de capuchon op zijn hoofd en heeft daaronder een petje. Tijdens het pinnen houdt de man zijn linkerhand voor zijn mond/gezicht. In deze hand heeft de man een sigaret. Aan de ringvinger van zijn linkerhand draagt de man een opvallende goudkleurige ring. Dit lijkt een gladde ring te zijn. Kennelijk draagt de man ook aan de ringvinger van zijn rechterhand een ring. De jas van de man betreft een zelfde soort jas als de jas van de pinner in Alblasserdam (zaak 4) en Spanbroek (zaak 5). Gezien deze kenmerken van de pinner kan gesteld worden dat dit meer dan vermoedelijk dezelfde pinner is als in de hiervoor gerelateerde zaken” [33] (de rechtbank begrijpt de zaken 2 tot en met 6).
Feit 9 (zaak 10)
Aangeefster [slachtoffer 15] heeft op 10 juli 2015 aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres 9] te Rijpwetering, waarbij onder meer een Rabobank pinpas ( [nummer] t.n.v. [slachtoffer 15] en J.R.M. [slachtoffer 16] ) is weggenomen. Op 7 juli 2015 om 17.31 uur werd er met de gestolen pinpas een bedrag van € 1250,- gepind door een onbekend persoon. [34] Deze transactie staat tevens vermeld op het bankafschrift [35] van deze rekening dat als bijlage bij de aangifte is gevoegd. De geldopname heeft plaatsgevonden bij een geldautomaat van de Rabobank Haarlem en omstreken.
Vervolgens zijn de camerabeelden die zijn gemaakt van voornoemde pintransactie opgevraagd bij de Rabobank. De transactie blijkt te hebben plaatsgevonden bij een geldautomaat in aan de Nassaulaan 2B te Haarlem. [36] Verbalisant [verbalisant 1] heeft deze beelden bekeken en in een overkoepelend proces-verbaal herkenning hieromtrent het volgende gerelateerd:
“Man gekleed in een shirt vermoedelijk met capuchon. Man draagt een zonnebril en een pet. Tijdens het pinnen heeft de man zijn linkerhand voor zijn mond/gezicht. De man heeft een sigaret in zijn linkerhand. De zonnebril is van gelijkend model als de zonnebril van de pinner in Haarlem (zaak 2), Alkmaar (zaak 3), Alblasserdam (zaak 4), Spanbroek (zaak 5), Voorthuizen en Zwolle (zaak 6), Zwolle en Voorthuizen (zaak 6). Gezien deze kenmerken van de pinner kan gesteld worden dat dit meer dan vermoedelijk dezelfde pinner is als in de hiervoor gerelateerde zaken [37] (de rechtbank begrijpt de zaken 2 tot en met 7).
De persoon op de verschillende beelden is steeds dezelfde persoon
Zoals hierboven per feit reeds uiteen is gezet heeft verbalisant [verbalisant 1] in alle zaken het beschikbare camerabeeldmateriaal van de pintransacties bekeken en omschreven in een (aanvullend)
overkoepelend proces-verbaal. Na beschrijving van alle camerabeelden komt [verbalisant 1] tot de conclusie dat meer dan vermoedelijk steeds dezelfde persoon aan het pinnen is. Hij motiveert deze conclusie onder verwijzing naar
  • de ‘pinhouding’ (De pinner heeft op diverse beelden zijn hand op een bepaalde manier voor zijn mond. Soms met een sigaret in zijn hand. Kortgezegd de modus operandi is telkens hetzelfde.)
  • de overeenkomende kleding (jas, pet en zonnebril)
  • de ringen van de pinner (meerdere malen is op de beelden een ring te zien aan de linker ringvinger. Dit is een goudkleurige ring die een glad gedeelte heeft dat overgaat in schakeltjes. Om de rechter ringvinger draagt hij ook telkens een ring. Deze ring heeft een plat gedeelte met een steentje er in. Vanaf dat platte gedeelte vertoont de ring kleine schakeltjes waarna de schakeltjes overgaan in een dunner glad gedeelte.
De conclusie van [verbalisant 1] wordt ten aanzien van een aantal zaken ondersteund door waarnemingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] zoals hierboven weergegeven.
Herkenning van verdachte als de persoon op de verschillende beelden
Verdachte is op 19 mei 2016 door de politie eenheid Oost-Nederland aangehouden in verband met de verdenking van een woninginbraak in Kuinre. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben hem als verdachte gehoord. In verband met deze aanhouding kregen verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] enkele afbeeldingen toegezonden door het onderzoeksteam Woninginbraken te Alkmaar. Het ging om de afbeeldingen met als onderschrift: zaak Bleskensgraaf 1-6-2015, zaak Spierdijk 2-2-2016, Zuid-Schermer 9-7-2015, Zaak Putten 11-6-2015 en Heerhugowaard 17-6-2015 (de rechtbank begrijpt de camerabeelden in respectievelijk de zaken 4, 5, 3, 6 en 2). Na bestudering van de beelden herkenden [verbalisant 4] en [verbalisant 5] de persoon op de afbeeldingen als verdachte, zijnde de persoon die zij kort daarvoor als verdachte hadden gehoord. Voorts hebben zij hem gezien en gesproken op 23 mei 2016 in het cellencomplex van de politie. Zij verbaliseerden op 23 mei 2016 met betrekking tot de herkenning als volgt:
“Wij zagen met betrekking tot afbeelding met bijschrift Zaak Bleskensgraaf 01-06-2015 en Zaak Spierdijk 02-02-2016 en Zaak Zuid-Schermer, het volgende:
  • De persoon op de foto heeft een moedervlek op de linkerzijde van zijn kin. [verdachte] heeft een moedervlek welke overeenkomt met de persoon op de foto. De plek van de moedervlek en de grootte komen overeen.
  • De persoon op de foto heeft volle lippen. De lippen van [verdachte] komen sterk overeen met de persoon op de foto.
  • De vorm van de oren van [verdachte] komen overeen met de oren van de persoon op de afbeelding. Beide personen hebben een afwijkend knikje net boven de oorlel.
  • De baard en baardgroei komen overeen met [verdachte] en met de persoon op de afbeelding. Onder de neus is een verticaal streepje te zien waar geen haar groeit. Dit is te zien op de foto en op het gezicht van [verdachte] . Tevens is aan de rechterzijde van de kin een plek waar geen haar groeit. De plek en de vorm komen overeen met [verdachte] en de persoon op de afbeelding.
  • De vorm van de neus [verdachte] komt overeen met de persoon op de afbeelding. Deze heeft een soortgelijke bolling.
Wij zagen met betrekking tot de afbeeldingen met bijschrift Zaak Spierdijk 02—02—2016, Zaak Zuid-Schermer 09-07-2015, Zaak Putten 11-06-2015 het volgende:
  • De persoon op de afbeeldingen draagt een ring aan zijn ringvinger van zijn rechter hand. Deze ring bestaat uit kleine schakeltjes en een plat gedeelte in vorm van een vierkant. Wij, verbalisanten, zagen, vandaag 23 mei 2016, dat [verdachte] in zijn fouillering een gouden ring had. Deze gouden ring is voorzien van schakeltjes en een plat gedeelte met steentjes in de vorm van een vierkant. Deze ring komt overeen met de ring van de persoon op de afbeeldingen. Wij herkennen deze ring als een soortgelijke ring.
  • Tevens komt het uiterlijk van [verdachte] overeen met de persoon van de afbeeldingen. Het, zoals boven beschreven, afwijkende knikje boven de oorlel komt ook overeen. Op de bijgevoegde afbeeldingen zagen wij, verbalisanten, dat de persoon op de afbeelding een platte pet draagt. Tijdens de aanhouding van [verdachte] (in verband met de inbraak Kuinre) is een soortgelijke platte zwarte pet en een zwarte baseball cap aangetroffen. [39]
Overweging ten aanzien van het bewijs
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , op goede gronden tot de conclusie zijn gekomen dat de persoon op de (hierboven per feit genoemde) camerabeelden steeds dezelfde persoon is. De rechtbank overweegt hiertoe dat de foto’s in het dossier van goede kwaliteit zijn en dat er door de verbalisant(en) voldoende specifieke en onderscheidende (lichaams)kenmerken op de screenshots zijn waargenomen om tot een dergelijke vaststelling te komen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] de persoon op de hierboven genoemde camerabeelden hebben kunnen herkennen als verdachte. Anders dan de raadsman acht de rechtbank deze waarnemingen betrouwbaar. Zij hebben in de door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen inzicht gegeven in de door hen op de beelden waargenomen persoonskenmerken waaraan zij de verdachte herkennen. Voorts zijn verbalisanten uitgebreid ondervraagd bij de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en hebben helder aangegeven waarom en waaraan zij verdachte herkend hebben. Verbalisanten hebben verklaard dat zij ten minste een dag met verdachte in verhoor hebben gezeten en dat zij hem op de dagtekening van het proces-verbaal herkenning nog hebben gezien in het cellencomplex. Zij hadden zijn signalement derhalve goed voor ogen toen zij de herkenning hebben gedaan. Verbalisant [verbalisant 4] heeft verklaard dat zij bijna nooit een proces-verbaal van herkenning opmaakt en dat zij dit alleen doet wanneer ze 100% zeker is dat zij de persoon op de foto herkent. Zij heeft daaraan toegevoegd dat zij de foto’s digitaal heeft gezien en dat de kwaliteit daarvan in de regel beter is dan op papier.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van verdachte voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te worden gebruikt.
Eindconclusie:
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 2 tot en met 7 en 9 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstallen heeft begaan, op de wijze zoals hieronder onder het kopje ‘bewezenverklaring’ is aangeduid.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 tot en met 7 en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
2.
hij op 17 juni 2015 te Haarlem en Heerhugowaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 6250 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 3] en de (bij die bankpas horende) pincode;
3.
hij op 9 juli 2015 te Alkmaar en Stompetoren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 6250 euro, toebehorende aan [slachtoffer 17] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 17]
en de (bij die bankpas horende) pincode;
4.
hij in de periode van 1 juni 2015 tot en met 3 juni 2015 in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas
van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en de (bij die bankpas horende) pincode;
5.
hij op 2 februari 2016 te Spanbroek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 5000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 8] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 8] en de (bij die bankpas horende) pincode;
6.
hij in de periode van 11 juni 2015 tot en met 13 juni 2015 te Zwolle en Voorthuizen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1250 euro, toebehorende aan [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] en de (bij die bankpas horende) pincode;
7.
hij op 17 november 2015 te Spanbroek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 5000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 12] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 12] en de (bij die bankpas horende) pincode;
9.
hij op 7 juli 2015 te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1250 euro, toebehorende aan [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 15] en [slachtoffer 16] en de (bij die bankpas horende) pincode.
Hetgeen aan verdachte onder 2 tot en met 7 en 9 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde onder 2 tot en met 7 en 9 levert op, telkens:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

8.Motivering van de sanctie

9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
9.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde vermogensdelicten. Hij heeft met gestolen bankpassen en bijbehorende pincode bij verschillende geldautomaten grote geldbedragen opgenomen. Deze bankpassen waren op geraffineerde en professionele wijze gestolen uit verschillende woningen, verspreid over Nederland. De inbreker leek precies te weten waar de goed opgeborgen pinpas met bijbehorende pincode zich in de betreffende woning bevond. Direct na de inbraak, soms nog diezelfde dag, werd de gestolen bankpas door verdachte gebruikt om bij verschillende geldautomaten geld te pinnen. In sommige gevallen werd eerst nog de opname dag limiet van betreffende bankrekening verhoogd, zodat verdachte in staat werd gesteld om grote bedragen op te nemen. Aangezien deze transacties vrij kort na de inbraak hebben plaatsgevonden, kan het niet anders dan dat verdachte nauw moet hebben samengewerkt met de inbreker(s).
De rechtbank neemt verdachte zijn gedrag zeer kwalijk, nu hij daarmee slechts oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en hij met zijn gedragingen veel financiële schade en overlast heeft veroorzaakt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogens delicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 10 augustus 2016 van S. Blokdijk als reclasseringswerker verbonden aan Palier forensische & intensieve zorg. In dit rapport staat onder meer vermeld dat, gelet op het feit dat verdachte niet beschikt over een inkomen, met schulden kampt, er sprake lijkt van te zijn van middelenproblematiek en enige lijdensdruk bij verdachte lijkt te ontbreken, de kans op recidive als hoog wordt ingeschat. Voornoemd gebrek aan lijdensdruk en de beperkt aanwezige motivatie voor behandeling/begeleiding leiden volgens Palier tot een grote kans op onttrekking aan eventueel op te leggen voorwaarden. Indien verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Wat betreft de op te leggen hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank enerzijds aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, anderzijds bij rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval vergelijkbaar zijn.
Hoewel niet gesteld kan worden dat verdachte daadwerkelijk bij de inbraak betrokken is geweest en dit ook niet aan verdachte ten laste is gelegd, ziet de rechtbank - gelet op voornoemde nauwe samenwerking met de inbreker(s) - wel aanleiding om aansluiting te zoeken bij het de LOVS-oriëntatiepunten betreffende woninginbraak. Voor een recidivist van woningbraak geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Voor de 7 bewezenverklaarde feiten betekent dit een totale straf van 35 maanden. Straf verhogend is naar het oordeel van de rechtbank genoemde uiterst professionele handelwijze.
Al het voorgaande in aanmerking nemende, acht de rechtbank in het onderhavige geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

10.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank stelt voorop dat de hierna te noemen benadeelde partijen allen flinke schade hebben geleden als gevolg van de woninginbraak waarvan zij aangifte hebben gedaan. Hoewel niet gesteld kan worden dat verdachte daadwerkelijk bij de inbraken betrokken is geweest en dit ook niet aan verdachte ten laste is gelegd, ziet de rechtbank zoals hiervoor reeds overwogen bij de strafmotivering, wel een duidelijke samenhang met de inbraken. In het strafrecht is echter alleen ruimte voor een schadevergoeding van de schade die rechtstreeks is ontstaan door de bewezen geachte feiten, zodat alleen de schade betreffende de met de gestolen pinpas opgenomen geldbedragen voor vergoeding in aanmerking komt. Wat betreft de overige schade die is veroorzaakt door de inbraak kan geen rechtstreeks verband worden aangenomen en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1. is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10.2
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de waarde van persoonlijke bezittingen (ringen en een bloedkoralen armband) van de overleden echtgenote van [slachtoffer 3] .
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de gestelde schade het rechtstreeks gevolg is van het hiervoor in de rubriek bewezen verklaring onder 2. bewezen verklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10.3
Benadeelde partij [slachtoffer 17] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 17] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 6250,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het geldbedrag dat is opgenomen met zijn gestolen pinpas.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
10.4
Benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 4)
[slachtoffer 4] heeft als vertegenwoordiger van de [slachtoffer 6] als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding van € 9278,80 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • € 250,- zijnde 5 biljetten van € 50,- die zijn gestolen uit de woning;
  • € 9028,80, zijnde het met de gestolen bankpas opgenomen geldbedrag alsmede de met de gestolen bankpas gedane betalingen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 7200,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4. bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de schade met betrekking tot de biljetten van € 50,- het rechtstreeks gevolg is van het hiervoor in de rubriek bewezen verklaring onder 1. en verwijst daartoe naar de algemene overweging die aan het begin van deze paragraaf is opgenomen. Met betrekking tot de overige schade betreffende de gepinde geldbedragen is niet komen vast te staan dat deze bedragen door verdachte zijn opgenomen. Van deze pintransacties waren geen camerabeelden beschikbaar. De officier van justitie heeft de diefstal van deze bedragen ook niet aan verdachte ten laste gelegd.
10.5
Benadeelde partij [slachtoffer 7] (feit 5)
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1488,30 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het herstellen van de schade die is geleden als gevolg van de inbraak, alsmede beveiligingskosten.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de gestelde schade het rechtstreeks gevolg is van het hiervoor in de rubriek bewezen verklaring onder 5. bewezen verklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10.6
Benadeelde partij [slachtoffer 9] (feit 6)
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 12.887,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 6 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • € 6187,- ,zijnde het met de gestolen bankpas opgenomen geldbedrag alsmede de met de gestolen bankpas gedane betalingen;
  • € 6700,-, zijnde het contante geld dat is weggenomen bij de inbraak en niet is vergoed door de verzekering.
Daarnaast is verzocht om een vergoeding van proceskosten (in totaal € 340,-). Deze kosten zien op de reiskosten die zijn gemaakt om de zitting bij de wonen en de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om aangifte te doen en bij de zitting aanwezig te kunnen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 1250,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 6. bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Nu de door de benadeelde partij gevorderde kosten niet zijn betwist zal de rechtbank deze kosten vaststellen op € 340,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de schade met betrekking tot het gestolen contanten geld het rechtstreeks gevolg is van het hiervoor in de rubriek bewezen verklaring onder 6. en verwijst daartoe naar de algemene overweging die aan het begin van deze paragraaf is opgenomen. Met betrekking tot de overige schade betreffende de gepinde geldbedragen is niet komen vast te staan dat deze bedragen door verdachte zijn opgenomen. Van deze pintransacties waren geen camerabeelden beschikbaar.
10.7
Benadeelde partij [slachtoffer 13] (feit 8)
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 8. is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10.8
Benadeelde partij [slachtoffer 15] (feit 9)
De benadeelde partij [slachtoffer 15] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 16.110,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 9 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
  • € 1250,-, zijnde het met de gestolen bankpas opgenomen geldbedrag;
  • € 14.000,- zijnde het spaargeld dat uit de kluis is gestolen bij de inbraak;
  • € 50,- zijnde de waarde van 1 pak shell zegels;
  • € 110,- betreffende kentekens van 3 auto’s
  • € 700,- zijnde contant geld dat is gestolen uit een portemonnee bij de inbraak.
Daarnaast is verzocht om een vergoeding van proceskosten (in totaal € 378,-). Deze kosten zien op de reiskosten om de zitting bij de wonen en de kosten die de benadeelde partij en haar echtgenoot hebben gemaakt om bij de zitting aanwezig te kunnen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 1250,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 9. bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Nu de door de benadeelde partij gevorderde kosten niet zijn betwist zal de rechtbank deze kosten vaststellen op € 378,-.
10.9
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3, 4, 6 en 9 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte
onder feit 1 en feit 8is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de
onder 2 tot en met 7 en 9ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte
onder feit 2 tot en met 7 en feit 9meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de
onder 2 tot en met 7 en 9bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 6. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in de vordering
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 17]geleden schade tot een bedrag van
€ 6250,-, terzake materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 17] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 17]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 6250,-,vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
66 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 7200,-, terzake materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de [slachtoffer 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 6]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 7200,-,vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
71 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 7]niet ontvankelijk in de vordering
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 9]geleden schade tot een bedrag van
€ 1250,-, terzake materiele schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag € 1250,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 9] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 340,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 9] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 13]niet-ontvankelijk in de vordering
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 15]geleden schade tot een bedrag van
€ 1250,-, terzake materiele schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag € 1250,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 15] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 378,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 15]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1250,-,vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
22 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. A.F. van Hoorn, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Graag,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De genoemde schriftelijk stukken wordt slechts gebruikt in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 187-188.
3.Een geschrift, zijnde een rekeningafschrift t.n.v. [slachtoffer 3] , p. 190, gevoegd als bijlage bij de aangifte zoals weergegeven op p. 187-188.
4.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, p. 192
5.Proces-verbaal bevindingen, p. 197
6.Proces-verbaal bevindingen, p. 207
7.(aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 1-2
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 240-241
9.Een geschrift, zijnde een transactieoverzicht betreffende de rekening met nummer [nummer] t.n.v. [slachtoffer 17] , p.245, gevoegd als bijlage bij de aangifte zoals weergegeven op p.240-241
10.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, p. 254
11.Proces-verbaal bevindingen, p. 260
12.Proces-verbaal bevindingen, p. 260-261
13.(aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2
14.(aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2
15.Proces-verbaal aangifte, map 2, p. 6-9
16.Een geschrift, zijnde een transactieoverzicht betreffende de Rabobankrekening met nummer [nummer] t.n.v. [slachtoffer 6] map 2, p. 12-13 gevoegd als bijlage bij de aangifte zoals weergegeven in map 2, p. 6-9.
17.Proces-verbaal bevindingen, map 2, p. 62, 65 t/m 67
18.(aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2-3
19.Proces-verbaal aangifte, p. 286-288
20.Een geschrift, zijnde een screenshot van een digitaal transactieoverzicht betreffende de Rabobankbankrekening met nummer [nummer] t.n.v. [bedrijf] , p. 294, gevoegd als bijlage bij de aangifte op p. 286-288.
21.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, p. 299 en proces-verbaal verdenking, p. 301.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310
23.(aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 3
24.Proces-verbaal aangifte, p. 325-327
25.Een geschrift, zijnde een bankafschrift betreffende de ING bankrekening met nummer [nummer] t.n.v. [slachtoffer 10] , p. 330, gevoegd als bijlage bij de aangifte zoals weergegeven op p. 325-327.
26.Proces-verbaal bevindingen, p. 349
27.Aanvullend proces-verbaal (PL1100-2015168051-29), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , d.d. 1 september 2016
28.(aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 3-4
29.Proces-verbaal aangifte, p. 357-358
30.Een geschrift, zijnde een screenshot van een transactie overzicht betreffende de Rabobank bankrekening met nummer [nummer] t.n.v. [slachtoffer 12] , p. 360-361, gevoegd als bijlage bij de aangifte zoals weergegeven op p. 357-358
31.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, p. 362
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 367
33.(aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 4
34.Proces-verbaal aan (aanvullende) aangifte, p. 398
35.Een geschrift, zijnde een bankafschrift betreffende de Rabobank bankrekening met nummer ( [nummer] t.n.v. [slachtoffer 15] en J.R.M. [slachtoffer 16] , 400, gevoegd als bijlage bij de (aanvullende) aangifte zoals weergegeven op p. 398
36.Proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, p. 409
37.aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 5
38.aanvullend proces-verbaal) Overkoepelend proces-verbaal herkenning (20160830 1630 1439) d.d. 8 september 2016, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 15-16
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60-61