ECLI:NL:RBNHO:2016:9252

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
5305022 \ AO VERZ 16-251
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van werknemer in beveiligd gebied

In deze zaak heeft de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V. (KLM) een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, die in beveiligd gebied werkzaam was. De werknemer, die in 1997 in dienst trad, was teamlid Bagage Processen en had een vertrouwensfunctie waarvoor een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) en een Schipholpas vereist waren. De werknemer werd op 12 maart 2013 aangehouden op verdenking van overtredingen van de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. KLM heeft de loonbetaling stopgezet en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van verwijtbaar handelen, omdat de werknemer zijn VGB had verloren door zijn strafrechtelijke veroordeling op 11 maart 2016 voor het voorbereiden van de invoer van cocaïne.

De kantonrechter oordeelde dat de strafrechtelijke veroordeling van de werknemer onder verwijtbaar handelen valt in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, vooral gezien de vertrouwenspositie van de werknemer in het beveiligde gebied. De kantonrechter stelde vast dat KLM niet kon worden gevergd om de uitkomst van het hoger beroep van de werknemer af te wachten, en dat herplaatsing niet mogelijk was zonder een geldige VGB en Schipholpas. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 7 november 2016, en KLM werd vrijgesteld van het betalen van een transitievergoeding, aangezien er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, die ongelijk kreeg in het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5305022 \ AO VERZ 16-251
Uitspraakdatum: 7 november 2016
Beschikking in de zaak van:
de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V.,
gevestigd te Amstelveen
verzoekende partij
verder te noemen: KLM
gemachtigde: mr. O.J. Rote-deVries
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. J.S. Dallinga

1.Het procesverloop

1.1.
KLM heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 10 oktober 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [geboortedatum] , is op 15 juli 1997 in dienst getreden bij KLM. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van teamlid Bagage Processen, met een salaris van € 1.925,18 exclusief emolumenten bij een dienstverband van 80%. De CAO voor KLM Grondpersoneel Nederland is van toepassing.
2.2.
[werknemer] verrichtte zijn werkzaamheden als Teamlid Bagage Processen in beveiligd gebied. Als teamlid Bagage Processen hield [werknemer] zich bezig met het verzorgen van laad- en loswerkzaamheden zodanig dat bagage tijdig en correct bij vliegtuigen moest worden aangeleverd en opgehaald. De functie van [werknemer] is een vertrouwensfunctie in de zin van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo), waarvoor een door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) afgegeven Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) en een Schipholpas vereist is.
2.3.
De Schipholpas is een pas uitgegeven door AAS (Amsterdam Airport/ Schiphol Group). Met deze pas wordt toegang verkregen tot beveiligd gebied.
2.4.
Op personen die in het bezit worden gesteld van een Schipholpas zijn de Schipholregels van toepassing. Bijlage 1 bij de Schipholregels is de Regeling Toelating Schiphol (RTS). Tevens zijn van toepassing de Voorwaarden Schipholpas Personen.
2.5.
In artikel 10 lid 2 Wvo is bepaald dat werkgever de betrokken persoon zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de intrekking van de VGB, uit de vertrouwensfunctie dient te ontheffen.
2.6.
Op 12 maart 2013 is [werknemer] aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van overtreding van bepalingen uit de Opiumwet en het deelnemen aan een criminele organisatie.
2.7.
Op 16 maart 2013 zou [werknemer] werkzaamheden moeten verrichten voor KLM. Op 15 maart 2013 heeft zijn vriendin hem ziek gemeld.
2.8.
KLM heeft [werknemer] bij brief van 19 maart 2013 laten weten dat hij geen recht had op doorbetaling van loon en dat zijn loon dan ook werd stopgezet met ingang van de dag waarop [werknemer] in voorlopige hechtenis is genomen.
2.9.
Bij brief van 15 mei 2013 deelt KLM aan de strafrechtadvocaat van [werknemer] mede dat zij van Luchthaven Schiphol hebben vernomen dat gedurende het onderzoek dat door justitie is gestart geen Schipholpas verstrekt wordt aan [werknemer] .
2.10.
Op 4 september 2013 is het voorarrest van [werknemer] opgeheven.
2.11.
Op 6 november 2013 bericht KLM aan de advocaat van [werknemer] het volgende:
“ (…) Het ligt op de weg van [werknemer] om aan KLM nadere uitleg omtrent zijn gedragingen (handelen dan wel nalaten) te verschaffen, teneinde KLM te overtuigen dat hem geen blaam treft en KLM geen twijfels behoeft te hebben over zijn betrouwbaarheid. (…)
Ik verzoek [werknemer] dan ook met klem een nadere toelichting te geven. Indien [werknemer] ook dit weigert, is KLM het vertrouwen in [werknemer] volledig verloren.”
2.12.
Bij vonnis van 11 maart 2016 van deze rechtbank Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf is [werknemer] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden vanwege het samen met anderen schuldig maken aan meerdere voorbereidingshandelingen voor de invoer van in totaal zeven kilogram cocaïne en deelname aan een organisatie welke was gericht op het plegen van misdrijven zoals strafbaar gesteld bij de Opiumwet.
2.13.
[werknemer] is in hoger beroep gegaan van het vonnis.

3.Het verzoek

3.1.
KLM verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] :
Primair te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met
artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW.
Subsidiair op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het BW, in verbinding met
artikel 7:669 lid 3, onderdeel h BW.
Meer subsidiair op grond van op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het BW, in verbinding met
artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW.
3.2.
Aan het primaire verzoek legt KLM ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – dusdanig verwijtbaar handelen van de werknemer dat van KLM redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing daarvan heeft KLM het volgende naar voren gebracht. [werknemer] heeft verwijtbaar gehandeld doordat hij als gevolg van het strafbare feit waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt, de voor de uitoefening van zijn functie noodzakelijke VGB is kwijtgeraakt ten gevolge waarvan KLM hem niet meer feitelijk te werk kan stellen in zijn eigen functie. Het – verwijtbaar- handelen ligt volledig in zijn risicosfeer en is toerekenbaar verwijtbaar. [werknemer] wist althans had op de hoogte kunnen zijn dat hij niet meer door KLM tewerk gesteld kon worden op basis van de Schipholregels en de Bijlage daarvan zonder VGB en Schipholpas. Er is geen ruimte voor een minder vergaande maatregel. Dit ligt in het bijzonder niet in de rede nu KLM [werknemer] niet meer te werk mag stellen op basis van artikel 8 Wvo. Gezien het verwijtbare handelen en het feit dat KLM hem niet kan herplaatsen bij gebrek aan een geldige Schipholpas en VGB, ligt herplaatsing niet in de rede ex artikel 7:669 BW.
3.3.
Aan het subsidiaire verzoek legt KLM ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – andere omstandigheden die zodanig zijn dat van KLM in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.4.
Aan het meer subsidiaire verzoek legt KLM ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van KLM in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.5.
KLM verzoekt ten slotte om vast te stellen dat zij geen transitievergoeding verschuldigd is, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [werknemer] in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW.
3.6.
KLM biedt bewijs aan door het horen van getuigen.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[werknemer] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe – samengevat – aan dat het beroep op de e-grond dient te falen. De detentie heeft voor KLM kennelijk geen rol gespeeld bij haar wens om te komen tot een einde van de arbeidsovereenkomst. In de periode 12 maart 2013 tot de zomer van 2016 heeft KLM immers geen maatregelen getroffen om te komen tot een einde van de arbeidsovereenkomst. Ook andere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld het niet informeren door [werknemer] van zijn werkgever, zijn eerder geen aanleiding geweest om een ontbindingsverzoek in te dienen. Na de brief van 6 november 2013 heeft KLM namelijk op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat het al dan niet informeren door [werknemer] arbeidsrechtelijke consequenties zou hebben, hetgeen terecht is omdat [werknemer] niet anders of meer heeft kunnen vertellen dan hij heeft gedaan. [werknemer] heeft zijn positie niet misbruikt, heeft zich niet schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en heeft derhalve ook niet door een strafbaar feit de VGB en de Schipholpas verloren. Er is slechts sprake van een verdenking. Er is geen sprake van een onherroepelijke veroordeling. Het staat dus niet vast dat [werknemer] een strafbaar feit heeft gepleegd. Van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer kan dus niet worden gesproken.
4.3.
Ook bestaat er geen rechtvaardiging voor beëindiging op de h-grond. KLM onderbouwt de vermeende aanwezigheid van de h-grond met exact dezelfde stellingen als bij het vermeende verwijtbaar handelen in de zin van de e-grond door [werknemer] . Om exact dezelfde redenen als [werknemer] bij de weerlegging van de e-grond naar voren heeft gebracht, dient het beroep van KLM op de h-grond gepasseerd te worden, namelijk – kort gezegd- dat het gegeven van de onschuldpresumptie eraan in de weg staat. Een nieuwe Schipholpas zou zeker aan [werknemer] verstrekt worden. De KLM heeft dit in eigen hand. Bovendien maakt het bezit van een Schipholpas geen onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst. De VGB kan aan [werknemer] verstrekt worden zodra [werknemer] – in hoger beroep- vrijgesproken is van de verdenkingen. Het ontbreken van een Schipholpas en VGB zijn geen aanleiding geweest voor KLM om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat herplaatsing niet tot de mogelijkheden behoort. Vele functies vereisen niet een Schipholpas of een VGB.
4.4.
Van een verstoorde arbeidsverhouding is geen sprake. Het ontbreken van vertrouwen wordt door KLM volledig ingekleurd door het strafbare feit. Net als bij de bespreking en de weerlegging van de andere gronden door [werknemer] is ook ten aanzien van deze grond een dergelijke stelling onhoudbaar en in strijd met de onschuldpresumptie. [werknemer] wijst integraal naar het voorgaande. KLM heeft zich onvoldoende ingespannen de verhouding tussen partijen te herstellen, zou deze al verstoord zijn. Na oktober 2013 is er geen enkel contact meer geweest tussen KLM en [werknemer] . Ook om die reden dient het verzoek van KLM afgewezen te worden. [werknemer] heeft groot belang bij continuering van zijn dienstverband.
4.5.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [werknemer] een transitievergoeding vast te stellen van € 16.287,02 bruto.
4.6.
Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden verzoekt [werknemer] tevens bij de bepaling van de ontbinding een periode in acht te nemen die gelijk is aan de geldende opzegtermijn.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door KLM in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.4.
[werknemer] is bij vonnis van 11 maart 2016 van deze rechtbank (Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf) strafrechtelijk veroordeeld vanwege het zich samen met anderen schuldig maken aan meerdere voorbereidingshandelingen voor de invoer van in totaal zeven kilogram cocaïne en deelname aan een organisatie welke was gericht op het plegen van misdrijven zoals strafbaar gesteld bij de Opiumwet. Een dergelijke strafrechtelijke veroordeling valt naar het oordeel van de kantonrechter (zonder meer) onder verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Dit geldt temeer nu het een strafrechtelijke veroordeling betreft die verband houdt met de functie van [werknemer] als medewerker in het beveiligde gebied van Schiphol. KLM stelt zich terecht op het standpunt dat [werknemer] deze vertrouwenspositie heeft misbruikt.
5.5.
Het feit dat [werknemer] in hoger beroep is gegaan tegen zijn veroordeling maakt dit niet anders. KLM heeft terecht - met het oog op de onschuldpresumptie - de behandeling van de strafzaak afgewacht alvorens een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te dienen. Van KLM kan in redelijkheid niet worden gevergd de uitkomst van het hoger beroep af te wachten. Dit geldt temeer, nu [werknemer] niet heeft aangegeven dat en op welke gronden hij verwacht dat hij, anders dan om technische redenen, in hoger beroep zal worden vrijgesproken. Van KLM kan in redelijkheid niet worden gevergd dat zij gedurende het gehele hoger beroep- en eventuele cassatie traject bij de organisatie van haar werkprocessen rekening houdt met het slapend voortbestaan van het dienstverband met [werknemer] , en een mogelijke weder tewerkstelling. Dat KLM geen loonbetalingsverplichting (meer) heeft maakt dit niet anders.
5.6.
Nu de arbeidsovereenkomst met [werknemer] wordt ontbonden wegens verwijtbaar handelen zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW, ligt herplaatsing niet in de rede (artikel 7:669 lid 1, BW, slot). Nog daargelaten dat niet aannemelijk is geworden dat er passende functies zijn die [werknemer] bij gebreke aan een VGB en Schipholpas zou kunnen vervullen buiten het beveiligd gebied.
5.7.
Nu het verzoek tot ontbinding wordt ingewilligd dient het einde van de arbeids-overeenkomst te worden bepaald. De kantonrechter dient in beginsel de arbeidsovereenkomst te ontbinden tegen het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. Zij kan echter een eerder tijdstip bepalen als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen werknemer (artikel 7: 671b lid 8, onderdeel a en b BW).
5.8.
Voornoemde feiten en omstandigheden kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [werknemer] . Gelet hierop zal de kantonrechter het verzoek van KLM om de arbeidsovereenkomst onmiddellijk te ontbinden honoreren en de arbeidsovereenkomst ontbinden met ingang van heden. Uit het voorgaande volgt eveneens dat KLM op
grond van artikel 7: 673 lid 7, aanhef en onder c BW, geen transitievergoeding verschuldigd is.
5.9.
Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft KLM geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat hij ongelijk krijgt.
het tegenverzoek
5.11.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om KLM te veroordelen een transitievergoeding te betalen in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dit verzoek hoeft verder niet te worden behandeld, omdat daarop al is beslist in het verzoek.
5.12.
Ook het verzoek om bij de bepaling van de datum van de ontbinding een periode in acht te nemen die gelijk is aan de geldende opzegtermijn, hoeft niet verder te worden behandeld, omdat daarop al is beslist in het verzoek.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van [werknemer] , omdat hij ongelijk krijgt. Deze kosten worden tot op heden vastgesteld op nihil, omdat ten behoeve van het tegenverzoek geen zelfstandige proceshandelingen zijn verricht.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 7 november 2016;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van KLM tot en met vandaag vaststelt op € 517,00, te weten:
griffierecht € 117,00
salaris gemachtigde € 400,00 ;
het tegenverzoek
6.4.
wijst het verzoek af;
6.5.
veroordeelt [werknemer] tot betaling van de proceskosten, tot op heden aan de zijde van KLM vastgesteld op nihil;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. T.S. Pieters, kantonrechter en op 7 november 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter