ECLI:NL:RBNHO:2016:9141

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
C/15/249424/HA RK 16-189
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

Op 3 november 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland, afdeling privaatrecht, sectie Handel en Insolventie, te Alkmaar, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door Breton Limited tegen de rechters mr. P.E. van der Veen, mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. A.C. Haverkate. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid, omdat mr. Van der Veen een tijdelijke bestuurder had benoemd van de Stichting Loterijverlies.nl, die ook een relatie had met mr. Van der Veen. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechters te twijfelen. De rechtbank stelde vast dat er geen persoonlijke of zakelijke relatie bestond tussen mr. Van der Veen en de benoemde bestuurder, en dat de enkele omstandigheid dat beiden raadsheer-plaatsvervanger zijn bij hetzelfde gerechtshof niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De rechtbank benadrukte dat de subjectieve vrees van verzoekster niet voldoende was om tot wraking over te gaan. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 november 2016, waarbij de rechtbank het verzoek tot wraking afwees en het proces in de hoofdzaak voortgezet werd in de stand waarin het zich bevond.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/249424/HA RK 16-189
Beslissing van 3 november 2016
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
BRETON LIMITED
gevestigd en kantoor houdende te Guernsey (Verenigd Koninkrijk),
verzoekster,
advocaat mr. M. Raaijmakers.
Het verzoek is gericht tegen:
Mr. P.E. VAN DER VEEN,
Mr. S.M. JONGKIND-JONKER,
Mr. A.C. HAVERKATE,
hierna te noemen: de rechters.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 5 oktober 2016 schriftelijk de wraking verzocht van de rechters in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie Handel en Insolventie, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/241190/HA RK 16-55, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben ieder schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 3 november 2016. Verzoekster en de rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoekster is verschenen in de persoon van haar schriftelijk gemachtigde de heer
[gemachtigde], bijgestaan door mr. Raaijmakers voornoemd. Voorts is verschenen mr. Van der Veen, mede namens de andere rechters, die niet zijn verschenen.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. Het is verzoekster gebleken dat de door de rechtbank in de hoofdzaak tot tijdelijk bestuurder benoemde mr. [X] rechter is in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Mr. Van der Veen is in datzelfde hof rechter. Nu mr. Van der Veen en mr. [X] collega’s zijn, moet worden geoordeeld dat er sprake is van connexiteit tussen hen en heeft verzoekster er geen vertrouwen in dat de hoofdzaak op onafhankelijke en objectieve wijze behandeld zal worden.
Mr. Jongkind-Jonker en mr. Haverkate zijn mogelijk besmet geraakt door de connexiteit tussen mr. Van der Veen en mr. [X] en worden om die reden ook gewraakt.
Het gaat immers om de mogelijk gerechtvaardigde indruk van partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2.
Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek gebaseerd op het standpunt dat de rechtbank, met name mr. Van der Veen, zich er in de hoofdzaak van had moeten onthouden om mr. [X] tot tijdelijk bestuurder te benoemen van de stichting Stichting Loterlijverlies.nl. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zowel mr. Van der Veen als mr. [X] raadsheer-plaatsvervanger is in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zodat er sprake is van een persoonlijke en/of zakelijke relatie tussen beiden. Op grond van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties had mr. Van der Veen zich om die reden moeten onthouden van deze benoeming.
3.3.
Mr. Van der Veen heeft in haar reactie bevestigd dat zij sinds medio 2012 raadsheer-plaatsvervanger is in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Zij heeft verklaard dat zij in die hoedanigheid twee of drie keer deel heeft uitgemaakt van de meervoudige kamer in strafzaken, voor het laatst in 2013, dat zij nooit zittingen heeft gedaan met mr. [X] en dat zij er niet mee bekend was dat mr. [X] ook raadsheer-plaatsvervanger is in hetzelfde gerechtshof. Zij heeft aangevoerd dat haar enige contact met mr. [X] zich heeft voorgedaan toen hij nog voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak was. In die periode heeft zij tijdens een bijeenkomst in de nasleep van het Leeuwarder Manifest het woord tot hem gericht en zich kritisch uitgelaten over het functioneren van de Raad van de Rechtspraak.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak (hierna: de Leidraad) bepaalt in aanbeveling 2 onder meer dat wanneer een ‘overige procesdeelnemer’ (niet zijnde een directe procespartij) behoort tot de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van de rechter, dit deze rechter kan noodzaken tot het niet behandelen van die zaak. In de toelichting bij deze aanbeveling is vermeld dat het bestaan van een dergelijke persoonlijke of zakelijke relatie onder omstandigheden de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kan brengen.
3.5.
In de hoofdzaak is mr. [X] door de rechtbank benoemd tot tijdelijk bestuurder en in die hoedanigheid zou hij kunnen worden aangemerkt als ‘overige procesdeelnemer’ in de zin van de Leidraad. Niet is echter gebleken dat mr. [X] behoort tot de persoonlijke kennissenkring van mr. Van der Veen. Evenmin is gebleken dat mr. [X] behoort tot de zakelijke kennissenkring van mr. Van der Veen. De enkele omstandigheid dat beiden raadsheer-plaatsvervanger zijn bij hetzelfde gerechtshof maakt nog niet dat van een dergelijke zakelijke relatie kan worden gesproken. Door mr. Van der Veen is expliciet verklaard dat zij zelfs niet op de hoogte was van de omstandigheid dat mr. [X] plaatsvervanger is bij hetzelfde gerechtshof.
Ook het door mr. Van der Veen gemelde eenmalige contact tijdens een bijeenkomst maakt niet dat mr. [X] tot haar zakelijke kennissenkring behoort.
De rechtbank wijst er overigens op dat indien een ‘overige procesdeelnemer’ wel tot de zakelijke kennissenkring van de rechter behoort daarmee niet is gegeven dat er een noodzaak is tot het niet behandelen van de zaak. Het hangt dan van de omstandigheden af.
3.6.
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat niet is gebleken dat mr. Van der Veen jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert. Gelet op dit oordeel kan er ook geen sprake van zijn dat mr. Jongkind-Jonker en mr. Haverkate ‘besmet’ zijn geraakt door mr. Van der Veen, zodat de subjectieve toets ook ten aanzien van hen geen grond voor wraking oplevert.
3.7.
Afgezien van wat hierboven is behandeld, zijn ten aanzien van geen van de rechters overige omstandigheden gesteld of gebleken die grond geven voor het oordeel dat vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat ook de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
3.8.
Nu de feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van haar verzoek naar voren heeft gebracht, geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, zal het verzoek worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechters af,
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster en de rechters een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team Handel en Insolventie, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. C.M. van Wechem en mr. M.S. Lamboo, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2016. [1]
griffier voorzitter

Voetnoten

1.Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.