ECLI:NL:RBNHO:2016:9098

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
15/860226-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord op echtgenoot met voorbedachte raad en vrijspraak voor wegmaken lijk

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 november 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van medeplegen van moord op haar echtgenoot [S]. De rechtbank achtte het medeplegen van moord bewezen, waarbij [verdachte] een belangrijke rol speelde in de voorbereiding en uitvoering van het delict. De feiten vonden plaats op 26 augustus 2015 op een camping op de Afsluitdijk, waar [S] door [J] werd omgebracht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte raad, aangezien [verdachte] en [J] samen plannen hadden gemaakt om [S] om het leven te brengen. De rechtbank verwierp het beroep op vrijwillige terugtred en psychische overmacht, omdat niet was aangetoond dat [verdachte] onder dwang handelde. De rechtbank sprak [verdachte] vrij van medeplichtigheid aan het wegmaken van het lijk, maar oordeelde dat haar bijdrage aan de moord voldoende was voor een veroordeling. Uiteindelijk werd [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaar. De rechtbank kende ook schadevergoedingen toe aan de nabestaanden van [S].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860226-15 (P)
Uitspraakdatum: 4 november 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 april, 26 mei, 1 juli, 25 augustus, 27 en 28 september, 3, 4, 5, 12 en 21 oktober 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Zwolle.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Visser en van hetgeen verdachte en haar achtereenvolgende raadslieden mr. G.R. Stoeten, mr. E.J. Kuiters en mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
(moord in vereniging)
zij in of omstreeks de periode van 25 tot en met 26 augustus 2015 te Hippolytushoef en/of Slootdorp, gemeente Hollands Kroon, en/of te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte raad [S] door het aanwenden van uitwendig (samen)drukkend geweld op de hals (verwurging) en/of stomp botsend geweld op de hals (slaan, stompen) en/of uitwendig geweld op de mond/neus/tong (smoren, slaan, verstikking) van het leven heeft beroofd;
Subsidiair
(doodslag in vereniging)
zij op of omstreeks 26 augustus 2015 te Hippolytushoef en/of Slootdorp, gemeente Hollands Kroon, en/of te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [S] door het aanwenden van uitwendig (samen)drukkend geweld op de hals (verwurging) en/of stomp botsend geweld op de hals (slaan, stompen) en/of uitwendig geweld op de mond/neus/tong (smoren, slaan, verstikking) van het leven heeft beroofd;
Meer Subsidiair
(medeplichtigheid aan moord/doodslag in vereniging)
[J] en/of [M] in of omstreeks de periode van 25 tot en met 26 augustus 2015 te Hippolytushoef en/of Slootdorp, gemeente Hollands Kroon, en/of te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte raad [S] door het aanwenden van uitwendig (samen)drukkend geweld op de hals (verwurging) en/of stomp botsend geweld op de hals (slaan, stompen) en/of uitwendig geweld op de mond/neus/tong (smoren, slaan, verstikking) van het leven hebben/heeft beroofd,
bij/tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 25 en 26 augustus 2015 te Hippolytushoef en/of Slootdorp, gemeente Hollands Kroon, en/of te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, doordat zij - met die [J] heeft gesproken over het voornemen die [S] van het leven te beroven,
- navraag heeft gedaan naar iemand die deze [S] van het leven zou kunnen/willen beroven,
- ( met die [J] ) op zoek is gegaan naar iemand die deze [S] van het leven zou kunnen/willen beroven,
- ( meermalen) (telefonisch) contact heeft onderhouden en/of afspraken heeft gemaakt met die [J] en/of met die [M] en/of instructies heeft gegeven aan die [J] en/of aan die [M] (onder meer over (ieders) aanwezigheid op/nabij de camping op de Afsluitdijk),
- die [S] (met een door haar bestuurde auto) (met een voorwendsel) heeft meegenomen en/of vervoerd naar de camping op de Afsluitdijk, en/of
- die [S] naar/in een schuurtje bij een stacaravan (een 'bijhok') heeft gebracht en/of gehouden;
Feit 2
Primair
(onttrekken van een lijk aan nasporing)
zij op of omstreeks 27 augustus 2015 te Hippolytushoef en/of Slootdorp, gemeente Hollands Kroon, en/of te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [S] , heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt door
- het stoffelijk overschot van die [S] in een dekzeil en een plastic zak te verpakken,
- het stoffelijk overschot van die [S] in een auto/camper te laden en met die auto/camper van (de camping te) Breezanddijk naar de gemeente Hollands Kroon te vervoeren en/of
-(vervolgens) het stoffelijk overschot van die [S] (verzwaard met een tegel) in het water van het Amstelmeerkanaal (Voorboezem) te gooien,
zulks (telkens) met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden van die [S] , te weten dat die [S] (door verwurging, geweld en/of verstikking) om het leven is gebracht, te verhullen;
Subsidiair
(medeplichtigheid aan onttrekken van een lijk aan nasporing)
[J] en/of [M] op of omstreeks 27 augustus 2015 te Hippolytushoef en/of Slootdorp, gemeente Hollands Kroon, en/of te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [S] , hebben/heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt door
- het stoffelijk overschot van die [S] in een dekzeil en een plastic zak te verpakken,
- het stoffelijk overschot van die [S] in een auto/camper te laden en met die auto/camper van (de camping te) Breezanddijk naar de gemeente Hollands Kroon te vervoeren en/of
-(vervolgens) het stoffelijk overschot van die [S] (verzwaard met een tegel) in het water van het Amstelmeerkanaal (Voorboezem) te gooien,
zulks (telkens) met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden van die [S] , te weten dat die [S] (door verwurging, geweld en/of verstikking) om het leven is gebracht, te verhullen;
bij/tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, op of omstreeks 27 augustus 2015 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, en/of te Breezanddijk, gemeente Sudwest-Fryslan, en/of elders in Friesland en/of in Noord-Holland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, doordat zij
- die [J] (met een door haar bestuurde auto) (meermalen) heeft vervoerd van en naar een bouwmarkt (Gamma), (de camping op) de Afsluitdijk, haar woonadres in [plaats] en/of een tankstation (Gulf),
- een set puinzakken heeft gekocht, althans heeft afgerekend, en/of
- ( meermalen) (telefonisch) contact heeft onderhouden en/of afspraken heeft gemaakt met die [J] en/of met die [M] en/of instructies heeft gegeven aan die [J] en/of die [M] ((onder meer over (ieders) aanwezigheid op/nabij de camping op de Afsluitdijk).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Deze zaak heeft betrekking op het overlijden van [S] . Uit het dossier blijkt dat hij door een misdrijf om het leven is gekomen. Zijn lichaam is verpakt in een bouwzeil en verzwaard met een grindtegel in het Amstelmeerkanaal gegooid. Op 30 augustus 2015 is zijn lichaam daar aangetroffen en is een politieonderzoek gestart. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat drie verdachten zijn aangehouden: [verdachte] , de vrouw van [S] ), medeverdachte [J] , ex-man van [verdachte] ) en medeverdachte [M] , de ex-vriend van [verdachte] ).
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord of doodslag op [S] en aan het medeplegen van (of het medeplichtig zijn aan) het wegmaken van het stoffelijk overschot.

4.Bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van moord. Verder heeft hij gerekwireerd tot vrijspraak van medeplegen van het onttrekken van een lijk aan nasporing, maar tot bewezenverklaring van medeplichtigheid daaraan.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat [verdachte] en [J] het samenleven met [S] zat zijn en plannen maken om hem om het leven te brengen. Als het niet lukt om iemand te vinden die daarbij wil helpen belt [verdachte] [M] op om te helpen. [verdachte] lokt [S] naar de camping, waarna zij ervoor zorgt dat [J] en [M] ook naar de camping komen. In het bijhok van de caravan wordt [S] vervolgens gewurgd.
De officier van justitie heeft voor het bewijs onder meer gewezen op de verklaring van [getuige] dat [verdachte] iemand zocht om [S] iets aan te doen voor 500 euro, de daarop gerichte zoekslagen op de tablet, de communicatie tussen [verdachte] en medeverdachten, waarbij de officier van justitie uitgaat van versluierd taalgebruik, het uitstapje van [verdachte] en [J] naar Den Helder waarbij zij op zoek gaan naar zwarte mensen, het pinnen van 500 euro door [J] , en het bijeenkomen op camping ’t Wad in de avond van 26 augustus 2015. Volgens de officier van justitie blijkt daaruit dat sprake is van voorbedachte raad bij het om het leven brengen van [S] en dat [verdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met [J] en [M] heeft gehandeld. Hij heeft geconcludeerd dat het [J] is geweest die [S] daadwerkelijk heeft omgebracht en dus de uitvoeringshandelingen heeft verricht. Hoewel [verdachte] zelf niet direct heeft geholpen bij het om het leven brengen van [S] is haar intellectuele en organisatorische bijdrage wel dusdanig essentieel dat van medeplegen kan worden gesproken. [verdachte] heeft de contacten met de anderen onderhouden en instructies gegeven. Zonder haar bemoeienis bij het plannen van de moord en het naar de camping brengen van [S] zou de moord niet gepleegd kunnen zijn.
[J] heeft vervolgens het lichaam verpakt en het samen met [M] van de camping naar het Amstelmeerkanaal vervoerd en in het kanaal laten verdwijnen. [verdachte] heeft hierbij een faciliterende rol gespeeld: zij heeft [J] meermalen vervoerd en is meegegaan om een plastic zak te kopen waarin [S] is verpakt. Daarom is zij medeplichtig aan het wegmaken van het lijk, aldus de officier van justitie.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, nu zij niet als pleger kan worden aangemerkt en er ook geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, noch in het voortraject, noch in de uitvoering van het feit. Tevens dient [verdachte] te worden vrijgesproken van het meer subsidiair ten laste gelegde, omdat zij niet behulpzaam is geweest bij het plegen van de moord door de medeverdachten.
De raadsman heeft daarnaast bepleit dat geen sprake is van voorbedachte raad. [verdachte] was niet op de hoogte van een plan – als dat er al was – en heeft zeker niet aan een plan meegewerkt. De raadsman heeft gesteld dat [verdachte] [S] niet om het leven wilde brengen, hetgeen blijkt uit het feit dat zij er niet van op de hoogte was dat [M] ook aanwezig zou zijn op de camping. Ook was [verdachte] in de veronderstelling dat [J] alles wilde uitpraten met [S] . Het gesprek met haar zus, waarin [verdachte] zou hebben gevraagd of haar zus iemand wist om [S] om te brengen, moest zij voeren van [J] .
Voorts heeft de raadsman bepleit dat er gelet op het door [verdachte] geschetste scenario geen sprake is van opzet.
Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat opzet niet kan worden bewezen. Daartoe heeft de raadsman gesteld dat de puinzakken aanvankelijk niet bedoeld waren voor het wegmaken van het lijk. Over het vervoeren van [J] heeft de raadsman opgemerkt dat [verdachte] niet wist wat [J] uitvoerde op de camping en wat hij ging doen met [M] ; [verdachte] voerde zijn orders uit. Ook uit het telefonisch contact kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] een rol heeft gespeeld bij het wegmaken van het lijk.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van het wegmaken van het lijk van [S] . Zij zal daarom daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht anders dan de officier van justitie echter evenmin wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] daaraan medeplichtig is geweest. Uit de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat [verdachte] op 27 augustus 2015, de dag waarop het lijk van [S] is weggemaakt, [J] meermalen heeft vervoerd en dat zij met [J] puinzakken heeft gekocht waarvan er later een om het hoofd van [S] is aangetroffen. Tevens blijkt dat zij telefonisch contact heeft onderhouden met [J] en [M] .
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde handelingen onvoldoende ondersteunend zijn voor de uitvoering van het misdrijf wegmaken van het stoffelijk overschot om tot het oordeel te komen dat [verdachte] hieraan medeplichtig is geweest. Het vervoeren van [J] naar de plek waar zijn camper stond en waar [J] en [M] zijn samengekomen (Den Oever) alvorens zij naar de camping zijn vertrokken om het stoffelijk overschot van [S] op te halen en in het kanaal te gooien acht de rechtbank daartoe eveneens onvoldoende. Ook als een en ander in samenhang wordt beoordeeld – waarbij overigens niet is uit te sluiten dat een van de gekochte puinzakken min of meer toevallig is gebruikt – leveren deze handelingen van [verdachte] niet een zodanig bijdrage op dat daaruit de opzet van [verdachte] op medeplichtigheid aan het wegmaken van een stoffelijk overschot kan worden afgeleid.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 primair [1]
De rechtbank komt wel tot bewezenverklaring van medeplegen van moord op grond van het volgende.
Op 30 juni 2015 heeft de politie een melding gekregen te gaan naar [adres] . Daar zou melder [J] bedreigd en aangevallen zijn door de bewoner [S] . [S] zou in alle staten zijn en het huis in brand willen steken. Ter plaatse verklaarde [verdachte] aan de verbalisanten dat haar man de afgelopen tijd vijf TIA’s heeft gehad. Hierdoor zou hij niet meer zichzelf zijn en een kort lontje hebben. Zij zou op haar tenen moeten lopen, om hem niet boos te maken, omdat hij dan door het lint kan gaan. Zij was erg bang geworden voor haar man. [J] en [verdachte] verklaarden tegen de verbalisanten dat [verdachte] ooit had beloofd om voor [J] te zorgen tot haar dood. [verdachte] gaf aan dat haar man hier problemen mee heeft. [verdachte] wilde dat verbalisanten haar man meenamen voor een beoordeling door de GGZ, omdat zij niet met hem thuis durfde te zijn. [2]
Twee maanden later, op 23 augustus 2015, heeft er opnieuw een incident plaatsgevonden op [adres] . Toen de politie ter plaatse kwam zagen zij dat de bewoner, [S] , een hevig bloedende neus had. [S] verklaarde dat hij ruzie had gehad met zijn vrouw en dat [J] zich met de ruzie ging bemoeien en hem had geslagen. De vrouw van [S] , [verdachte] , zei tegen de politie dat haar man haar had geslagen en vastgepakt en dat zij er helemaal klaar mee was en het niet langer kon volhouden met [S] . De TIA’s hadden hem veranderd en er viel niet meer met hem te leven. [S] was de deursloten aan het vervangen. Er lag kleding op straat en [S] zei dat hij de troep van [J] naar buiten had gegooid en niet meer wilde dat [J] nog bij hen in huis kwam. [3]
Uit verklaringen van [verdachte] en [J] is gebleken dat [verdachte] heeft beloofd voor [J] te zorgen tot zijn dood en dat [J] , de ex-man van [verdachte] , dagelijks bij [verdachte] en [S] over de vloer kwam om te douchen, te eten en zijn was te doen. Ook hadden zij de afspraak dat [verdachte] [J] kon bellen als [S] agressief was. [4]
Op 24 augustus 2015 is door [S] een afspraak gemaakt om op 28 augustus 2015 aangifte te doen van mishandeling door [J] . [5]
Bij onderzoek aan de computer uit de woning van [S] en [verdachte] zijn meerdere berichten van [verdachte] over [S] gevonden.
Er is een bericht gevonden, gericht aan [naam] en op 24 juni 2015 verzonden, waarin [verdachte] beschrijft dat zij een totaal vreemde man over de vloer heeft en dat hij wel een duiveltje lijkt. Zij schrijft onder meer:
‘Leven zo valt niet mee, zeggen ze in lief en leed, maar deze kar trek ik niet, zou ik de rest van leven nog met een totaal gestoorde man verder moeten, oh nee moet er niet aan denken’. Ze heeft contact met de huisarts en van haar mogen ze hem opsluiten.
‘Ik kies hier niet voor, ik wil plezier hebben, hij mankeert iets ik niet.’Ook schrijft ze dat ze hoopt dat [S] weggaat, dan heeft ze haar handen vrij. [6]
Tevens is er een document aangetroffen getiteld ‘Wanhoop nabij’ ondertekend door [verdachte] , aangemaakt op 17 juli 2015 en gewijzigd op 24 augustus 2015. Hierin wordt beschreven dat [S] agressief is en stemmen in zijn hoofd heeft. Hij heeft met een koevoet door het huis gelopen en wilde iemand de hersens inslaan. ‘
Hij zal moeten worden opgenomen ergens en niet meer vrij komen. (…) Hij is door de duivel gezonden (…) Ik denk dat ik hier lichamelijk en geestelijk aan kapot ga (…) De dokter zegt dood leuk, dat het aan mij is om op te stappen, dus scheiden. Dat ga ik niet doen. ben zo goed als schuldvrij geweest in mijn leven, en zal dan nu een hypotheek mee moeten nemen, ik ben de schuldige niet’. [7]
Tot slot is er een document aangetroffen, getiteld ‘hallo’, ondertekend door [verdachte] , aangemaakt op 24 februari 2015 en aangepast op 28 augustus 2015. Hierin wordt beschreven dat [verdachte] bang is geworden voor [S] en dat zij niet kan zorgen voor een man die zo gewelddadig is. Ze durft hem niet thuis te hebben en vraagt of er mogelijkheden zijn op zorggebied waar hij voorgoed kan worden opgenomen. [8]
[getuige] heeft verklaard dat haar zus, [verdachte] , op 25 augustus 2015 om 9:00 uur bij haar langs is gekomen. Volgens [getuige] heeft [verdachte] die morgen tegen haar gezegd dat [S] weer vervelend was en dat ze hem zat was. Ze wilde hem niet mee hebben omdat hij liep te zeuren. Vervolgens vroeg [verdachte] aan haar: ‘Weet je nog iemand die het zo kan doen en daar heb ik 500 euro voor over
(verbalisant merkt op dat getuige hierbij een snijbeweging over haar keel maakte). [getuige] zei voor de grap: ‘Ik weet nog wel een paar zwart joefels hier in Den Helder’. [9] [verdachte] heeft bevestigd dat zij op bezoek was bij haar zus en haar heeft gevraagd of zij nog iemand wist om [S] wat aan te doen. [10]
Op de tablet in gebruik bij [J] [11] is op 25 augustus 2015 tussen 10:46 uur en 11:08 uur, blijkens de zoekgeschiedenis, gezocht op de volgende zoektermen:
  • wat kan gebeuren bij teveel Metropolol
  • overdosis paracetamol dodelijk
  • zelfdoding medicijnen, welke het beste te gebruiken?
  • welk medicijn is dodelijk
  • eating grapefruit with some prescription drugs can be deadly
  • dodelijke combinatie pompelmoes met medicijnen
  • welk medicijn is dodelijk bij overdosis
Tussen 10 juni en 25 augustus 2015 zijn onder meer de volgende zoektermen ingevuld:
  • landbouwgif dodelijk voor mens
  • top 10 dodelijkste en bekendste giffen
  • nekslag is die dodelijk
  • dood
  • wanneer treed dood in bij nekslag
  • hersenletsel per ziektebeeld/traumatisch hersenletsel
  • nekslag
  • slaap (op hersenstichting.nl)
  • iemand knock out slaan
  • hoe moet je iemand slaan
[J] heeft verklaard dat hij deze zoektermen heeft ingevoerd. [14]
Op 26 augustus 2015 om 13:03 uur is met de telefoon van [verdachte] een bericht gestuurd naar de telefoon van [J] met als inhoud:
‘kom je zo ri den oever’. [15] Uit onderzoeksgegevens aangaande kentekenregistratie (hierna: ARS-gegevens) is gebleken dat de Citroën C5 in gebruik bij [verdachte] [16] zich vervolgens vanaf Hippolytushoef verplaatste en voorbij de rotonde Den Oever richting de Rijksweg A7 reed. [17] Om 13:18 uur is met de telefoon van [verdachte] naar de telefoon van [J] gebeld en om 13:19 uur belde de telefoon van [J] naar de telefoon van [verdachte] . [18] Om 13:20 uur rijdt de Citroen C5 vanuit de richting Afsluitdijk richting de afslag Den Oever. [19] Om 13:22 uur rijdt een Citroen C5 langs de voorzijde van tankstation Avia op de Havenweg richting Den Oever en wordt een C5 geparkeerd aan de zijkant van de Avia. Om 13:27 uur loopt een vrouw voor het tankstation langs in de richting van de rotonde Den Oever/N99. [20] Om 13:37 uur is de camper van [J] de ARS camera gepasseerd op de N99 in de richting van Den Helder, waarna de camper om 13:53 uur nog is geregistreerd voorbij de afslag N9 richting de Kooybrug. [21] Om 14:29 uur belt de mobiele telefoon van [verdachte] naar de mobiele telefoon van [M] . De zendmastlocatie van de telefoon van [verdachte] is dan Breezand. [22] Om 14:42 uur rijdt de camper voorbij de afslag Zingende Wielen in Den Oever. [23] Om 14:45 uur rijdt een camper langs tankstation Avia in Den Oever en om 14:46 uur komt een vrouw gelijkend op [verdachte] bij de parkeerplaats van de Avia aangelopen, welke vrouw in de geparkeerde Citroen C5 stapt en weg rijdt. [24] [J] heeft hierover verklaard dat hij in Den Helder donkere mensen heeft gezocht. [25] [verdachte] is met [J] mee geweest naar Den Helder en heeft hierover verklaard:
‘Woensdagmiddag wou [J] naar Den Helder (…) hij wou donkere mensen opzoeken die hem wilden helpen om [S] om te brengen, dat had hij in de kop’. Zij verklaarde bovendien dat [J] al geruime tijd plannen had om [S] te vermoorden. [26]
Uit onderzoek van de telecommunicatiegegevens en aan de in beslaggenomen telefoons is gebleken dat op 26 augustus 2015 het volgende sms-verkeer heeft plaatsgevonden tussen [verdachte] en [M] :
Om 18:05 uur is met de telefoon van [verdachte] een sms gestuurd naar de telefoon van [M] :
‘Ben je al onderweg?’
Om 18:06 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar de telefoon van [verdachte] :
‘Bijna’.
Om 18:08 is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar de telefoon van [verdachte] :
‘over 10 minuten bij auto’.
Om 18:09 uur is met de telefoon van [verdachte] een sms gestuurd naar de telefoon van [M] :
‘Ja ok’. [27]
Op camerabeelden van het bedrijventerrein van [naam] is te zien dat een man, gelijkend op [M] , in een Citroën Xantia voorzien van [kenteken] is gestapt en om 18:36 uur is weggereden. [28]
Om 19:55 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar de telefoon van [verdachte] :
‘Waar zit je’, waarna om 19:56 uur met de telefoon van [verdachte] een sms naar de telefoon van [M] is gestuurd:
‘Thuis niet bellen Bel [J] ’.
Om 19:57 uur is met de telefoon van [verdachte] een sms gestuurd naar de telefoon van [M] :
‘Ik ry wat later weg’.
Om 19:58 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar [verdachte] :
‘Waar moet ik nu naar toe komen’,waarop met de telefoon van [verdachte] om 20:03 uur een sms is gestuurd naar de telefoon van [M] :
‘Dyk tank’.
Om 20:04 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar de telefoon van [verdachte] :
‘Hoe laat ben je daar’. [29]
Uit ARS-gegevens blijkt dat de Citroën C5 vanaf Hippolytushoef de Afsluitdijk op is gereden tussen 20:11 uur en 20:18 uur. [30] Uit de verklaring van [verdachte] is gebleken dat zij samen met [S] naar de camping te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, is vertrokken. [31]
Blijkens de camerabeelden van tankstation Texaco te Breezanddijk is [M] met de Citroën Xantia om 20:17 uur bij het tankstation aangekomen en heeft hij deze geparkeerd in een parkeervak achter het gebouw, behorende bij het tankstation. [32] Om 20:18 uur is op de camerabeelden van tankstation Avia te Den Oever een Citroën C5 te zien op de N99, gaande in de richting van de Rijksweg A7. [33]
Om 20:30 uur is met de mobiele telefoon van [verdachte] gebeld naar de mobiele telefoon van [M] . De telefoon van [verdachte] straalde de zendmastlocatie Afsluitdijk, Breezanddijk aan. Twee minuten later, om 20:32 uur is met de telefoon van [verdachte] gebeld naar de telefoon van [J] . [34] Op de camerabeelden van tankstation Gulf te Den Oever is te zien dat een camper, gelijkend op de camper in gebruik bij [J] , daar een minuut later is vertrokken. [35] Om 20:49 uur is een camper aan komen rijden bij de Texaco te Breezanddijk, die werd geparkeerd in het parkeervak naast de Xantia. Vervolgens, drie minuten later, om 20:52:55 uur, is de camper achteruit gereden en vertrokken. De Xantia is twaalf seconden later achteruit gereden en vertrokken. [36]
Blijkens de verklaringen van [verdachte] , [J] en [M] zijn [J] en [M] allebei naar de camping gereden en hebben zij enige tijd met z’n vieren (verdachten en [S] ) op de camping verbleven. [37] [M] heeft zijn auto geparkeerd bij de caravan van [verdachte] en [S] , heeft hen daar getroffen en is met hen naar het bijhok gegaan. [38] [J] is vervolgens het bijhok binnengekomen en is agressief op [S] afgegaan. [39] Hij heeft geweld gebruikt tegen [S] . [40]
Blijkens de ARS-gegevens is de Citroën C5 rond 21:37 uur vanuit de richting Afsluitdijk/Robbenoordbos/Wieringerwerf weer richting Hippolytushoef gereden. De Citroën Xantia is om 21:46 uur op diezelfde plaats geregistreerd door ARS-camera’s, eveneens rijdend richting Hippolytushoef. [41]
Om 21:51 en 21:52 uur straalt de mobiele telefoon van [M] een zendmastlocatie in Hippolytushoef aan. [42] Om 23:30 uur belt de mobiele telefoon van [M] met de mobiele telefoon van [verdachte] . Haar toestel straalt een zendmastlocatie in Hippolytushoef aan. [43]
Volgens de verklaringen van [verdachte] en [M] is [S] niet mee terug gegaan naar Hippolytushoef en was hij daar niet met hen aanwezig. [44]
[J] en [M] hebben bekend het lichaam van [S] de volgende dag, donderdag 27 augustus 2016, in de avond te hebben opgehaald uit het bijhok op de camping ’t Wad op de Afsluitdijk en het lichaam verpakt in het Amstelmeerkanaal te hebben gegooid. [45]
Op vrijdag 28 augustus 2015 om 00:21 uur heeft [verdachte] bij de politie melding gedaan van de vermissing van [S] . [46]
Op 30 augustus 2015 omstreeks 12:45 uur is bij de politie de melding binnengekomen dat er een lichaam met een zak over het hoofd in het water van het Amstelmeerkanaal nabij de Polderweg was aangetroffen. [47] De politie die ter plaatse was gekomen zag op de brug over het Amstelmeerkanaal bloed in de vorm van spatten en vegen. Ter hoogte van de brug bevond zich een lichaam in verticale positie in het water. [48]
Door de schouwarts werd vastgesteld dat het tijdstip van overlijden van het slachtoffer was gelegen vier dagen (schatting) voor het moment van aantreffen d.d. 30 augustus 2015. [49]
Op 1 september 2015 is sectie verricht op het lichaam van de onbekende man [50] , die later bleek te zijn [S] . [51] Bij sectie werden in de hals (inwendig) letsels vastgesteld. Deze letsels waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch, (samen)drukkend geweld op de hals (zoals door manuele strangulatie of ligatuurstrangulatie), stomp botsend geweld op de hals, of een combinatie daarvan kan ontstaan. Voorts werden letsels aan de mond/neus/tong vastgesteld, welke bij leven waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch geweld op de mond/neus/tong, zoals door (af)drukken van de mond/neus (smoren), slaan, vallen of een combinatie daarvan kan ontstaan. Dit kan hebben geleid tot belemmering van de mond/neus en daarmee ook belemmering van de luchtwegen.
In het sectierapport is geconcludeerd dat het intreden van de dood op grond van de sectiebevindingen goed kan worden verklaard door effecten van verstikking door geweld op de hals, geweld op de mond-neusregio met als gevolg belemmering van de luchtwegen, elk op zich dan wel in combinatie. [52]
[J] heeft onder meer op 15, 29 oktober, 5 en 12 november, 10 en 31 december 2015, 28 januari en 18 februari 2016 bezoek gehad in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn. De gesprekken die hij voerde met zijn bezoek werden heimelijk opgenomen.
Op 15 oktober 2015 heeft [J] onder meer het volgende gezegd tegen zijn bezoek:

[naam] , dit moest, anders had ze… hij had heur vermoord.’
en

En dat wou ik nooit hebben, nooit.
en

je wilt het niet weten jongen. Ik ik ehh je mam die hebt zeker vijf keer geluk gehad en ik drie keer.’ [53]
Op 29 oktober 2015 heeft [J] onder meer de volgende opmerkingen tegen zijn bezoek gemaakt:
Dit moest voor hur! Anders was zij aan het mes goan!
en
‘Ja, ja. Ik heb al m’n G krachten d’r op zet hoor. Hoe oud en kruppel ik ook was’.
en
‘Maar het kon niet anders! Het kon niet anders, het moest. Als ze maar blie is dat het gebeurd is.’ [54]
Op 5 november 2015 heeft [J] onder meer de volgende opmerkingen tegen zijn bezoek gemaakt:
‘Ik kon die, ik kon die storm niks. Ah godverdomme dat ik zoveel kracht had. Echt dat wil je niet weten. Dat wil je niet weten. God, god, god, en (onverstaanbaar) werd blauw. Hij (onverstaanbaar) ineens blauw, maar dat kon ik allemaal verdonkeremanen. Alleen dit op de arm. Hier heb ik een plekje. (onverstaanbaar) Blauw, blauw, t,t,t,t, [55]
Op 12 november 2015 heeft [J] onder meer het volgende gezegd:
Betrokkenen:
1. [J] wordt aangeduid met: [J]
2. [naam] wordt aangeduid met [naam]
[J] ‘Ze kan nou de kleinkinderen nog zien. Anders niet. Ik had ook maar één (1) minuut nodig toch, een(1) minuut. God (niet te verstaan), wat was ik sterk. Goh, dat wil je niet weten (…) Ja, ja joh verschrukkelijk, maar het moest ook
en
[J] :‘Zondag dat ik ’m een klap voor z’n kop gaf en dan woensdag, zij gaan dus die ko, zij gaan die die die link erin leggen.
[naam] : Ja, ja
[J] : Dus, maar kan me niets schelen.
[naam] : Nee, want als het een maand later geweest was, was het anders.
[J] : Dan was er niets aan de hand geweest joh.
[naam] : nee
[J] : Maar ja, dat kon niet, want hij wilde te veel hebben van je mam.
[naam] : Oh zo
[J] : Hij wou dat geld hebben, hij wilde dit, hij wilde dat hebben (…)
en
[J] Ja maar je mam hoeft niet nu meer bang te wezen (…) Kijk ik heb ’t heur beloofd, ik heb ’t heur beloofd en ik doe het (…) Ik sterf liever dan dat ik me geef, ja echt’. [56]
Op 10 december 2015 heeft [J] onder meer de volgende opmerkingen tegen zijn bezoek gemaakt:
‘Ik heb dit doan, ik heb dit doan. Veur haar en veur de kindren’.
en
‘Ik had het eerst moeilijk want ik wou dat, ik wou ’t voor heur wou ik dat graag goed hebb’n dat zij, anders had ik ’t dus nooit daan. Ik wou dat goed hebben. Nou, ik heb er geen spiet van. Die ene (niet te verstaan) Veurschrukkelijk, veurschrukkelijk sterk was ie. T t t t Jonge, wat moet je daar een G kracht op zetten. Wat was die man sterk in die armen en die (niet te verstaan) je wilt ’t niet weten. [57]
Op 31 december 2015 heeft [J] onder meer de volgende opmerking gemaakt:
‘Maar godverdomme wat was hij sterk jong’n, wat was hij sterk. Tss tss tss. En ik met mijn ouwe body (niet te verstaan)’.
en
‘Ach, kiek [naam] dit moest, want anders, dan had, die kindr’n, hadden geen oma meer had (…) want hij had heur, hij had heur afmaakt.(…). [58]
Op 28 januari 2016 heeft [J] onder meer tegen zijn bezoek gezegd:
‘Ik heb het doan, maar Flipje krijgt de schuld. Ik sterf liever dan dat ik me geef.’ [59]
Op 18 februari 2016 heeft [J] tegen zijn bezoek onder meer de volgende opmerking gemaakt:
‘Nogmaals ik ben dankbaar dat ik ’t doan heb. Ik vind ’t jammer dat ik hier zit.’ [60]
4.3.3
Bewijsverweer
De raadsman heeft een beroep gedaan op vrijwillige terugtred van [verdachte] . Daarvan kan sprake zijn, als een poging tot een strafbaar feit niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. In zijn pleidooi heeft de raadsman verwezen naar enkele uitspraken, waarin een beroep op vrijwillige terugtred is aanvaard. In die zaken werd het voorgenomen strafbare feit echter niet uitgevoerd, het is dus bij een poging gebleven.
In deze zaak is het strafbare feit door het ombrengen van [S] echter wel voltooid. Aan [verdachte] is ook geen medeplegen van poging tot moord, maar medeplegen van moord ten laste gelegd. Een beroep op vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr is daarom niet aan de orde en wordt verworpen.
4.3.4
Bewijsoverwegingen
In deze zaak hebben de drie verdachten veel en uitgebreid verklaard. In de kern wijzen de verdachten ieder naar één van de medeverdachten. De rechtbank heeft de verklaringen met uiterste behoedzaamheid beoordeeld nu verdachten wisselend hebben verklaard over ten eerste de (verantwoordelijkheid voor) de dood van [S] , maar ook over de onderlinge relaties en de invulling van de dagen rondom de dood van [S] , al dan niet naar aanleiding van aan hen gepresenteerde onderzoeksbevindingen. De rechtbank heeft slechts die (delen uit) de verklaringen gebruikt die voldoende bevestiging vinden in andere – zoveel als mogelijk: objectieve – bewijsmiddelen en/of verklaringen waarmee verdachten niet alleen een ander, maar ook zichzelf belasten.
Dood [S]
De rechtbank concludeert uit de redengevende feiten en omstandigheden dat [S] door geweld om het leven is gekomen in de avond van 26 augustus 2015. Dat is gebeurd in het bijhok bij de caravan van [verdachte] en [S] op camping ’t Wad op de Afsluitdijk. De rechtbank concludeert verder dat [J] het geweld heeft toegepast als gevolg waarvan [S] is overleden.
[S] is die avond bij zijn caravan op genoemde camping voor het laatst door derden gezien. Uit het sectierapport volgt dat [S] naar schatting vier dagen voor het moment van het aantreffen van zijn lichaam op 30 augustus 2015 door uitwendig inwerkend geweld om het leven is gekomen. Uit de verklaringen van verdachten, bevestigd in objectief vastgestelde voertuigbewegingen (ARS-gegevens) en telefoongegevens, volgt dat de drie verdachten die avond ook op de camping waren. [S] is volgens de verklaringen van alle drie verdachten niet meer naar huis teruggekeerd en volgens de bekennende verklaringen van [J] en [M] hebben zij het lichaam van [S] de volgende dag opgehaald van de camping en in het Amstelmeerkanaal gegooid.
[J] heeft verklaard dat [M] die avond geweld op [S] heeft toegepast, waarna [J] is weggegaan van de camping en [S] niet meer levend heeft teruggezien. [verdachte] heeft verklaard dat [J] die avond in het bijhok agressief op [S] af kwam en [M] heeft verklaard dat [J] de betreffende avond in het bijhok geweld op [S] heeft uitgeoefend. Ook [verdachte] en [M] verklaren te zijn weggegaan toen [S] nog leefde en hebben [S] niet meer levend teruggezien. De verklaringen van [verdachte] en [M] bevestigen elkaar. Bovendien heeft [J] in gesprekken met zijn bezoek in het huis van bewaring (hierna ook: OVC-gesprekken) bekend dat hij het geweld heeft toegepast als gevolg waarvan [S] is overleden. In het licht van de reden voor [J] detentie (de voorlopige hechtenis in verband met de onderhavige verdenking), de relatie van [J] met zijn bezoek en de aard van de gesprekken kan het niet anders zijn dan dat de aangehaalde passages gaan over de (verantwoordelijkheid voor) de dood van [S] . De rechtbank acht de ‘bekentenissen’ voorts betrouwbaar omdat [J] verschillende malen, in verschillende gesprekken en met verschillende gesprekspartners spontaan heeft verklaard over wat er is gebeurd en wat hij heeft gedaan. Verder heeft [J] in de gesprekken gerefereerd aan het toegepaste geweld, maar ook aan het motief van de (verstoorde) relatie van het slachtoffer met [verdachte] en zijn eigen relatie tot [verdachte] . Daarbij heeft hij het incident op 23 augustus 2015 genoemd, welk incident objectief is vastgesteld. Tot slot acht de rechtbank voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van belang dat [J] in de OVC-gesprekken en de door hem heimelijk vanuit detentie verstuurde brieven verklaart over zijn bedoelingen om [M] de schuld te geven en [verdachte] er buiten te houden.
Voorbedachte raad
Voorts moet de vraag worden beantwoord of sprake was van het met voorbedachte raad om het leven brengen van [S] .
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Beoordeling feiten en omstandigheden
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van handelen met voorbedachte raad door [verdachte] stelt de rechtbank voorop dat zij zelf de rechtbank geen informatie heeft verschaft over wat bij haar vóór en tijdens het plegen van het delict is omgegaan, bijvoorbeeld omtrent plan- en besluitvorming. De beoordeling zal daarom moeten plaatsvinden op grond van de feitelijke omstandigheden van het geval, alsmede de gedragingen van [verdachte] voor en tijdens het begaan van het feit.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden vast dat [verdachte] na haar echtscheiding van [J] voor hem bleef zorgen en intensief contact met hem onderhield, ook tijdens haar huwelijk met [S] . [verdachte] onderhield ook telefonisch contact met [M] , haar ex-vriend die in [plaats] woonde. [J] en [verdachte] vonden dat [S] , echtgenoot van [verdachte] , sinds een doorgemaakte TIA in 2014 in negatieve zin was veranderd en regelmatig agressief en onvoorspelbaar was. Uit aangetroffen digitale bestanden en uitingen naar de politie op 23 augustus 2015 blijkt dat [verdachte] hierover wanhopig was en [S] weg wilde hebben. [J] had moordplannen richting [S] , getuige de zoektermen die hij tussen 10 juni 2015 en 25 augustus 2015 op internet heeft ingevoerd en de verklaring van [verdachte] hierover.
Na het incident op 23 augustus 2015 heeft [S] de sloten van de echtelijke woning vervangen zodat [J] er niet meer in kon en had hij bij de politie een afspraak staan voor het doen van aangifte tegen [J] . Naar aanleiding hiervan hebben [J] en [verdachte] zich beziggehouden met manieren om [S] om te brengen. Op 25 augustus 2015 heeft [J] op internet gezocht naar manieren om een mens te doden. Op dezelfde dag heeft [verdachte] tegen [getuige] gezegd dat ze [S] zat was en heeft zij haar gevraagd of zij nog iemand wist die [S] wilde ombrengen. Op 26 augustus 2015 zijn [J] en [verdachte] ‘s middags samen met de camper van [J] vanuit Den Oever naar Den Helder gegaan om donkere mensen te zoeken die [S] zouden willen ombrengen. [J] heeft daar ook met een aantal donkere mensen gesproken.
De rechtbank volgt [verdachte] niet in haar verklaring dat zij door [J] werd gedwongen aan [getuige] te vragen naar mensen om [S] om te brengen. [getuige] heeft niet verklaard dat [verdachte] daarover iets tegen haar heeft gezegd. Ook overigens wordt haar verklaring op dit punt op geen enkele wijze ondersteund.
Uit de telefonische contacten van [verdachte] met [M] op 26 augustus 2015 volgt dat [verdachte] met [M] heeft afgesproken dat hij ‘s avonds naar Noord-Holland zou komen. [verdachte] heeft [M] rond acht uur ’s avonds naar het tankstation op de Afsluitdijk gestuurd. [verdachte] heeft de vraag van [M] hoe laat ze daar zou zijn niet beantwoord en [M] heeft bij het tankstation gewacht. Uit het feit dat [verdachte] vervolgens met [S] niet naar het tankstation, maar naar de camping is gegaan concludeert de rechtbank dat [verdachte] geen ontmoeting op een openbare locatie met alleen [M] voor ogen stond. Op het moment dat haar telefoon de zendmastlocatie Afsluitdijk, Breezanddijk aanstraalde heeft [verdachte] gebeld met [M] en vervolgens met [J] , waarna [J] onmiddellijk uit Den Oever is vertrokken en niet naar de camping, maar naar het tankstation op de Afsluitdijk is gereden. Hij heeft zijn camper direct naast de auto van [M] geparkeerd. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] en [J] ook een afspraak hadden en dat [J] wist van de aanwezigheid van [M] . Nadat [J] en [M] elkaar gedurende ongeveer 3 minuten hebben getroffen zijn zij van het tankstation naar de camping gereden. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, waarbij [J] en [M] in een korte tijdspanne zonder kenbaar voorafgaand contact tussen hen beiden samen naar de camping zijn gegaan, kan het niet anders zijn dan dat via [verdachte] was afgesproken dat zij samen naar de camping zouden komen en zij [verdachte] daar zouden treffen.
Uit de verklaring van alle drie verdachten volgt voorts dat zij met [S] in het bijhok van de caravan van [verdachte] en [S] waren. Volgens de verklaringen van [verdachte] en [M] is [J] als laatste agressief het bijhok ingekomen en volgens de verklaring van [M] heeft [J] geweld gebruikt tegen [S] . [J] heeft in de OVC-gesprekken bekend [S] te hebben vermoord voor [verdachte] en de kleinkinderen omdat [verdachte] er anders aan was gegaan. Volgens de verklaringen van alle verdachten is [verdachte] vertrokken uit het bijhok toen [J] agressief richting [S] kwam. [verdachte] is in haar auto gaan zitten en is zonder [S] teruggegaan naar Hippolytushoef. Volgens alle verklaringen zijn [J] en [M] ook zonder [S] naar Hippolytushoef gekomen. De voertuigbewegingen van de C5 en de Xantia richting Hippolytushoef zijn geregistreerd. [verdachte] heeft zich nadat zij zich heeft teruggetrokken van het bijhok op de camping niet kenbaar actief bekommerd om het lot van [S] , maar is blijkens haar eigen verklaring en geregistreerde voertuigbewegingen wel nog dezelfde avond en ook de volgende dag diverse malen met [J] op pad geweest, waaronder een aantal maal naar de camping. De avond van 27 augustus 2016 hebben [J] en [M] het lichaam van [S] volgens hun eigen verklaring verpakt en in het Amstelmeerkanaal gegooid.
De rechtbank acht de verklaringen van [J] en [verdachte] voor de reden van het gezamenlijk met [S] aanwezig zijn op de camping niet geloofwaardig.
Na wisselende verklaringen heeft [verdachte] onder andere op de zitting verklaard dat zij en [S] naar de camping kwamen zodat [S] en [J] het incident van zondag de 23e konden uitpraten. Die verklaring past echter niet bij de overige uitingen en gedragingen van verdachten zoals die blijken uit het dossier. Zo hebben zij diezelfde middag nog gezocht naar mensen om [S] om te brengen en is zonder nadere aanleiding geweld gepleegd op [S] door [J] . Bovendien heeft [verdachte] zich teruggetrokken en is zij van de camping weggegaan zonder [S] .
Verder strookt de verklaring niet met het feit dat ook [M] ter plaatse was. In dat verband is van belang dat de verklaring van [verdachte] over de reden voor de aanwezigheid van [M] niet kan kloppen. Zij heeft verklaard dat [J] met [M] zou regelen dat hij naar Noord-Holland kwam om zijn Citroen Xantia met haar Citroen C5 te ruilen zodat hij het defect aan de achteras van de C5 kon laten repareren. De rechtbank stelt vast dat aan de C5 bij onderzoek geen defect is geconstateerd. Voorts is het ruilen van de auto’s in de (aan de avond van 26 augustus voorafgaande) geregistreerde telefonische contacten geen onderwerp van gesprek geweest. [verdachte] zelf heeft blijkens die contacten wel een afspraak met [M] gemaakt, maar [J] heeft tot de ontmoeting op de 26e geen contact met [M] gehad. Tot slot heeft [verdachte] [M] naar het tankstation op de Afsluitdijk gestuurd terwijl zij zelf op dat moment de te ruilen C5 in Hippolytushoef in haar bezit had en pas daarna rechtstreeks naar de camping is gegaan.
Het feit dat ook [M] verklaart dat hij naar Noord-Holland kwam om zijn auto voor die van [verdachte] te ruilen doet hier niet aan af. [M] had tot de avond van 26 augustus immers slechts telefonisch contact met [verdachte] en het is niet uitgesloten dat hij is afgegaan op haar mededelingen en instructies.
Uit het dossier is niet duidelijk geworden wat de precieze rol van [M] op de camping is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit niet af aan de conclusie dat het de intentie van [J] en [verdachte] is geweest om [S] met de komst van zowel [J] als [M] te overvallen en om [M] , gelet op zijn loyaliteit richting [verdachte] , versterking te laten bieden bij het voorgenomen plan.
[J] heeft als getuige en verdachte bij de politie en bij de rechtbank zo wisselend verklaard, ook over de reden van zijn aanwezigheid en de ontmoeting met medeverdachten en [S] op de camping, dat de rechtbank aan geen van deze verklaringen geloof kan hechten. Daarbij heeft de rechtbank laten meewegen dat uit de bewijsmiddelen in het dossier (OVC-gesprekken en brieven die [J] vanuit het huis van bewaring heimelijk aan [verdachte] heeft gestuurd) volgt dat [J] er kennelijk alles aan is gelegen om de waarheid te bemantelen en [verdachte] buiten schot te houden. Uit die OVC-gesprekken blijkt voorts dat [J] [S] volgens zijn belofte van het leven heeft beroofd om [verdachte] tegen [S] te beschermen.
Conclusie
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [J] en [verdachte] een vooropgezet plan hadden om [S] in de avond van 26 augustus 2015 naar zijn caravan op de camping te lokken, waar [S] zou worden verrast door de komst van [M] en [J] en waar [S] om het leven zou worden gebracht. In de eerste plaats was er de onvrede van [J] en [verdachte] over [S] . Verder zijn er moordplannen geuit en zijn er concrete (op uitvoering van die plannen gerichte) activiteiten op de dag vóór en op de dag van het om het leven brengen van [S] . Vervolgens is er een geregisseerde samenkomst met [S] op een tamelijk afgelegen besloten plek na zonsondergang. Daar komt [S] daadwerkelijk om het leven door geweld van [J] . Ten slotte zijn er de OVC-verklaringen van [J] daaromtrent en de afwezigheid van enige bekommernis om het lot van [S] aan de zijde van [verdachte] en het wegmaken van het lijk door [J] en [M] . Deze aspecten tezamen brengen de rechtbank tot het hierboven genoemde oordeel. De vastgestelde gang van zaken laat naar het oordeel van de rechtbank niet de reële optie open dat het besluit tot levensberoving pas in een latere fase is genomen.
Hieruit volgt dat [J] en [verdachte] voldoende gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en dat zij zich daarvan rekenschap hebben kunnen geven. Niet alleen vanaf dinsdag 25 augustus 2016, maar ook tussen het moment dat de afspraak tot de samenkomst op de camping moet zijn gemaakt en het moment dat alle verdachten met [S] op de camping waren en geweld op [S] is uitgeoefend, hebben zij voldoende tijd gehad om zich te beraden. De rechtbank gaat ervan uit dat dit nadenken en beraden ook daadwerkelijk is gebeurd. Aan het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan de rechtbank geen feiten of omstandigheden ontlenen die daarvoor een contra-indicatie zouden zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet noodzakelijk dat uit de bewijsvoering exact blijkt op welk moment [J] en [verdachte] het besluit tot levensberoving hebben genomen. Ook maakt het vereiste dat verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden niet dat sprake dient te zijn van een weldoordacht plan. [J] en [verdachte] hebben voorts niet verklaard over een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of (een aanleiding voor) een plots opkomende drift en ook overigens biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank daarvoor geen aanknopingspunten.
Medeplegen
Tot slot moet de vraag worden beantwoord of sprake is van medeplegen van het met voorbedachte raad om het leven brengen van [S] .
Juridisch kader
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, haar aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat [J] degene is geweest die het geweld heeft toegepast als gevolg waarvan [S] is overleden en hij dus de uitvoeringshandelingen heeft verricht. Hoewel [verdachte] daarin geen fysiek aandeel heeft gehad is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van [J] en [verdachte] sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dat haar bijdrage van voldoende gewicht was om van medeplegen te spreken. Zij is degene geweest die niet verder wilde in de relatie met [S] en met [J] een relatie wilde blijven onderhouden, ondanks het verzet van [S] . Zij is degene die de hulp van [J] heeft ingeroepen om haar te beschermen tegen [S] . Voorts hebben [verdachte] en [J] een bijeenkomst geregisseerd op de camping waarbij [S] zou worden verrast met de komst van [J] en [M] en heeft zij daartoe de contacten onderhouden met [J] en [M] . Zij heeft [S] zelf naar de camping gebracht terwijl zij wist van de plannen van [J] . Zij heeft [J] en [M] naar de camping gedirigeerd en heeft zich bij de eerste agressieve benadering van [S] door [J] uit de voeten gemaakt. Vervolgens is [S] daar op gewelddadige wijze om het leven gebracht.
Over de afhandeling van dit delict kan worden vastgesteld dat [verdachte] zich niet heeft bekommerd om [S] die gedurende een dag in het bijhok van haar caravan heeft gelegen en dat zij moet hebben geweten dat [J] en [M] het lichaam een dag na de moord hebben weggemaakt. Pas daarna heeft zij bij de politie aangifte gedaan van ‘vermissing’ van [S] . Voor het geval voor één of meer gedragingen (handelen en nalaten) van [verdachte] geldt dat zij met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, is met de beschrijving van het totaal van de gedragingen van [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank sprake van de voor medeplegen vereiste bijdrage van voldoende gewicht.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
Primair
zij op 26 augustus 2015 te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachte raad [S] door het aanwenden van uitwendig (samen)drukkend geweld op de hals (verwurging) en/of stomp botsend geweld op de hals (slaan, stompen) en/of uitwendig geweld op de mond/neus/tong (smoren, slaan) van het leven heeft beroofd.
Hetgeen aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. [verdachte] moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:medeplegen van moord.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Beroep op (psychische) overmacht
Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Psychische overmacht is een van buiten komende drang waaraan een verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. In deze zaak zou [verdachte] jarenlang hebben geleefd onder de psychologische dwang van [J] . Hij maakte de keuzes en nu zij vanwege haar jeugd een kwetsbare vrouw was kon zij daar geen weerstand aan bieden. Voor zover de rechtbank dit verweer mocht verwerpen, verzoekt de raadsman de rechtbank om nader psychologisch onderzoek te laten verrichten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt allereerst op dat het lastig is te beoordelen welke handelingen [verdachte] onder psychische dwang heeft verricht, aangezien zij zelf ontkent een bijdrage te hebben geleverd aan het strafbare feit.
Daarnaast moet worden opgemerkt dat het verweer pas bij pleidooi is gevoerd, terwijl uit de bewijsmiddelen in het dossier niet blijkt van enige psychische druk van [J] , waaraan [verdachte] niet kon ontkomen. Uit de verklaringen van diverse buren blijkt dat bijvoorbeeld niet. Daaruit lijkt voort te vloeien dat [J] en [verdachte] juist op zeer goede voet met elkaar stonden. Dat wordt bevestigd door verklaringen van bewoners van camping ’t Wad aan de Breezanddijk. [verdachte] zelf en ook [J] verklaren bovendien over gezamenlijke uitjes, zowel met zijn tweeën, als tezamen met [S] .
Uit enkele verklaringen die [verdachte] in haar computer had opgeslagen, blijkt wel van de problemen die zij steeds meer met [S] kreeg, maar daarin merkt zij niets op over psychische druk van [J] . In haar brief van 15 februari 2016, de brief waarin zij naar eigen zeggen voor het eerst de waarheid heeft verteld, verklaart ze weliswaar dat [J] haar in zijn macht had, maar verklaart ze ook dat zij wel weerstand bood aan zijn wil. Zo bleef zij samen met [S] in een bed slapen en heeft zij geweigerd om gif in het eten te doen van [S] , zoals [J] wilde. Voor het standpunt dat zij vanwege haar jeugd zodanig kwetsbaar is dat bij haar reeds daarom sprake was van een abnormale geestesgesteldheid biedt het dossier buiten haar eigen verklaring ook geen aanknopingspunten.
De raadsman heeft nog verwezen naar jurisprudentie over zogenaamde ‘Battered wives’. Dat betreft situaties waarin een vrouw na jarenlange psychische en/of fysieke mishandeling door haar partner die partner doodt of tracht te doden. In deze zaak is echter niet de uitoefenaar van gesteld psychische geweld – [J] – om het leven gebracht, maar [S] . Reeds hierom is geen sprake van een parallel.
Gezien het hiervoor vermelde is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan [verdachte] redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Daarom wordt het beroep op psychische overmacht verworpen.
Onder deze omstandigheden bestaat geen noodzaak om daarnaar een nader onderzoek te laten verrichten. Het daartoe strekkende verzoek van de raadsman wordt afgewezen.
Er is ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is daarom strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) jaren. Daarbij heeft de officier van justitie er in strafmatigende zin rekening mee gehouden dat [verdachte] een andere rol heeft gehad dan [J] bij de moord en zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met [verdachte] haar lichamelijke en psychische klachten en het feit dat zij kinderen en kleinkinderen heeft. Tevens heeft de raadsman gesteld dat [J] [verdachte] volledig in zijn macht had, aan welke macht [verdachte] niet kon ontkomen mede gezien haar moeilijke jeugd, hetgeen mee dient te wegen bij de strafoplegging.
De raadsman heeft ten slotte nog aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat tapgesprekken met geheimhouders niet steeds onverwijld zijn vernietigd, maar pas dagen of soms pas meer dan een maand na de opname. Dat is in strijd met het besluit bewaren en vernietigen van niet-gevoegde stukken. Dat is een ernstig vormverzuim en dient tot aanzienlijke strafvermindering te leiden, aldus de raadsman.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan [verdachte] moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van [verdachte] , zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Vormverzuim
De rechtbank laat in het midden of in deze zaak sprake is van een vormverzuim bij het in een aantal gevallen te laat vernietigen van tapgesprekken. Bij het beroep op strafvermindering heeft de raadsman namelijk niet aangegeven waaruit voor [verdachte] het nadeel van het schenden van het vormvoorschrift bestaat. Bij beslissing van 6 september 2016 heeft de rechtbank naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van de raadsman van [verdachte] overwogen dat uit de processen-verbaal vernietiging tapgesprekken niet kan worden opgemaakt met welke geheimhouder [verdachte] de getapte gesprekken heeft gevoerd. Daaraan is toegevoegd dat indien [verdachte] stelt dat er gesprekken met haar (voormalige) raadslieden zijn getapt, van haar mag worden verwacht dat zij concreet en specifiek aangeeft in welke gevallen dat is gebeurd. Uit de processen-verbaal valt namelijk wel op te maken op welke tijdstippen de geheimhoudersgesprekken hebben plaatsgevonden. [verdachte] heeft dat ter zitting niet gedaan.
Zoals de officier van justitie in een eerdere fase van dit strafproces heeft aangegeven komen verbalisanten – die de gesprekken slechts uitluisteren en niet bij het onderzoek betrokken zijn – er bij getapte gesprekken soms pas gaande het gesprek achter dat het gaat om een geheimhoudersgesprek. Dan wordt de tap verbroken en wordt aan de officier van justitie voorgelegd of sprake is van een geheimhoudersgesprek. In zijn reactie op het pleidooi heeft de officier van justitie tegen het beroep van de raadsman aangevoerd dat veel van de gesprekken van medische aard waren en dat geen van de gesprekken onder de aandacht van het onderzoeksteam is gekomen. Uit het dossier blijkt dat ook niet en de raadsman heeft dat bij dupliek niet weersproken.
Van enig nadeel voor [verdachte] blijkt dus niet. Het beroep op strafvermindering wordt daarom verworpen.
De strafoplegging
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft samen met [J] volgens een vooropgezet plan haar echtgenoot op 26 augustus 2015 van het leven beroofd. De rechtbank is van oordeel dat de rol van [verdachte] bij de moord op [S] minstens zo groot was als die van [J] , hoewel zij niet heeft geholpen bij het daadwerkelijk om het leven brengen van het slachtoffer. Het is immers [verdachte] geweest die van [S] af wilde en die de voor hem fatale bijeenkomst in het bijhok bij hun caravan op de camping heeft geregisseerd. Het is uiteindelijk ook [verdachte] geweest die [S] naar de camping heeft gebracht en hem aan zijn lot heeft overgelaten, waarna hij door [J] om het leven is gebracht.
Tevens heeft [verdachte] na de moord handelingen verricht die erop gericht waren de waarheidsvinding te bemoeilijken. [verdachte] zal weliswaar worden vrijgesproken van medeplichtigheid aan het wegmaken van het lijk, maar zij was er in ieder geval de volgende dag van op de hoogte dat het slachtoffer was overleden. Aan buren en GGZ heeft zij op donderdag 27 augustus 2015 verklaard dat [S] sinds de vorige avond was vermist. Ondanks het advies van GGZ en haar toezegging daartoe, heeft zij echter niet onmiddellijk de politie gebeld. Zij heeft daarmee gewacht, totdat zij zeker was dat het stoffelijk overschot van het slachtoffer in het Amstelmeerkanaal was gegooid. Pas toen heeft zij de politie gebeld. Daarbij heeft zij de politie op het verkeerde been gezet door de leugen te vertellen dat het slachtoffer vermist was.
Moord is een zeer ernstig strafbaar feit, waarvan de gevolgen onomkeerbaar zijn. [verdachte] en [J] hebben het slachtoffer het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt ontnomen, namelijk het recht op leven. Het opzettelijk en met voorbedachte raad nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking komt.
[verdachte] heeft ter zitting haar verantwoordelijkheid als mededader niet willen erkennen en het willen doen voorkomen dat het [J] en/of [M] zijn geweest die voor de dood van het slachtoffer verantwoordelijk dienen te worden gehouden. [verdachte] heeft haar eigen rol willen verhullen en heeft de schuld op anderen geschoven. Door niet de waarheid te verklaren weten de familieleden van het slachtoffer [S] nog steeds niet wat zich in de laatste minuten van zijn leven heeft afgespeeld. Minuten waarin het slachtoffer ontzettend bang moet zijn geweest.
Bovendien heeft door het handelen van [verdachte] de mogelijkheid bestaan dat de nabestaanden voor altijd in onzekerheid zouden blijven over het lot van [S] en zij alsdan geen waardig afscheid van hem konden nemen. [verdachte] heeft die gevolgen van het verhullen van de waarheid op de koop toe genomen.
Uit de slachtofferverklaringen van de moeder en de zus van [S] blijkt dat aan de familieleden onnoemelijk veel leed en immens verdriet is aangedaan. Daarbij weegt mee dat het voor hen moeilijk is te verteren dat een persoon die zij als echtgenote van het slachtoffer hadden opgenomen in de familie en die zij vertrouwden, mede verantwoordelijk is voor de dood van hun zoon en broer.
Naast het onherstelbare leed voor de nabestaanden brengen de gedragingen van [verdachte] ook in de maatschappij een schok teweeg en ontstaan gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent dit alles [verdachte] zeer aan.
Voor feiten als deze zijn landelijk geen oriëntatiepunten vastgesteld. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank gekeken naar uitspraken zoals die in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar alle omstandigheden van het geval. Daaronder begrepen zijn de achtergrond en motieven voor het handelen van [verdachte] , dat heeft plaatsgevonden in de relationele sfeer, en de strafverzwarende omstandigheid dat [verdachte] heeft getracht het onderzoek te frustreren. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 15 jaar passend en geboden en zal dat als uitgangpunt nemen. Dat [verdachte] niet zelf de uitvoeringshandelingen heeft verricht brengt de rechtbank ertoe de op te leggen straf te matigen.
Dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit is reeds verdisconteerd in het uitgangspunt en leidt dus niet tot een lagere strafoplegging.
De rechtbank heeft in de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte] aanleiding gevonden de op te leggen straf nog enigszins te matigen, omdat het ondergaan van detentie in die omstandigheden in aanzienlijke mate meer belastend is, ook al is [verdachte] niet detentieongeschikt geacht.
De rechtbank heeft daarbij mede gelet op het over de [verdachte] uitgebrachte trajectconsult gedateerd 6 oktober 2016 van J.M. Westenbroek, als psychiater verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie. In dit rapport is onder meer het volgende geconcludeerd:
Diagnostisch lijkt er sprake van een depressieve stoornis met psychotische kenmerken, waarbij de stress rond de rechtszaak, de huidige detentie en toch de mogelijkheid dat deze langer zal duren (al probeert betrokkene dit voor zichzelf te ontkennen) luxerend en onderhoudend te zijn. (…) Betrokkene is goed op haar plek in het PPC. Mocht er sprake zijn van een ernstige verslechtering van het toestandsbeeld dan kan er zo nodig nog verder opgeschaald worden naar nog intensievere behandelafdelingen binnen het PPC of, wanneer noodzakelijk, een time out periode naar de GGZ. Dit zal beoordeeld worden door de in de PPC aanwezige behandel coördinatoren en psychiaters. (…) De suïcidaliteit wordt regelmatig beoordeeld: mocht deze oplopen en mocht er een actuele suïcidewens zijn, dan zal de behandeling hiervan in het PPC niet anders zijn dan in de psychiatrie.
De rechtbank zal al met al enigszins afwijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd, ook nu de rechtbank de medeplichtigheid aan het onttrekken van een lijk aan nasporing niet bewezen acht. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 11 jaar moet worden opgelegd.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Vordering van de benadeelde partij/nabestaande [C]
De benadeelde partij en nabestaande, zus van het slachtoffer, heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak via haar gemachtigde advocaat, mr. L. Harteveld, bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van een (civiele) vordering tot vergoeding van € 2.631,67 aan materiële schade die [verdachte] voor de benadeelde partij heeft veroorzaakt.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ter zake van de materiële schade geheel toewijsbaar is. De officier van justitie heeft gevorderd aan het toe te wijzen bedrag de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt verdediging
De raadsman van [verdachte] heeft zich namens haar op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard indien [verdachte] van het eerste feit wordt vrijgesproken.
Subsidiair heeft hij bepleit het toe te wijzen bedrag te matigen en de kosten voor het bijwonen van de strafzaak niet als schadevergoeding, maar als proceskosten toe te wijzen.
Oordeel rechtbank
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Eerst dient te worden onderscheiden wat de grondslag van de verschillende onderdelen van de vordering is.
Schade
De gevorderde vergoeding ter zake van het bijwonen van de uitvaart en de kosten uitvaart ziet op geleden
schade. Die kosten (€ 542,44) staan in een rechtstreeks verband tot het bewezen verklaarde feit, zijn goed onderbouwd en redelijk en zullen worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal ook worden toegewezen, zij het dat als ingangsdatum daarvan telkens de datum van het maken van de kosten zal worden genomen. Deze rente bedraagt per heden een bedrag van € 3,46.
Onkosten als benadeelde partij
Ook de kosten voor het bijwonen van de zittingen van deze strafzaak waarop de vordering van de benadeelde partij aan de orde is geweest zijn goed onderbouwd en redelijk. Het betreft de zittingen van 5 oktober en 12 oktober 2016. Deze kosten, bestaande in reiskosten van in totaal € 96,57, zijn niet weersproken. Aangezien deze kosten deel uitmaken van de
proceskostenzullen zij ook als zodanig worden toegewezen.
De vordering van de kosten voor het bijwonen van alle zittingen van de strafzaak in hoger beroep (€ 893,20) zal worden afgewezen, omdat die kosten niet gemaakt zijn.
De rechtbank zal zodoende de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 545,90, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 november 2016.
[verdachte] dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot heden dus begroot op
€ 96,57) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Onkosten als nabestaande
Het overige deel van de vordering heeft betrekking op de
reis- en verblijfkostenvoor het bijwonen van de zittingen
als nabestaande.
Artikel 1 van Europese richtlijn 2012/29/EU, PbEU L 315/57 d.d. 14-11-2012 luidt, voor zover relevant, als volgt:
For the purposes of this Directive the following definitions shall apply:
a.
‘victim’ means:
  • i)
  • ii)
Artikel 14 luidt, voor zover relevant, als volgt:
Right to reimbursement of expenses
Member States shall afford victims who participate in criminal proceedings, the possibility of reimbursement of expenses incurred as a result of their active participation in criminal proceedings, in accordance with their role in the relevant criminal justice system. The conditions or procedural rules under which victims may be reimbursed shall be determined by national law.
Op grond van de richtlijn is de nationale wetgever gehouden een voorziening te treffen waarin is geregeld onder welke voorwaarden en op welke wijze het slachtoffer gemaakte kosten in verband met het strafproces vergoed kan krijgen. Overeenkomstig de rol van het slachtoffer in het Nederlandse strafproces en artikel 1 van de richtlijn geldt dat niet alleen voor het slachtoffer in hoedanigheid van benadeelde partij, maar ook in hoedanigheid als slachtoffer/nabestaande. In de Nederlandse wet is echter (nog) geen voorziening getroffen waarin is geregeld onder welke voorwaarden en op welke wijze een slachtoffer en/of nabestaande die gemaakte kosten vergoed kan krijgen.
In artikel 260 Sv, tweede lid, is bepaald dat indien slachtoffers of nabestaanden schriftelijk verzoeken om oproeping voor de uitoefening van het spreekrecht de officier van justitie daaraan gehoor geeft.
In de memorie van toelichting bij wetsvoorstel 30143 (wijziging ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, in werking getreden: 1-1-2011) wordt het volgende vermeld:
“Sinds 1 mei 2004 bestaat de mogelijkheid voor slachtoffers van ernstige misdrijven (dezelfde categorieën die zijn aangewezen voor de uitoefening van het spreekrecht) een schriftelijke slachtofferverklaring af te leggen en in het strafdossier te doen voegen.
Met betrekking tot de mogelijkheid voor het slachtoffer om reiskosten en kosten voor tijdverzuim vergoed te krijgen, wijs ik op artikel 260. Ook de benadeelde partij ontvangt volgens het huidige artikel 51f, eerste lid, een oproeping van de officier van justitie. Volgens de bestaande regeling in de Wet tarieven strafzaken kan het slachtoffer dat, eventueel op eigen verzoek, door de officier van justitie is opgeroepen, aanspraak maken op de desbetreffende vergoedingen.
Door de toevoeging van de categorie getuigen en nabestaanden in artikel 260 bij Wet van 21 juli 2004, Stb. 382 (invoering van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden) is verzekerd dat slachtoffers en nabestaanden voor een vergoeding van hun reiskosten en tijdverzuim een beroep kunnen doen op de vergoeding ingevolge de Wet tarieven in strafzaken. Zij worden immers ingevolge een opdracht van de officier van justitie voor de terechtzitting opgeroepen.”(TK 2004-2005, 30143, nr. 3, blz. 14 en 23).De Wet Tarieven in strafzaken bepaalt in artikel 1 onder meer dat vergoedingen worden toegekend voor gemaakte reis- en verblijfkosten, voor zover voortvloeiende uit een verzoek of opdracht van de justitie, ten behoeve van strafzaken. Artikel 6 van die wet
bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur tarieven worden vastgesteld voor vergoedingen voor reis- en verblijfkosten, toekomende aan de in artikel 3, lid 1, sub b, genoemde personen. In artikel 3 worden echter wel getuigen, maar niet slachtoffers of nabestaanden genoemd.
Ook in het Besluit Tarieven in strafzaken 2003 worden slachtoffers en nabestaanden niet vermeld.
Voormelde richtlijn had op 16 november 2015 geïmplementeerd moeten zijn. De richtlijn is op dit punt in artikel 14 voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk om rechtstreekse werking te kunnen hebben.
Gelet op de directe werking van artikel 14 van voormelde Europese richtlijn, de bedoeling van de wetgever, zoals blijkt uit de hiervoor geciteerde memorie van toelichting, alsmede gelet op de na de per 1 juli 2016 in werking getreden wetswijziging Versterking Positie Slachtoffers uitgebreide rol van het slachtoffer en/of de nabestaande in het strafproces, zal de rechtbank in deze zaak de reis- en verblijfkosten vaststellen, die door de staat aan het slachtoffer dienen te worden vergoed.
Deze (resterende) reis- en verblijfkosten van in totaal
€ 818,97zijn goed onderbouwd (in het gevorderde totaalbedrag reiskosten strafzaak van € 1.042,03 zijn abusievelijk ook de reiskosten uitvaart van in totaal € 280,49 opgenomen), door de officier van justitie ter zitting erkend als redelijke kosten – wat door de rechtbank wordt onderschreven – en zullen daarom worden toegewezen.
8.2
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank jegens de nabestaande naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. Deze schade bedraagt
€ 545,90, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 november 2016.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
8.3
Vordering van de benadeelde partij/nabestaande [T]
Deze nabestaande, broer van het slachtoffer, heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak via zijn gemachtigde advocaat, mr. L. Harteveld, bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van een (civiele) vordering tot vergoeding van € 1.412,93 aan materiële schade die [verdachte] voor de benadeelde partij heeft veroorzaakt.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ter zake van de materiële schade geheel toewijsbaar is. De officier van justitie heeft gevorderd aan het toe te wijzen bedrag de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Standpunt verdediging
De raadsman van [verdachte] heeft zich namens haar op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard indien [verdachte] van het eerste feit wordt vrijgesproken.
Subsidiair heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel rechtbank
Voor de beoordeling van deze vordering verwijst de rechtbank naar wat hiervoor in dit vonnis, onder het kopje “Onkosten als nabestaande”, is overwogen.
De reis- en verblijfkosten van deze nabestaande van in totaal
€ 888,49zijn goed onderbouwd, door de officier van justitie ter zitting erkend als redelijke kosten – wat door de rechtbank wordt onderschreven – en zullen daarom worden toegewezen.
De vordering voor de kosten voor het bijwonen van alle zittingen van de strafzaak in hoger beroep (€ 524,44) zal worden afgewezen, omdat die kosten niet gemaakt zijn.
De benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die [verdachte] heeft gemaakt, maar deze zullen worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat [verdachte] het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven;
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert en verklaart [verdachte] hiervoor strafbaar;
Veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van
11 (elf) jaar;
Bepaalt dat de tijd die [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door nabestaande
[C] , [BSN] ,geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 545,90en veroordeelt [verdachte] tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [C] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door medeverdachte [J] is betaald, [verdachte] in zoverre zal zijn bevrijd;
Veroordeelt [verdachte] in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 96,57en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
Verklaart de benadeelde partij voor een bedrag van € 280,49 niet-ontvankelijk in de vordering;
Wijst af het gevorderde bedrag van € 893,20 ter zake van de kosten voor het bijwonen van de strafzaak in hoger beroep;
Legt [verdachte] als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van nabestaande
[C] , [BSN] ,de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 545,90[vijfhonderd vijfenveertig euro en negentig cent], vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens medeverdachte [J] aan de benadeelde partij of de Staat is betaald, [verdachte] in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
Kent aan nabestaande
[C] , [BSN] ,ten laste van de Staateen vergoeding toe van
€ 818,97(achthonderdachttien euro en zevenennegentig cent), wegens reis- en verblijfkosten als nabestaande van slachtoffer [S] , gemaakt in de strafzaken met parketnummers 15/860178-15, 15/86022615 en 15/860240-15;
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van deze vergoeding aan deze nabestaande, met dien verstande dat de vergoeding slechts eenmaal voor drie zaken gezamenlijk behoeft te geschieden;
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door nabestaande
[T] ,
[BSN] ,gevorderde schade van € 524,44 ter zake van de kosten voor het bijwonen van de strafzaak in hoger beroep;
Bepaalt de proceskosten van [verdachte] op nihil;
Kent aan nabestaande
[T] , [BSN] ,ten laste van de Staateen vergoeding toe van
€ 888,49(achthonderdachtentachtig euro en negenenveertig cent), wegens reis- en verblijfkosten als nabestaande van slachtoffer [S] , gemaakt in de strafzaken met parketnummers 15/860178-15, 15/86022615 en 15/860240-15;
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van deze vergoeding aan deze nabestaande, met dien verstande dat de vergoeding slechts eenmaal voor drie zaken gezamenlijk behoeft te geschieden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. H. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. de Roo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2015, ZD01.01. pag. 138 en 139.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 september 2015, ZD01.01. pag. 140 en 141.
4.De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 27 september 2016.
5.Het proces-verbaal van uitluisteren meldkamergesprekken d.d. 9 oktober 2015, ZD01.01. pag. 157-160.
6.Zie bijlage op pag. 701 bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Xiraf onderzoek PC A.01.01.001’ d.d. 10 februari 2016, ZD01.03. pag. 693-698.
7.Zie bijlage op pag. 770 en 771 bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Xiraf onderzoek PC A.01.01.001’ d.d. 10 februari 2016, ZD01.03. pag. 693-698.
8.Zie bijlage op pag. 764 en 765 bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Xiraf onderzoek PC A.01.01.001’ d.d. 10 februari 2016, ZD01.03. pag. 693-698.
9.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 10 december 2015, ZD01.06. pag. 2072; het proces-verbaal van verhoor van [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 31 augustus 2016 (los bijgevoegd).
10.De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 28 september 2016; het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 15 februari 2016, PD02.02. pag. 445, beperkt tot haar verklaring: “Gewoon een beetje van, weet je iemand of…om hem wat aan te doen.”
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [J] ter zitting van 1 juli 2016, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 8 maart 2016, PD 02.02. pag. 461-462, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 15 maart 2016, PD 02.02., pag. 542-546.
12.Het proces-verbaal van bevindingen ‘Xiraf onderzoek ibn nr F 01 (Samsung Galaxy tablet) d.d. 26 oktober 2015, ZD01.03. pag. 781-783, met bijlagen.
13.Het proces-verbaal van bevindingen ‘Xiraf onderzoek ibn nr F 01 (Samsung Galaxy tablet) d.d. 26 oktober 2015, ZD01.03. pag. 781-783, met bijlagen.
14.De verklaring van getuige [J] ter zitting van 1 juli 2016.
15.Het proces-verbaal van bevindingen ‘betreffende onderzoek naar inhoud/gegevens uit smartphone van [J] ’ d.d. 29 oktober 2015, ZD01.03. pag. 903.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2016, ZD01.02. pag. 315; het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 31 augustus 2015, PD02.01. pag. 86.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016, ZD01.02. pag. 401.
18.Het proces-verbaal van (historische) verkeersgegevens d.d. 22 maart 2016, ZD01.02. pag. 531 en 532.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016, ZD01.02, pag. 401.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d.3 maart 2016, ZD 01.02. pag. 460.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016, ZD01.02. pag. 431.
22.Het proces-verbaal van historische verkeersgegevens d.d. 22 maart 2016, ZD 01.02. pag. 568.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016, ZD01.02. pag. 431.
24.Het proces-verbaal van bevindingen d.d.3 maart 2016, ZD 01.02. pag. 461.
25.De verklaring van getuige [J] ter terechtzitting van 1 juli 2016.
26.Zie bijlage A, PD02.02. pag. 499 bij het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 8 maart 2016, PD02.02. pag. 434-490.
27.Het proces-verbaal van (historische) verkeersgegevens d.d. 22 maart 2016, ZD01.02. pag. 570.
28.Het proces-verbaal van bevindingen [M] te [plaats] d.d. 4 december 2015, ZD01.02. pag. 501 en 503.
29.Het proces-verbaal van (historische) verkeersgegevens d.d. 22 maart 2016, ZD01.02. pag. 570. Abusievelijk staat vermeld: ‘Dijk tank’, de rechtbank constateert dat dit moet zijn: ‘Dyk tank’, zie proces-verbaal ‘Xiraf onderzoek ibn nr. M003 (Samsung GT-19505) KRUIM59’ d.d. 11 januari 2016, ZD.01.03. pag. 921 en de bijlage op pag. 946.
30.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016, ZD01.02. pag. 402.
31.Zie bijlage A, PD02.02. pag. 501 en het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 8 maart 2016, PD02.02. pag. 438.
32.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2016, ZD01.02. pag. 471 en 473.
33.Het proces-verbaal van bevindingen 26 augustus 2015 d.d. 3 maart 2016, ZD01.02. pag. 467 en 469.
34.Het proces-verbaal van (historische) verkeersgegevens d.d. 22 maart 2016, ZD01.02. pag. 570.
35.Het proces-verbaal van bevindingen 26 augustus 2015 d.d. 3 maart 2016, ZD01.02. pag. 469.
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2016, ZD01.02. p. 474 en 475.
37.De verklaring van [verdachte] ter zitting van 28 september 2016, de verklaring van getuige [J] ter zitting van 1 juli 2016, de verklaring van getuige [M] ter zitting van 25 augustus 2016.
38.De verklaring van getuige [M] ter zitting van 25 augustus 2016.
39.De verklaring van [verdachte] ter zitting van 28 september 2016; de verklaring van getuige [M] ter zitting van 25 augustus 2016 .
40.De verklaring van getuige [M] ter zitting van 25 augustus 2016.
41.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016, ZD02.02. pag. 402; het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2016, ZD01.02. pag. 408.
42.Het proces-verbaal van (historische) verkeersgegevens d.d. 14 maart 2016, ZD01.02. pag. 613.
43.Het proces-verbaal van historische verkeersgegevens d.d. 22 maart 2016, ZD 01.02. pag. 571.
44.De verklaring van getuige [M] ter terechtzitting van 25 augustus 2016, de verklaring van [verdachte] ter zitting van 28 september 2016.
45.De verklaring van getuige [J] ter terechtzitting van 1 juli 2016, de verklaring van getuige [M] ter terechtzitting van 25 augustus 2016.
46.Het proces-verbaal ‘Uitluisteren meldkamergesprekken’, ZD 01.01. pag. 160-163.
47.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2015, ZD01.01. pag. 105.
48.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 oktober 2015, FO.01. pag. 29 en 30.
49.Een schriftelijk bescheid, te weten het schouwverslag d.d. 30 augustus 2015, opgemaakt door G.C.J. Vogel, FO.01. pag. 61 en 62.
50.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 september 2015, FO.01. pag. 129.
51.Een schriftelijk bescheid, te weten het NFI rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Hippolytushoef op 30 aug 2015’ d.d. 7 september 2015, FO.01 pag. 293 en 294.
52.Een schriftelijk bescheid, te weten het NFI rapport ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ d.d. 18 januari 2016, opgemaakt door V. Soerdjbalie-Maikoe, FO.01. pag. 262 en 263.
53.Het proces-verbaal Uitwerking OVC PI Alphen 15-10-2015, d.d. 22 oktober 2015 ZD01.04. pag. 1133 en 1134.
54.Het proces-verbaal Uitwerking OVC PI Alphen 29-10-2015, ZD01.04. pag. 1143 en 1149.
55.Het proces-verbaal OVC PI Alphen 05-11 d.d. 13 november 2015, ZD01.04. pag. 1180.
56.Het proces-verbaal Uitwerking OVC PI 12-11-2015 d.d. 23 november 2015, ZD01.04. pag. 1199, 1205 en 1211.
57.Het proces-verbaal OVC PI Alphen 10-12-2015 d.d. 22 december 2015, ZD01.04. pag. 1245 en 1251.
58.Het proces-verbaal OVC PI Alphen 31-12-2015 d.d. 18 januari 2016, ZD01.04. pag. 1289 en 1294.
59.Het proces-verbaal OVC PI Alphen 9-2-2016 d.d. 9 februari 2016 , ZD01.04. pag. 1303.
60.Het proces-verbaal OVC PI Alphen 18-2-2016 d.d. 22 februari 2016 , ZD01.04. pag. 1341.