Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
- Werknemer in februari 2014 een officiële waarschuwing heeft gekregen wegens het herhaaldelijk niet op tijd op het werk verschijnen;
- Werknemer slecht om kan gaan met opgelegde productiedoelen;
- Werknemer met sterk wisselende gemoedstoestanden collega’s negatief beïnvloedt;
- Werknemer heeft aangetoond te beschikken over goede kennis en vaardigheden met betrekking tot het bouwen en repareren van fietsen;
- Werkgever werknemer het voordeel van de twijfel wenst te geven enerzijds vanwege sterke groei van de onderneming, anderzijds vanwege verdergaande professionalisering van de organisatie waaronder nadrukkelijker begeleiding én evaluatie van medewerkers;
Geef aan welke afspraken en doelstellingen zijn gemaakt.
Welke taken / werkzaamheden en verantwoordelijkheden worden goed uitgevoerd en waarop is bijsturing/ontwikkeling nodig.
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
primairis gelegen in verwijtbaar handelen of nalaten door [werknemer] . Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Optima in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3,
onderdeel e, BW. Daartoe wordt overwogen dat niet gebleken is dat Optima duidelijk is geweest in wat zij als werkgever niet toelaatbaar achtte en dat beleid ook in de praktijk handhaafde. De weigering van [werknemer] om de nieuwe bedrijfskleding te dragen, en/of het herhaaldelijk te laat komen kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden aangemerkt als een zodanig verwijtbaar handelen of nalaten dat van Optima niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
onderdeel g, BW). Deze verstoring is verergerd als gevolg van het incident op 17 juni 2016 tijdens de opening van het nieuwe bedrijfspand van Optima. [werknemer] heeft niet ontkend dat er bij de opening meerdere zakelijke gasten aanwezig waren. De werkgever mocht van [werknemer] dan ook vragen om de nieuwe bedrijfskleding te dragen.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).