ECLI:NL:RBNHO:2016:8899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
5336195/OA VERZ 16-317
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens diefstal van geld van een bewoonster in zorginstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van [x], een huishoudelijk medewerkster bij Stichting Alkcare, die haar ontslag op staande voet aanvecht. [x] werd op 1 juli 2016 op staande voet ontslagen na beschuldigingen van diefstal van geld van een 84-jarige bewoonster, mevrouw [A]. De kantonrechter oordeelt dat Alkcare voldoende bewijs heeft geleverd dat [x] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, onderbouwd door camerabeelden die de diefstal documenteren. [x] had eerder een verzoek ingediend om het ontslag te vernietigen, de arbeidsovereenkomst te ontbinden en vergoedingen te eisen, waaronder loon en een transitievergoeding. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag rechtsgeldig is, omdat er sprake was van een dringende reden. De verzoeken van [x] worden afgewezen, evenals haar verzoek om een billijke vergoeding. De kantonrechter benadrukt dat de aard van de diefstal, gepleegd tegen een kwetsbare bewoonster, de onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De proceskosten worden toegewezen aan Alkcare, omdat zij in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5336195/OA VERZ 16-317
Uitspraakdatum: 18 oktober 2016
Beschikking in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [x]
gemachtigde: mr. S. Kahraman
tegen
Stichting Alkcare,
gevestigd te Alkmaar
verwerende partij
verder te noemen: Alkcare
gemachtigde: mr. R.J. van Velzen

1.Het procesverloop

1.1.
[x] heeft een verzoek gedaan om het door Alkcare gegeven ontslag op staande voet te vernietigen, de arbeidsovereenkomst van partijen te ontbinden en ten laste van Alkcare een billijke vergoeding toe te kennen. [x] heeft daarnaast een verzoek gedaan om Alkcare te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 1 juli 2016, de transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Alkcare heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan tot betaling door [x] van een gefixeerde schadevergoeding.
1.2.
Op 27 september 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitnotities, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Alkcare op 21 september 2016 ter griffie van deze rechtbank een USB-stick van het merk Philips met de vermelding “Knuwer” gedeponeerd en bij brief van 22 september 2016 nog een productie in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
[x] , geboren op 2 september 1967, is op 14 september 2009 in dienst getreden bij Alkcare, zijnde onder meer de exploitant van Zorgcentrum ’t Rekerheem te Alkmaar. [x] vervulde de functie van huishoudelijk medewerkster bij ‘t Rekerheem met een salaris van € 1.231,89 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
In de loop van 2016 heeft Alkcare bij herhaling meldingen ontvangen van mevrouw [A] (hierna: [a] ) - zijnde een 84-jarige bewoonster van ’t Rekerheem - dat zij geld en een ketting miste. [a] heeft Alkcare laten weten dat zij medewerkers van ’t Rekerheem van diefstal verdacht.
2.3.
Op advies van de politie en met medeweten van Alkcare heeft de familie van [a] een verborgen camera in de kamer van [a] geïnstalleerd. De opnamen van deze camera zijn zonder geluid en op de beelden is slechts een deel van de kamer zichtbaar.
2.4.
Op 30 juni 2016 heeft [a] bij Alkcare gemeld dat zij na het schoonmaken van haar kamer door [x] een bedrag van € 30,00 miste.
2.5.
Na het zien van de op 30 juni 2016 gemaakte camerabeelden heeft [a] aangifte bij de politie gedaan tegen [x] .
2.6.
Op 1 juli 2016 heeft een gesprek tussen [x] en Alkcare plaatsgevonden. Aan het eind van dit gesprek heeft Alkcare [x] op staande voet ontslagen.
2.7.
Bij brief van 1 juli 2016 aan [x] heeft Alkcare het ontslag op staande voet bevestigd. In de brief staat onder meer het volgende:
“Al enige tijd is ons bekend dat bij een van onze bewoonsters geld ontvreemd werd. Na eerder overleg met de vertegenwoordigers van deze bewoonster is duidelijk geworden dat het niet anders kan zijn, dan dat een van onze medewerksters zich aan diefstal schuldig maakt. Vanmorgen is zeer overtuigend gebleken dat u deze persoon bent en is u dat in een gesprek met uw leidinggevenden ook duidelijk gemaakt.
Het beleid van Alkcare is hierin voor iedere medewerker duidelijk. Wij hebben te maken met zeer kwetsbare ouderen en, evenals bij diefstal van eigendommen van de organisatie, volgt per direct ontslag. U hebt overigens niet alleen de betrokken bewoonster schade toegebracht, maar ook het vertrouwen geschonden dat de samenleving zou mogen hebben in medewerkers van zorginstellingen in het algemeen en in die van Alkcare in het bijzonder. Ons vertrouwen in u is onherstelbare schade toegebracht.
U bent dan ook op staande voet ontslagen. (...)”.
2.8.
Bij de salarisspecificatie van 14 juli 2016 (de eindafrekening) heeft Alkcare bij [x] een schadevergoeding van € 4.218,84 in rekening gebracht. Volgens deze salarisspecificatie is [x] - na verrekening van het haar nog toekomende salaris - een bedrag van € 3.947,20 aan Alkcare verschuldigd. Bij brief van 19 juli 2016 heeft Alkcare [x] verzocht om laatstgenoemd bedrag voor 2 augustus 2016 aan haar te betalen. [x] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2.9.
Op 27 juli 2016 heeft [x] in het bijzijn van haar vriend en haar gemachtigde de
camerabeelden bekeken.
2.10.
[x] heeft een werkloosheidsuitkering aangevraagd. Het UWV heeft deze uitkering geweigerd. Tegen het besluit van het UWV heeft [x] een bezwaarschrift ingediend.
2.11.
Naar aanleiding van de aangifte van [a] is [x] op 7 september 2016 door de politie verhoord. Het Openbaar Ministerie heeft [x] uitgenodigd voor een zogenoemde OM-zitting op 6 november 2016, waarbij het Openbaar Ministerie [x] zal horen en het voornemen heeft om een strafbeschikking uit te vaardigen.

3.Het verzoek

3.1.
[x] verzoekt de kantonrechter de opzegging (het ontslag op staande voet) te vernietigen en Alkcare te veroordelen tot doorbetaling van loon. Aan dit verzoek legt [x] ten grondslag, kort samengevat, dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. [x] voert aan dat Alkcare niet aan haar stelplicht en bewijslast ter zake van de aanwezigheid van de dringende reden heeft voldaan. Alkcare heeft slechts zeer summier gesteld dat geld is ontvreemd bij een bewoonster. Zij heeft nagelaten te onderbouwen om welke bewoonster het gaat, wanneer het voorval zich heeft voorgedaan, hoe hoog het geldbedrag is dat zou zijn ontvreemd en hoe Alkcare heeft geconstateerd dat [x] zich hieraan schuldig zou hebben gemaakt. Dit terwijl [x] tijdens het door partijen gevoerde gesprek op 1 juli 2016 expliciet om deze onderbouwing heeft verzocht. Ook had Alkcare in het gesprek moeten aangeven dat camerabeelden voorhanden zijn. [x] voert verder nog aan dat zij op verzoek van bewoonster [a] geld uit de tas heeft gepakt en dit geld aan [(a)] heeft overhandigd.
3.2.
[x] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst van partijen te ontbinden. In eerste instantie wilde [x] terug naar de werkvloer, omdat zij daar altijd met plezier en naar behoren heeft gefunctioneerd. Nadat zij de camerabeelden heeft bekeken, stelt zij zich echter op het standpunt dat Alkcare haar heeft weggepest. Alkcare heeft onzorgvuldig gehandeld door ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van [x] te maken.
3.3.
[x] heeft een verzoek gedaan om op grond van artikel 7:681 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ten laste van Alkcare een door de kantonrechter in hoogte te bepalen billijke vergoeding toe te kennen. Volgens [x] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en het ontslag dus in strijd is met artikel 7:671 BW.
3.4.
[x] heeft daarnaast ook een verzoek gedaan om Alkcare te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen. Volgens [x] is Alkcare op grond van artikel 7:672 lid 9 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn. [x] stelt verder dat Alkcare op grond van artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding verschuldigd is.
3.5.
Ten slotte verzoekt [x] de verzochte vergoedingen te vermeerderen met de wettelijke rente en een veroordeling van Alkcare in de proceskosten.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Alkcare verweert zich tegen het verzoek. Zij stelt zich op het standpunt dat het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. [x] heeft van een aan de zorg van Alkcare toevertrouwde cliënt geld gestolen. Met deze daad heeft [x] Alkcare een dringende reden gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Het ontslag op staande voet is [x] onder opgave van de reden en na het bieden van gelegenheid voor een reactie gegeven, vrijwel direct nadat de diefstal aan Alkcare kenbaar was gemaakt. In het met [x] gevoerde gesprek dat 20 minuten heeft geduurd, heeft Alkcare haar meerdere malen om een reactie gevraagd. [x] heeft toen hoofdzakelijk gezwegen. Alkcare betwist dat [x] niet kenbaar zou zijn gemaakt wat de dringende reden voor het ontslag is geweest en dat [x] onvoldoende in de gelegenheid zou zijn gesteld om op het haar gemaakte verwijt te reageren. [x] is voorgehouden dat de vorige dag geld was gestolen bij [a] , bij wie zij de kamer had schoongemaakt en dat er overtuigend bewijs was dat zij dat had gedaan. [x] is kort na 1 juli 2016 uitgenodigd om de gemaakte beeldopnamen te komen bekijken op het kantoor van de gemachtigde van Alkcare. Van dit aanbod heeft [x] op 27 juli 2016 gebruik gemaakt. Van het opzettelijk of doelbewust beschadigen van [x] is geen sprake. [x] is eenvoudigweg op heterdaad betrapt.
4.2.
[x] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dit verzoek moet worden afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst niet meer bestaat. Subsidiair, voor het geval de kantonrechter tot een vernietiging van de opzegging zou overgaan, voert Alkcare geen afzonderlijk verweer tegen de door [x] verzochte ontbinding. Van een toekenning van een billijke vergoeding kan dan echter geen sprake zijn, nu [x] onvoldoende heeft onderbouwd waarom een voortzetting van de arbeidsovereenkomst door aan Alkcare toe te rekenen en te verwijten feiten en omstandigheden niet van laatstgenoemde zou kunnen worden gevergd.
4.3.
In de zaak van het tegenverzoek verzoekt Alkcare [x] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.947,20. [x] is door Alkcare een dringende reden te geven, schadeplichtig geworden. [x] is uit hoofde van artikel 7:677 lid 2 BW een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd gelijk aan het loon over de niet in acht genomen opzegtermijn, zijnde € 4.218,84. Na verrekening van dit bedrag met de eindafrekening vakantiedagen en vakantietoeslag resteert € 3.947,20.
4.4.
Alkcare verzoekt tevens om [x] in de proceskosten te veroordelen.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet door Alkcare moet worden vernietigd en of Alkcare moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon en of aan [x] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Daarnaast is aan de orde de vraag of Alkcare moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding.
5.2.
[x] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [x] de grondslag van haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij heeft erkend dat de opzegging onverwijld is gegeven. [x] stelt zich op het standpunt dat Alkcare heeft verzuimd om de aangevoerde dringende reden deugdelijk te onderbouwen. Zo heeft Alkcare volgens [x] in het gesprek waarin zij op staande voet is ontslagen, niet aangegeven wat er precies is gestolen, hoe en bij wie er is gestolen en dat van de vermeende diefstal camerabeelden beschikbaar zijn.
5.4.
Alkcare heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet is gelegen in de diefstal van € 30,00 op 30 juni 2016 bij bewoonster [a] en dat deze reden [x] tijdens het gesprek op 1 juli 2016 is meegedeeld.
5.5.
De kantonrechter begrijpt dat [x] zich op het standpunt stelt dat Alkcare haar niet dan wel onvoldoende heeft duidelijk gemaakt wat de reden voor het op 1 juli 2016 gegeven ontslag op staande voet was. [x] heeft echter niet weersproken dat haar tijdens het gesprek op 1 juli 2016 is meegedeeld dat er bij de bewoonster bij wie zij schoonmaakte en bij wie eerder geld en een kostbare ketting zouden zijn ontvreemd, wederom geld weg was en dat Alkcare [x] van die laatste ontvreemding van geld verdacht. Daarbij komt dat uit het verslag dat van dit gesprek is opgemaakt, ook volgt dat [x] is geconfronteerd met het feit dat er een geldbedrag was gestolen bij mevrouw [a] waar zij die ochtend werkzaamheden had verricht en dat er overtuigend bewijs was dat zij dit had gedaan. Dat [x] begreep dat het om bewoonster [a] ging, volgt ook uit het feit dat zij tijdens het gesprek heeft aangegeven dat zij er niets mee te maken heeft en nog naar de genoemde ketting van mevrouw [a] heeft meegezocht. In de schriftelijke bevestiging van het ontslag op staande voet van 1 juli 2016 is de ontslagreden, namelijk de diefstal van geld van een bewoonster, nogmaals schriftelijk meegedeeld. Dat in die brief niet de naam van de bewoonster en de hoogte van het geldbedrag staan vermeld, doen daaraan niet af. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Alkcare zowel in het gesprek als in de brief de reden van het ontslag zodanig medegedeeld, dat [x] voldoende in staat was om haar standpunt met betrekking tot het ontslag te bepalen en daarop te reageren.
5.6.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of op grond van de stellingen van partijen, de in het geding gebrachte producties en de gedeponeerde camerabeelden, die op de zitting zijn bekeken, met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat de gestelde diefstal van € 30,00 van bewoonster [a] op 30 juni 2016 daadwerkelijk door [x] is gepleegd. Deze vraag beantwoordt de kantonrechter bevestigend. Zij overweegt daartoe het volgende.
5.7.
Aan het begin van de camerabeelden is te zien dat bewoonster [a] in haar kamer in een stoel zit bij de vierkante tafel die voor het raam is gepositioneerd. Onder deze tafel staat een krukje met daarop een kussen. Ook is te zien dat [x] in de kamer aanwezig is en bezig is met het verschonen dan wel opmaken van het bed van [a] . Rond de 6e minuut van de in het geding gebrachte camerabeelden rijdt [x] een rolstoel naast de stoel van [a] . Rond de 7e minuut geeft [x] [a] een shawl, die [a] vervolgens om haar nek knoopt. Bij 9 minuten en 11 seconden neemt [a] plaats in de rolstoel. Bij 9 minuten en 55 seconden duwt [x] de rolstoel met daarin [a] weg van de tafel in de richting van de deur. De rolstoel verdwijnt uit het beeld van de camera. Vervolgens is te zien dat [x] bezig is met het afstoffen/schoonmaken van de vensterbank en de verwarming. Rond de 11e minuut schuift [x] het krukje met daarop het kussen onder de tafel vandaan. Bij 12 minuten en 14 seconden pakt [x] het kussen, opent dat en haalt er een envelop uit. Vervolgens is te zien dat [x] enkele biljetten uit de envelop haalt. Niet in geschil is dat [x] drie biljetten van tien euro uit de envelop haalt en op tafel legt. [x] pakt het geld vervolgens op en legt het op het hoekje van de tafel. Bij 12 minuten en 38 seconden stopt [x] de envelop terug in het kussen. Bij 12 minuten en 55 seconden maakt [x] met haar rechterarm een zwaaiende beweging over de tafel. Aan het begin van de 13e minuut verdwijnt [x] uit het beeld van de camera en ligt er geen geld meer op tafel. Bij 14 minuten en 24 seconden keert [x] terug in beeld en maakt zij haar werkzaamheden in de kamer af.
5.8.
[x] stelt dat zij op 30 juni 2016 inderdaad € 30,00 uit de envelop die in het kussen zat, heeft gepakt, maar dat zij dit heeft gedaan omdat [a] haar dat vroeg en dat zij het geld ook aan de nog in de kamer aanwezige [a] heeft gegeven.
Hiertegenover staat de verklaring van [a] dat zij op 30 juni 2016 niet bij het schoonmaken van haar kamer is gebleven, dat ze dat ook nog nooit heeft gedaan en dat zij [x] nimmer om geld heeft gevraagd. In haar op schrift gestelde verklaring staat:
“Ik heb mevrouw [x] niet gevraagd om geld te pakken uit mijn enveloppe of portemonnee. Ik geef mevrouw [x] of haar collega’s nooit geld, ik geef ze weleens een koekje. Ik beheer mijn eigen geld, ik doe dat zelf, ik vind dat privé.”.
5.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de verklaring van [x] over hetgeen er is gebeurd niet logisch, bevat deze verklaring ongerijmdheden en strookt die verklaring ook niet met wat er op de camerabeelden is te zien of daaruit kan worden afgeleid.
Zo heeft [x] in eerste instantie verklaard dat zij geld uit de tas van [a] heeft gehaald, maar op de camerabeelden is te zien dat de tas van [a] al die tijd voor het raam is blijven staan en dat het geld uit een kussen is gepakt. Verder is namens [x] in het verzoekschrift gesteld dat zij [a] in haar rolstoel naar de andere kant van de tafel heeft gereden. Tijdens de mondelinge behandeling is [x] daarop teruggekomen. Volgens [x] heeft zij [a] in haar rolstoel naar de in de kamer aanwezige kast vlakbij de deur en het keukenblok gereden. Uit de camerabeelden volgt ook dat de rolstoel niet naar de andere kant van de tafel gereden kan zijn. Te zien is immers dat op die plaats al een stoel staat die gedurende de gemaakte opnamen niet wordt verschoven. Niet in geschil is verder dat het om een kleine kamer met een oppervlakte van ongeveer 22 m² gaat inclusief de badkamer en het keukenblok. Evenmin is in geschil dat [a] in staat is zichzelf in haar rolstoel voort te bewegen, hetgeen zij ook regelmatig doet. Met oog op het feit dat [x] [a] haar shawl aanreikt die [a] vervolgens omdoet, [x] [a] vanuit de stoel bij het raam in een rolstoel helpt en haar richting de deur van haar kamer rijdt, komt het de kantonrechter niet logisch voor dat [a] gedurende de verdere schoonmaakwerkzaamheden van [x] , in haar rolstoel in de relatief kleine ruimte van haar kamer wenste te blijven. Dit geldt te meer nu [a] zelf heeft verklaard dat zij tijdens het schoonmaken van haar kamer nooit op haar kamer bleef.
5.10.
Daarbij komt dat de kantonrechter de verklaring van [x] op een tweetal punten ongeloofwaardig acht. In de eerste plaats heeft [x] ter zitting verklaard dat [a] haar, nog voordat zij [a] in de rolstoel hielp, al had gevraagd om geld te pakken en haar had uitgelegd waar het geld was opgeborgen. [x] stelt dat zij aan dit verzoek niet direct gehoor heeft gegeven, omdat ze dit niet durfde, en dat zij is doorgegaan met haar werkzaamheden. Naar eigen zeggen heeft [x] ongeveer zeven minuten later alsnog op eigen initiatief en zonder dat [a] daarom (opnieuw) had verzocht, geld uit de envelop in het onder de tafel aanwezige kussen gepakt.
Verder is op de camerabeelden te zien dat, nadat [x] met haar arm een zwaaiende beweging over tafel heeft gemaakt en het geld van de tafel is verdwenen, zij ongeveer anderhalve minuut uit beeld verdwijnt. Niet duidelijk is wat [x] in die tijd heeft gedaan. Dat zij die tijd nodig had om een fles schoonmaakmiddel te pakken van de kar met schoonmaakspullen die op de gang voor de kamer stond, zoals zij zelf stelt, acht de kantonrechter onaannemelijk.
5.11.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 5.9 en 5.10 is overwogen acht de kantonrechter de door [x] gegeven versie van hetgeen er op 30 juni 2016 is gebeurd, ongeloofwaardig. Dit leidt tot de conclusie dat naar het oordeel van de kantonrechter met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat sprake is geweest van diefstal dan wel verduistering van geld van een bewoonster.
5.12.
Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van een dringende reden is onder meer sprake indien de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt. De kantonrechter oordeelt dat hiervan sprake is.
5.13.
De kantonrechter realiseert zich dat de gevolgen van een ontslag op staande voet voor
[x] verstrekkend zijn. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst toch gerechtvaardigd is. De kantonrechter oordeelt dat van deze situatie sprake is. Dit omdat in dit geval de aard en de ernst van de dringende reden, te weten diefstal of verduistering van geld van een bejaarde bewoonster, zodanig zijn dat de persoonlijke omstandigheden daarvoor moeten wijken. Aldus is het ontslag op staande voet naar het oordeel van de kantonrechter rechtsgeldig.
5.14.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [x] om vernietiging van dat ontslag worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
5.15.
Met het naar het oordeel van de kantonrechter rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet is op 1 juli 2016 een einde aan de arbeidsovereenkomst gekomen. Dit betekent dat de verzoeken van [x] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, tot betaling van het loon vanaf 1 juli 2016, tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en tot betaling van de wettelijke rente over het loon en de vergoedingen eveneens worden afgewezen.
5.16.
[x] heeft tevens verzocht om Alkcare te veroordelen een door de kantonrechter te bepalen transitievergoeding te betalen. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Immers, die feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van de werknemer dat – mede gezien de in de wetsgeschiedenis genoemde voorbeelden (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39), waarbij de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, expliciet als voorbeeld is gegeven - als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [x] zal worden afgewezen. De verzochte wettelijke rente over deze vergoeding wordt eveneens afgewezen.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van [x] , omdat zij ongelijk krijgt.
het tegenverzoek
5.18.
Het verzoek van Alkcare om [x] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW zal worden afgewezen, nu de benodigde onderbouwing voor dit verzoek niet door Alkcare is gegeven. Alkcare heeft weliswaar een berekening van de schadevergoeding in het geding gebracht, maar uit deze berekening valt niet op te maken welke opzegtermijn daarbij in aanmerking is genomen. Alkcare lijkt in haar berekening te zijn uitgegaan van de opzegtermijn van de werkgever, terwijl dit de opzegtermijn van de werknemer moet zijn. Nu Alkcare heeft nagelaten om een kopie van de arbeidsovereenkomst in het geding te brengen, kan de kantonrechter de geldende opzegtermijn voor [x] ook niet zelf vaststellen.
5.19.
De proceskosten komen voor rekening van Alkcare, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de verzoeken
6.1.
wijst de verzoeken af;
6.2.
veroordeelt [x] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Alkcare tot en met vandaag vaststelt op € 500,-- aan salaris gemachtigde;
het tegenverzoek
6.3.
wijst het verzoek af;
6.4.
veroordeelt Alkcare tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [x] tot en met vandaag vaststelt op € 500,-- aan salaris gemachtigde;
Deze beschikking is gewezen door mr. M. Hoendervoogt, kantonrechter en op 18 oktober 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter