6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf of maatregel die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Dit zijn ergerlijke feiten die naast schade, veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde winkelbedrijven.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 22 september 2016 waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 5 oktober 2016 van L. Kok, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ reclassering Palier
.
In het rapport wordt geconcludeerd dat verdachte in verband met de hoeveelheid aan veroordelingen voor vermogensdelicten in aanmerking komt voor ISD scenario 1. De sociale integratie van verdachte is slecht te noemen. Hij heeft geen stabiele huisvesting, geen dagbesteding, financiële problemen en een negatief sociaal netwerk. Er is sprake van excessief middelengebruik. Omdat hij niet in staat is zijn middelengebruik te bekostigen voelt verdachte zich genoodzaakt delicten te plegen om in zijn gebruik en tevens primaire levensbehoeften te kunnen voorzien. De kans op recidive is zeer hoog te noemen.
Buiten detentie is verdachte onbereikbaar voor de reclassering en voor hulpverlening. Gebleken is dat een ambulant contact onvoldoende is om te komen tot een verandering in leefomstandigheden van verdachte. Enkel een langdurige klinische opname aansluitend aan een detentie kan bijdragen aan het verminderen van de kans op recidive, het abstinent raken van middelen en het bewerkstelligen van een positieve gedragsverandering. Verdachte stelt hiertoe gemotiveerd te zijn.
Derhalve heeft GGZ reclassering Palier verdachte aangemeld voor een klinische opname en hij staat reeds op de wachtlijst voor opname bij de Piet Roordakliniek.
Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met een proeftijd van drie jaren. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover die niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde en dat hij zich gedurende een door de rechtbank bepaalde periode zal blijven melden, zo frequent als de GGZ reclassering Palier dit gedurende deze periode nodig acht;
- dat verdachte zal meewerken aan een intake en klinische opname bij de Piet Roordakliniek of een soortgelijke instelling waarbij de klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden geldt;
- dat verdachte aansluitend aan de klinische opname zal meewerken aan plaatsing binnen een begeleide woonvorm of maatschappelijke opvang;
- dat verdachte zal meewerken aan aanmelding, intake en hieruit voortvloeiend behandelaanbod bij een nader te bepalen instelling in het kader van nazorg.
[getuige 1] van GGZ reclassering Palier heeft als getuige haar advies als volgt aangevuld:
Op 27 oktober 2016 om 11.00 uur kan verdachte worden opgenomen in de Piet Roordakliniek. De bedoeling is dat hij aansluitend aan behandeling aldaar zal doorstromen naar een begeleide woonvorm met nazorg. Vandaar dat ik een proeftijd van 3 jaar heb geadviseerd. Het lijkt mij niet verstandig dat hij in Alkmaar gaat wonen. Er moet worden gekeken naar een begeleide woonvorm elders in Nederland.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij zich kan vinden in het advies en dat hij gemotiveerd is voor behandeling in de Piet Roordakliniek. Verdachte is van mening dat hij langdurige behandeling nodig heeft waarbij aandacht moet zijn voor alle leefgebieden.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd. De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en verdachte is in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, terwijl de onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging hiervan. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel. Aan de eisen voor oplegging van de ISD-maatregel is dus voldaan.
Gelet op het voornoemde rapport van de GGZ reclassering Palier zal de rechtbank deze maatregel in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan, naast de algemene voorwaarden, ook de door GGZ reclassering Palier geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden .
Teneinde het recidiverisico op langere termijn substantieel te beteugelen, de behandeling van verdachtes problematiek een reële kans van slagen te geven en de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat, indien het mocht komen tot tenuitvoerlegging van de maatregel, de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering wordt gebracht.
De rechtbank zal aan verdachte niet de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf opleggen. Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:RBNHO:2016:7920) houdt artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht noch enig ander voorschrift van de derde afdeling van Titel II A van Boek I Wetboek van Strafrecht in dat de ISD-maatregel tezamen met straffen kan worden opgelegd, zoals dat bijvoorbeeld in art. 36b, derde lid, en art. 36f, derde lid Sr voor onderscheidenlijk de onttrekking aan het verkeer en de schadevergoedingsmaatregel is bepaald en zoals dat voor de last tot terbeschikkingstelling kan worden afgeleid uit art. 37a Sr. Aangenomen moet dus worden dat de combinatie van ISD met straffen niet mogelijk is.Dit geldt aldus naar het oordeel van de rechtbank ook voor de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, nu de eventuele tenuitvoerlegging daarvan tot dezelfde situatie leidt. De rechtbank acht, het gelet op het bovenstaande, opportuun om de voorlopige hechtenis niet heden maar eerst met ingang van 27 oktober a.s. op te heffen.