ECLI:NL:RBNHO:2016:8836

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2016
Publicatiedatum
26 oktober 2016
Zaaknummer
15/870708-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot moord door schot in het been

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord op A.G. [slachtoffer] door hem opzettelijk in het been te schieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 11 oktober 2016 heeft de officier van justitie, mr. S.M. de Vries, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, maar zonder voorbedachten rade. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Vilder, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op het slachtoffer had geschoten of dat hij enige betrokkenheid had bij het incident.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Op 5 maart 2016 vond er een schietincident plaats in Den Helder, waarbij het slachtoffer, A.G. [slachtoffer], een schotwond in zijn linkerbovenbeen opliep. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen in overweging genomen, evenals forensisch bewijs. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte het slachtoffer in het been had geschoten, er geen wettig en overtuigend bewijs was dat het opzet van de verdachte gericht was op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de kans op overlijden door een schot in het been verwaarloosbaar was.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot moord. Tevens werd de benadeelde partij, A.G. [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870708-16 (P)
Uitspraakdatum: 25 oktober 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te Curaçao,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans
uit andere hoofdegedetineerd in PI Nieuwegein - HvB locatie Nieuwegein.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.M. de Vries en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A.C. de Vilder, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2016 te Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om A.G. [slachtoffer] opzettelijk en (met voorbedachten rade) van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) (meermalen) met een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft geschoten;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
3.2.
.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het ten laste gelegde feit. Primair heeft de raadsvrouw daartoe aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen niet vastgesteld kan worden dat verdachte op het slachtoffer heeft geschoten dan wel enige betrokkenheid heeft gehad bij het incident.
Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat, indien de rechtbank desondanks tot de vaststelling komt dat verdachte de schutter is geweest, verdachte evenzeer moet worden vrijgesproken. Weliswaar kan worden vastgesteld dat het slachtoffer in het been is geschoten, maar het op korte afstand gericht schieten op het been van het slachtoffer kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als gericht te zijn op de dood van het slachtoffer. De kans dat het slachtoffer overlijdt als gevolg van een schot in het been is nagenoeg nihil. Gelet hierop kan niet vastgesteld worden dat verdachte opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
3.3.
Feiten en omstandigheden [1] :
Op 5 maart 2016 krijgt verbalisant Van Nieuwkasteel de melding om naar de Texelstroomlaan te Den Helder te gaan in verband met een schietincident. Ter plaatse treft de verbalisant het slachtoffer aan. Het slachtoffer blijkt te zijn genaamd: [slachtoffer] . De verbalisant ziet dat het slachtoffer een schotwond van ongeveer 1 centimeter in zijn linkerbovenbeen heeft. Vervolgens wordt het slachtoffer door het personeel van de ambulancedienst afgevoerd [2] .
Aanvankelijk wil het slachtoffer in verband met zijn eigen veiligheid geen aangifte doen omdat hij bang is voor represailles.
Op 7 juli 2016 doet [slachtoffer] alsnog aangifte van poging doodslag/moord [3] en hij verklaart dat verdachte hem in zijn been heeft geschoten. Aanvankelijk heeft hij de naam van verdachte niet willen noemen, omdat verdachte zijn familie kent. De roepnaam van aangever is Jordan. [4] Hij verklaart verder als volgt.
Op 5 maart 2016 staat hij op de punt bij het gele gebouw te Den Helder en ziet een rode Seat voorbij rijden. De rode Seat parkeert achter een boom. Vervolgens ziet hij twee mannen snel in zijn richting lopen. Hij herkent verdachte , als één van de mannen. Verdachte laadt het pistool en richt het op zijn gezicht. Aangever loopt naar verdachte toe en begint met hem te praten. Op de vraag waarom verdachte hem komt schieten, zegt verdachte dat aangever een deal niet is nagekomen. Verdachte “downde” een beetje op het moment dat aangever met hem begint te praten. Aangever zegt dat hij verdachte niet heeft beroofd of bestolen. In de vijf minuten dat aangever met verdachte praat, heeft verdachte het wapen langs zijn lijf. Na het praten is het twee seconden stil. Aangever ziet de hand van verdachte bewegen en hij richt op de buik van aangever. Aangever voelt dat hij gaat schieten en springt achteruit. Op het moment dat verdachte schiet, is het wapen op een halve meter afstand van hem. Na het schieten is aangever hinkelend het gele gebouw ingegaan. Hij kent verdachte al vanaf zijn 6e jaar en noemt hem Sabi.
Tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken verklaart [slachtoffer] aanvullend dat gedurende het gesprek het wapen niet op hem gericht is geweest. Hij weet niet waarop verdachte richtte toen hij schoot [5] .
Op 16 maart 2016 wordt de telefoon van het slachtoffer in beslaggenomen. Uit het onderzoek blijkt dat het slachtoffer het toestel met nummer [telefoonnummer] op de avond van de schietpartij bij zich had. In deze telefoon wordt een whatsappgesprek gevonden met een contact met telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit gesprek is deels Nederlands, deels Papiamentu. Aan het slot van dit gesprek staat:
(….)
5-3-2016 19.14 uur: Jordan:
Je hebt mij beschoten broer
5-3-2016 19.15 uur: Contact [telefoonnummer]:
Praat geen gekke dingen man.
In verband met wintertijd dient bij het voormeld tijdstip 1 uur te worden opgeteld [6] .
Op 22 maart 2016 worden de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] opgevraagd over de periode 1 oktober 2015 tot en met 22 maart 2016.
In DCS ziet de verbalisant dat de simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer] op 5 maart 2016 gebruik maakt van de zendmasten in Amsterdam, Alkmaar en Den Helder.
In de bevraagde periode maakt de simkaart van het telefoonnummer één keer gebruik van een zendmast in Den Helder, 5 maart 2016 om 16.10 uur.
Het blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] geregeld contact maakt met telefoonnummers met als tenaamgestelden [verdachte] :
vader [verdachte] [telefoonnummer]
moeder [verdachte]
De simkaart is op dat moment gekoppeld aan een mobiele telefoon met het imeinummer [toestelnummer] [7] .
Op 19 april 2016 wordt verdachte buiten heterdaad aangehouden. Bij zijn fouillering wordt een mobiele telefoon Apple zilvergrijs aangetroffen, waarvan het imeinummer [toestelnummer] is [8] . Dit imeinummer komt overeen met het imeinummer [toestelnummer] , daar het laatste cijfer van het imeinummer variabel is [9] .
Op 25 april 2016 relateert verbalisant V.A. Blom dat verdachte gedetineerd is te PI Middelburg en op 5 maart 2016 weekendverlof genoot. Uit ingesteld onderzoek naar de gebruikte zendmasten door de combinatie [telefoonnummer] en imeinummer [toestelnummer] blijkt dat deze combinatie in het begin van het weekend de zendmast in Middelburg en op 6 maart 2016 een zendmast in Amsterdam aanstraalt [10] .
Op 10 april 2016 relateert verbalisant V.A. Blom dat hij een politiemutatie heeft aangetroffen van 6 maart 2016. Daarin staat vermeld dat verdachte weekendverlof heeft en dat hij op 5 maart 2016 tussen 23.00 uur en 06.00 uur op een adres in Vlissingen moet verblijven. Na controle blijkt [verdachte] daar niet aanwezig te zijn [11] .
De [getuige] verklaart dat hij op 5 maart 2016 tussen 19.54 uur en 19.55 uur een knal hoort en twee personen met versnelde pas ziet lopen richting de Jekerstraat. Beide personen stappen in een rode Seat, waarbij de lange persoon achter het stuur plaats neemt [12] .
Op 5 maart 2016 verklaart [getuige] dat hij op 5 maart 2016 twee knallen heeft gehoord. Hij kijkt om zich heen en ziet twee personen bij de ingang van het buurthuis staan. Vervolgens ziet hij dat de twee mannen gaan rennen in de richting van de Jekerstraat en dat ze in een rode Seat stappen en wegrijden [13] .
Uit het onderzoek blijkt dat de rode Seat mogelijk voorzien is van het kenteken [kenteken] . Het voertuig, voorzien van voormeld kenteken wordt op 5 maart 2016 om 16.09 uur geregistreerd op de N9 ter hoogte van hectometerpaal 113.3. De N9 is een Provinciale weg die loopt vanaf Alkmaar naar Den Helder. Uit de gegevens blijkt dat het kenteken afgegeven was voor een rode Seat Ibiza ten name van Y.A. [verdachte] , geboren op [geboortedag] te Santo Dominco (Dominicaanse Republiek) (de moeder van verdachte) [14] .
Op 5 maart 2016 verrichten verbalisanten Venema en J. de Bruine onderzoek naar sporen in verband met een vermoedelijke poging moord/doodslag op de openbare weg Texelstroomlaan te Den Helder.
Op het trottoir nabij de ingang van het wijkcentrum wordt een huls aangetroffen en veiliggesteld. Een jas, een trainingsbroek en verpakking van Pall Mall sigaretten toebehorende aan het slachtoffer worden eveneens veiliggesteld en worden voorzien van SIN-nummers.
De jas en de trainingsbroek worden onderzocht. Na onderzoek wordt door het NFI geconcludeerd dat de beschadiging van de jas extreem veel waarschijnlijker veroorzaakt is wanneer deze is veroorzaakt door een kogel afgevuurd met een vuurwapen dan wanneer deze is veroorzaakt door een willekeurig ander proces en dat het extreem veel waarschijnlijker een inschotbeschadiging betreft [15] .
In zijn rapport van 12 april 2016 bericht ing. S.B.C.G. Chang, als deskundige werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut dat met betrekking tot de beschadiging aan de jas de volgende conclusie is getrokken:
“De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer de schootsafstand kleiner dan 5 centimeter is dan wanneer de schootsafstand groter is dan 5 centimeter”. [16]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij “Sabi “wordt genoemd [17] .
Op grond van de bewijsmiddelen, bezien in hun onderling verband en samenhang acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die op 5 maart 2016 in Den Helder het slachtoffer in zijn been heeft geschoten. Een eventueel alternatief scenario waaruit zou kunnen volgen dat aannemelijk is dat een ander dan verdachte op de bewuste 5 maart 2016 gebruik heeft gemaakt van diens telefoon of van de auto van verdachte’s moeder is door de verdediging wel geopperd maar niet nader geconcretiseerd.
3.4.
Bewijsverweer:
de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door
aangever afgelegde verklaring van 7 juli 2016 afgelegde verklaring welke wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen die in het begin van het onderzoek naar voren zijn gekomen.
3.5.
Opzet op de dood van het slachtoffer:Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte op grond van de bewijsmiddelen dient te worden vrijgesproken van poging tot moord.
Evenmin acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van vol opzet op de dood van het slachtoffer, nu het dossier hiervoor geen directe aanwijzingen bevat. Uit het enkele lossen van een schot op de hiervoor omschreven wijze kan de rechtbank vol opzet niet afleiden.
De rechtbank zal derhalve nog moeten beoordelen of van voorwaardelijk opzet sprake is geweest.
Vooropgesteld moet worden dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, namelijk de dood, aanwezig is indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip "aanmerkelijke kans" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
In het onderhavige geval stelt de rechtbank vast dat twee mannen, waaronder verdachte, op het slachtoffer zijn afgelopen. Verdachte heeft een wapen bij zich. Verdachte laadt het wapen door en richt het wapen op het gezicht van het slachtoffer. Vervolgens gaat verdachte in gesprek met het slachtoffer. Gedurende het gesprek heeft verdachte zijn arm met in zijn hand het wapen langs zijn lichaam. Verdachte en het slachtoffer staan op dat moment niet ver van elkaar af. Na enkele minuten eindigt het gesprek en valt er twee seconden stilte. Vervolgens schiet verdachte met het wapen op het slachtoffer en raakt het linkerbovenbeen van aangever, waarna verdachte weggaat. Uit het rapport van het NFI blijkt dat het veel waarschijnlijker is wanneer de schootsafstand kleiner dan 5 centimeter is dan wanneer de schootsafstand groter is dan 5 centimeter.
Uit voormelde feiten en omstandigheden en met name de korte afstand tussen verdachte en het slachtoffer leidt de rechtbank af dat verdachte gericht op het linker bovenbeen van A.G. [slachtoffer] heeft geschoten. Naar algemene ervaringsregels is de kans klein dat een persoon door het afvuren van een kogel in een been van het slachtoffer dodelijk gewond raakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen , dat het opzet – ook niet in voorwaardelijke vorm – van verdachte gericht is geweest op de dood van A.G. [slachtoffer] .
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.

4.Vordering benadeelde partij

Mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder heeft namens de benadeelde partij A.G. [slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 10.967,16 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken kan de benadeelde partij niet worden ontvangen in de vordering die betrekking heeft op het ten laste gelegde feit.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij A.G. [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.

6.Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. H.E. van Harten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.proces-verbaal van bevindingen van F.C.J. van Nieuwkasteel d.d. 5 maart 2016 (pag. 237 en 238)
3.proces-verbaal van V.A. Blom en R.P. Bradley d.d. 7 juli 2016, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] (pag. 386 tot en met 390)
4.proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten A.C.M. Balvers d.d. 6 maart 2016 (pag. 225 onderaan)
5.proces-verbaal van verhoor van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken d.d. 28 september 2016;
6.proces-verbaal van bevindingen van R.P. Bradley d.d. 22 maart 2016 (pag. 296 tot en met 300)
7.proces-verbaal van bevindingen van V.A. Blom (pag. 313 tot en met 315)
8.proces-verbaal van bevindingen van V.A. Blom van 20 april 2016 (pag. 329/330)
9.relaasproces-verbaal van V.A. Blom van 8 juni 2016 (pag. 5 onderaan)
10.proces-verbaal zendmasten telefoonnummer 06-17630213 van V.A. Blom (pag. 318 en 319)
11.proces-verbaal van bevindingen van verbalisant V.A. Blom d.d. 10 april 2016 (pag. 320)
12.proces-verbaal van A.A. Kooistra en E.R. Westmeijer van 5 maart 2016, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige] (pag. 28 tot en met 31)
13.proces-verbaal van H. Slappendel en L. van Kampen van 5 maart 2016, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige] (pag. 36 tot en met 40)
14.proces-verbaal onderzoek Seat Ibiza [kenteken] d.d. 19 mei 2016 (pag. 337 tot en met 341)
15.proces-verbaalsporenonderzoek van F. Venema en J. de Bruine d.d. 2 mei 201 (pag. 344 tot en met 357)
16.het schotrestenonderzoek d.d. 12 april 2016 van ing. S.B.C.G. Chang, als deskundige verbonden aan het NFI (pag. 363 tot en met 372)
17.de verklaring van verdachte, afgelegd ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2016.