ECLI:NL:RBNHO:2016:8419

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
5271681 VV EXPL 16-147
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon en verstrekking van documenten in kort geding na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam bij gedaagde, een kort geding aangespannen omdat gedaagde haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Eiseres vordert onder andere betaling van achterstallig loon, vakantiebijslag, en een neutraal getuigschrift. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 oktober 2016, na de dagvaarding op 7 september 2016. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen uitvoering heeft gegeven aan haar verplichtingen en dat het verweer van gedaagde onvoldoende onderbouwd is. De kantonrechter oordeelt dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien haar financiële situatie. De vordering wordt toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die niet als loon worden aangemerkt. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, verstrekking van correcte loonstroken en een neutraal getuigschrift, met dwangsommen bij niet-nakoming. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, die grotendeels ongelijk krijgt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.T. Hoogland op 19 oktober 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5271681 CV EXPL 16-147
Uitspraakdatum: 19 oktober 2016
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. M.F.A. Doomernik
tegen
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
verschenen bij [directrice] (directrice) en [ex-bestuurder] (ex bestuurder)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 7 september 2016 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2016. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brief van 22 september 2016 nog een productie toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is met ingang van 1 juni 2015 bij [gedaagde] in tijdelijke dienst geweest voor 40 uur per week op basis van twee opeenvolgende arbeidsovereenkomsten.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is per 1 april 2016 geëindigd middels een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst.
2.3.
Artikel 18 van de vaststellingsovereenkomst bepaalt onder meer:
Partijen zullen geen negatieve uitlatingen over elkaar aan derden doen en zullen tevens aan derden geen mededeling(en) doen over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst zal eindigen, tenzij de wettelijke verplichting daartoe ten aanzien van (één van) partijen bestaat.
2.4.
[gedaagde] heeft geen uitvoering gegeven aan (een aantal van) haar verplichtingen uit hoofde van de arbeids- en de vaststellingsovereenkomst.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] veroordeelt tot
I betaling van:
a € 7.000,00 bruto aan loon, te weten € 3.500,00 bruto per maand over de periode van 1 februari 2016 tot 1 april 2016;
b € 2.800,00 bruto aan vakantiebijslag over de periode van 1 juni 2015 tot 1 april 2016, te weten 8% over het brutoloon;
c € 1.978,62 bruto aan 12,25 niet opgenomen verlofdagen conform de vaststellingsovereenkomst (uurloon € 20,19 x 12,25 dagen x 8 uur);
d € 140,00 bruto aan tegemoetkoming ziektekosten over de periode 1 februari 2016 tot 1 april 2016 ad € 70,00 bruto per maand;
e € 40,00 netto aan internetvergoeding over de periode van 1 februari 2016 tot 1 april 2016 van € 20,00 netto per maand;
f de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek over alle gevorderde loonbedragen;
g de wettelijke rente over de som van voornoemde bedragen vanaf 18 mei 2016 tot aan de dag van de betaling;
h € 894,59 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2016 tot de dag van de betaling;
II verstrekking van correcte loonstroken en eindafrekening over de periode van 1 februari 2016 tot 1 april 2016 binnen 14 dagen na datum vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] dit (al dan niet geheel) nalaat;
III verstrekking van een neutraal getuigschrift binnen 14 dagen na datum vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] dit nalaat;
IV betaling van de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente indien [gedaagde] deze kosten niet heeft voldaan binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij met [gedaagde]. een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten en dat [gedaagde], ondanks herhaalde verzoeken en aanmaningen, de vaststellingsovereenkomst en haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet nakomt. Zij heeft een spoedeisend belang bij de vordering omdat haar situatie financieel nijpend is geworden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij heeft ter zitting verweer gevoerd, waarop bij de beoordeling van het geschil in zal worden gegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft vooreerst de bevoegdheid van de rechtbank Noord-Holland betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat haar bedrijf statutair gevestigd is in Rotterdam en [eiseres] maximaal één of twee dagen per week thuis werkte.
5.2.
De kantonrechter acht zich bevoegd om van de zaak kennis te nemen, nu ter zitting voldoende aannemelijk is gemaakt dat de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden voor een groot deel in Haarlem werden uitgevoerd.
5.3.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier onder meer gaat om een loonvordering.
5.4.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.5.
[gedaagde] heeft aangevoerd niet aan haar verplichtingen te hebben voldaan omdat [eiseres] zich niet heeft gehouden aan haar geheimhoudingsplicht neergelegd in artikel 18 van de vaststellingsovereenkomst. Deze schending is [eiseres] bij brief van 25 april 2016 meegedeeld, aldus [gedaagde]. [gedaagde] voert hierover verder aan dat [eiseres] contact heeft gehad met [betrokkene 1] (hierna [betrokkene 1]) en [betrokkene 2] (hierna [betrokkene 2]). [eiseres] heeft tegen hen gezegd dat de arbeidsovereenkomst met haar is ontbonden en zij heeft zich negatief uitgelaten over [gedaagde], aldus [gedaagde]. Onder meer heeft [eiseres] gezegd dat [gedaagde] zich tegenover [eiseres] niet houdt aan de afspraken.
5.6.
[eiseres] heeft uitdrukkelijk betwist een brief van 25 april 2016 te hebben ontvangen. [gedaagde] heeft die brief ook niet in de procedure gebracht. [eiseres] heeft voorts betwist haar geheimhoudingsplicht te hebben geschonden. Zij heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij [betrokkene 2] niet kent. Ook heeft zij gesteld dat zij weliswaar contact heeft gehad met [betrokkene 1], maar dat [betrokkene 1] met haar contact heeft opgenomen en dat zij [betrokkene 1] heeft gezegd niets over de [gedaagde]. te kunnen zeggen. De kantonrechter is van oordeel dat, nu [gedaagde]. -tegenover de stellingen van [eiseres]- haar verweer op geen enkele wijze heeft onderbouwd, dit verweer onvoldoende gemotiveerd is en reeds om die reden niet slaagt.
5.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd de gevorderde wettelijke verhoging niet redelijk te vinden, zonder haar standpunt hierover nader te onderbouwen. Ook dit verweer wordt dan ook als onvoldoende gemotiveerd betwist verworpen. Voor matiging van de wettelijke verhoging ziet de kantonrechter geen grond. De wettelijke verhoging over de tegemoetkoming in de ziektekosten en de internetvergoeding zal niet worden toegewezen nu deze vergoedingen niet als loon in de zin van artikel 7:625 BW worden aangemerkt.
5.8.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft betwist deze kosten verschuldigd te zijn. [gedaagde] heeft haar verweer echter niet onderbouwd. Omdat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en het gevorderde bedrag aan die kosten overeenkomt met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, zal de vordering ook op dit punt worden toegewezen.
5.9.
[gedaagde] heeft voor het overige geen verweer gevoerd. Nu [gedaagde] niet heeft betwist dat zij op zich gehouden is haar verplichtingen uit de arbeids- en vaststellingsovereenkomst te voldoen, zal het gevorderde worden toegewezen. De gevorderde dwangsommen over de onderdelen II en III worden echter elk gemaximeerd tot een bedrag van € 3.000,00. De kantonrechter ziet aanleiding om, indien niet wordt voldaan aan het in die onderdelen bepaalde, de verschuldigdheid van de dwangsom te laten aanvangen 30 dagen na betekening van het vonnis.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot
I betaling van:
a € 7.000,00 bruto aan loon, zijnde € 3.500,00 bruto per maand over de periode van 1 februari 2016 tot 1 april 2016;
b € 2.800,00 bruto aan vakantiebijslag over de periode van 1 juni 2015 tot 1 april 2016 van 8% over het brutoloon;
c € 1.978,62 bruto aan 12,25 niet opgenomen verlofdagen conform de vaststellingsovereenkomst (uurloon € 20,19 x 12,25 dagen x 8 uur);
d € 140,00 bruto aan tegemoetkoming ziektekosten over de periode 1 februari 2016 tot 1 april 2016 ad € 70,00 bruto per maand;
e € 40,00 netto aan internetvergoeding over de periode van 1 februari 2016 tot 1 april 2016 van € 20,00 netto per maand;
f de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek over de onder a, b en c gevorderde loonbedragen;
g de wettelijke rente over de som van voornoemde bedragen vanaf 18 mei 2016 tot aan de dag van de betaling;
h € 894,59 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2016 tot de dag van de betaling;
II verstrekking van correcte loonstroken en eindafrekening over de periode van 1 februari 2016 tot 1 april 2016 binnen 30 dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] dit (al dan niet geheel) nalaat met een maximum van € 3.000,00;
III verstrekking van een neutraal getuigschrift binnen 30 dagen na betekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] dit nalaat met een maximum van € 3.000,00;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 99,59
griffierecht € 223,00
salaris gemachtigde € 600,00
en vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na de betekening van het vonnis tot de voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Hoogland, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter