ECLI:NL:RBNHO:2016:8300

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
C/15/246911 / FA RK 16-4678
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring geregistreerd partnerschap wegens dwaling over rechtsgevolgen

In deze zaak hebben de man en de vrouw, die op [huwelijksdatum] een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, verzocht om de nietigverklaring van hun geregistreerd partnerschap. Dit verzoek is gedaan omdat zij van mening waren dat zij door middel van partnerschapsvoorwaarden wilden afwijken van het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen. Echter, zij hebben verzuimd deze voorwaarden voorafgaand aan het partnerschap op te stellen, wat heeft geleid tot de onbedoelde en ongewilde rechtsgevolgen van een wettelijke gemeenschap van goederen. De man en de vrouw hebben hun verzoek gegrond op dwaling, primair op basis van artikel 1:71 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en subsidiair op artikel 6:228 BW.

De ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS) heeft het verzoek afgewezen, stellende dat het partnerschap rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat de dwalingsgronden niet van toepassing zijn. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de man en de vrouw niet voldoende zijn voorgelicht over de gevolgen van hun geregistreerd partnerschap en de mogelijkheid om partnerschapsvoorwaarden op te stellen. De rechtbank concludeert dat de artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op de nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap, niet van toepassing zijn in deze situatie. De rechtbank wijst het verzoek van de man en de vrouw af, omdat er geen sprake is van de limitatieve dwalingsgronden zoals genoemd in artikel 1:71 BW.

De uitspraak is gedaan door mr. Ph. Burgers, rechter, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2016. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
nietigverklaring geregistreerd partnerschap
zaak-/rekestnr.: C/15/246911 / FA RK 16-4678
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 12 oktober 2016
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
--en--
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de vrouw.
advocaat mr. Y.A.R. Seen, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude,
Als belanghebbende is aangemerkt de ambtenaar van de burgerlijke stand (hierna ook: ABS) van de gemeente [plaats] .

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de man en de vrouw, ingekomen op 21 juli 2016;
  • de brief met bijlage van de ABS van de gemeente [plaats] van 27 september 216.
1.2
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 september 2016 in aanwezigheid van de man en de vrouw bijgestaan door hun advocaat. Voorts waren aanwezig mevrouw [ambtenaar] en de heer [ambtenaar] , beiden ambtenaar van de burgerlijke stand te [plaats] .

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] een geregistreerd partnerschap aangegaan. Partijen hebben tevoren geen partnerschapsvoorwaarden opgemaakt.

3.Verzoek

De man en de vrouw hebben verzocht om het geregistreerd partnerschap tussen hen nietig te verklaren.
Zij hebben daartoe aangevoerd dat zij beiden de bedoeling hadden door middel van partnerschapsvoorwaarden af te wijken van het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen. Partijen wilden daarmee in het bijzonder voorkomen dat de schulden van de vrouw, afkomstig uit de nog onverdeelde gemeenschap van een eerder ontbonden huwelijk van de vrouw, ook verhaald zouden kunnen worden op de man. Zij hebben echter uit onwetendheid en bij gebreke van voorlichting hierover door de ABS en de notaris, verzuimd die voorwaarden voorafgaand aan het partnerschap aan te gaan, zodat er een wettelijke gemeenschap is ontstaan. Er is daardoor een door partijen onbedoeld en ongewild rechtsgevolg ingetreden. Partijen hebben daarom een beroep op dwaling gedaan, primair gegrond op artikel 1:71 lid 2 van het Burgerlijke Wetboek (BW) en subsidiair op artikel 6:228 BW.

4.Standpunt van de ambtenaar van de burgerlijke stand

De ABS heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Hij is van oordeel dat het partnerschap rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat het beroep op dwaling op grond van artikel 1:71 BW niet kan slagen, aangezien de wet slechts twee limitatieve dwalingsgronden kent, welke in de onderhavige zaak niet aan de orde zijn. Volgens de ABS is artikel 1:71 BW een lex specialis van het algemene dwalingsartikel van boek 6, zodat daarop subsidiair geen beroep kan worden gedaan.
Ten slotte heeft de ABS gemotiveerd betwist dat hij dan wel de gemeente [plaats] een informatieplicht heeft met betrekking tot het regime dat door geregistreerd partnerschap ontstaat dan wel het opmaken van partnerschapsvoorwaarden; de ABS voltrekt en registreert slechts rechtsfeiten, in dit geval de partnerschapsregistratie van partijen.

5.Beoordeling

5.1
Partijen zijn op [datum] in [plaats] een geregistreerd partnerschap aangegaan, zonder dat zij tevoren partnerschapsvoorwaarden notarieel hebben vast laten leggen. Hierdoor is op grond van artikel 1:80b BW in samenhang met artikel 1:93 en 1:94 BW met onmiddellijke ingang op het moment van het voltrekken van het geregistreerd partnerschap een wettelijke gemeenschap van goederen ontstaan, die – kort gezegd – alle baten en lasten van ieder der partners omvat.
Op grond van artikel 1:80b BW in samenhang met artikel 1:93 BW kan bij partnerschapsvoorwaarden van deze wettelijke gemeenschap worden afgeweken. Partnerschapsvoorwaarden kunnen door aanstaande partners vóór het aangaan van het geregistreerd partnerschap of door geregistreerd partners tijdens het partnerschap worden gesloten, bij notariële akte. Volgens artikel 1:117 BW beginnen voorwaarden die vóór het geregistreerd partnerschap zijn aangegaan te werken vanaf het tijdstip van het aangaan van het geregistreerd partnerschap.
De man en de vrouw hebben aangegeven dat dit laatste hun bedoeling was, maar dat zij hierover onwetend en niet goed voorgelicht waren en dat zij dachten dat zij die voorwaarden zo snel mogelijk na het aangaan van het partnerschap bij de notaris dienden te laten opmaken. Toen zij zich hiertoe direct na het aangaan van hun geregistreerd partnerschap bij hun notaris meldden, bleek de goederengemeenschap reeds van rechtswege te zijn ontstaan. Inmiddels hebben zij alsnog partnerschapsvoorwaarden laten opmaken, die echter niet vanaf het begin van het aangaan van het partnerschap gelden. De man en de vrouw zijn daarom beiden aansprakelijk voor alle tot dan toe bestaande schulden van zowel de vrouw als de man.
De man en de vrouw verzoeken de rechtbank primair het geregistreerd partnerschap nietig te verklaren op grond van artikel 1:71 lid 2 BW, subsidiair artikel 6:228 BW, nu zij hebben gedwaald over voormeld rechtsgevolg voor hun goederenregime.
5.2
Op grond van artikel 1:80a lid 7 BW zijn de artikelen 69 tot en met 73, 74, 75 tot en met 77 eerste lid en tweede lid van boek 1 BW van overeenkomstige toepassing op de nietigverklaring van een partnerschapsregistratie.
5.3
Op grond van artikel 1:71 lid 2 BW kan een echtgenoot de nietigverklaring van zijn huwelijk verzoeken, indien hij bij de huwelijksvoltrekking heeft gedwaald hetzij in de persoon van de andere echtgenoot, hetzij omtrent de betekenis van de door hem afgelegde verklaring. Dit betreft een limitatieve opsomming. Het gaat in genoemde artikel om dwaling omtrent de identiteit van de andere echtgenoot, dan wel om dwaling omtrent de betekenis van de door een echtgenoot bij de voltrekking afgelegde verklaring, in die zin dat een echtgenoot bij de huwelijksvoltrekking niet wist dat door zijn verklaring een huwelijk met de andere echtgenoot tot stand werd gebracht. Van beide dwalingsgronden is geen sprake.
5.4
Voor een beroep op dwaling op grond van het algemene dwalingsartikel 6:228 BW is naast artikel 1:71 lid 2 BW geen plaats meer, nu het tweede lid van artikel 1:71 BW moet worden gezien als een specialis ten opzichte van de algemene dwalingsregeling.
5.5
De man en de vrouw hebben in dit verband nog aangevoerd dat het de ABS dan wel de gemeente [plaats] valt aan te rekenen dat zij niet voldoende zijn voorgelicht met betrekking tot door geregistreerd partnerschap ontstaan regime dan wel de mogelijkheid tot het aangaan van partnerschapsvoorwaarden, ook de notaris heeft hen daarover geen informatie verschaft.
5.6
Nog daargelaten dat het niet de taak van de ABS is om aanstaande geregistreerd partners voor te lichten over de mogelijkheid tot het op laten maken van partnerschapsvoorwaarden en de voor- en nadelen daarvan, kan dit bij de formaliteit van de voltrekking van geregistreerd partnerschap op basis van een online aanvraag, ook niet verwacht worden. Het had op de weg van de man en de vrouw zelf gelegen om zich ter zake goed te informeren hetzij via de notaris, waartoe deze op de offerte uitdrukkelijk de mogelijkheid heeft geboden, hetzij via internet, waar de juiste informatie gemakkelijk te vinden is. Dit temeer nu het voor hen zonneklaar was dat zij vanwege de schulden van de vrouw uit haar eerdere huwelijk geen gemeenschap van goederen wensten.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank:
Wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. Ph. Burgers, rechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.