In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser, die lijdt aan een stoornis in het autismespectrum en klachten van depressiviteit, had een pgb aangevraagd voor begeleiding en dagbesteding. Het college had hem een pgb van € 984,80 per maand toegekend, maar stelde dat hij het volledige aantal geïndiceerde uren bij de zorgaanbieder Megakids moest afnemen tegen het daar geldende uurtarief. Eiser was van mening dat hij de vrijheid moest hebben om het pgb naar eigen inzicht in te zetten, ook als dat betekende dat hij minder uren tegen een hoger tarief zou willen inkopen.
De rechtbank oordeelde dat de uitleg van het college te beperkend was. De wet biedt ruimte voor keuzevrijheid in de besteding van het pgb, zolang het maar wordt besteed aan het vooraf bepaalde doel. De rechtbank verwees naar de Memorie van Toelichting op de Wmo 2015, waarin de keuzevrijheid van de betrokkene wordt benadrukt. De rechtbank concludeerde dat eiser vrij is in de besteding van zijn pgb tot maximaal € 984,80, zolang daarmee het beoogde resultaat wordt bereikt. Het bestreden besluit werd vernietigd, en het college werd veroordeeld in de proceskosten van eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van keuzevrijheid voor cliënten onder de Wmo 2015 en bevestigt dat de gemeente niet kan eisen dat cliënten het pgb uitsluitend besteden aan het aantal geïndiceerde uren tegen het door de gemeente vastgestelde tarief. De rechtbank heeft de zaak gegrond verklaard en het college opgedragen het primaire besluit te herroepen.