ECLI:NL:RBNHO:2016:8162

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
5338021
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een geldvordering in kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang en onvoldoende aannemelijkheid van de vordering

In deze zaak heeft Haarlems Beleggingsconsortium Habelco B.V. (hierna: Habelco) een kort geding aangespannen tegen [De B.V.] met als doel ontruiming van een bedrijfsruimte en betaling van een geldvordering. Habelco heeft [De B.V.] op 6 september 2016 gedagvaard, waarna de mondelinge behandeling op 14 september 2016 heeft plaatsgevonden. Habelco vordert ontruiming van de bedrijfsruimte binnen drie dagen na het vonnis en betaling van een bedrag van € 135.077,02, alsmede € 6.122,81 voor iedere maand dat [De B.V.] in de bedrijfsruimte verblijft. Habelco stelt dat [De B.V.] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakomt, wat heeft geleid tot een aanzienlijke huurachterstand.

[De B.V.] betwist de vordering en voert aan dat Habelco geen spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter overweegt dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding het bestaan en de omvang van de vordering aannemelijk moeten zijn, en dat er sprake moet zijn van onverwijlde spoed. De kantonrechter concludeert dat Habelco niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van onverwijlde spoed en dat de vordering niet aannemelijk is. De kantonrechter wijst de vordering van Habelco af en veroordeelt Habelco tot betaling van de proceskosten aan [De B.V.].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5338021 \ VV EXPL 16-170
Uitspraakdatum: 28 september 2016
Vonnis in kort geding in de zaak van:
Haarlems Beleggingsconsortium Habelco B.V.
gevestigd te Heemstede
eiseres
verder te noemen: Habelco
gemachtigde: mr. R. Vos
tegen
[De B.V.]
gevestigd te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: [De B.V.]
gemachtigde: mr. T.A. Phijffer

1.Het procesverloop

1.1.
Habelco heeft [De B.V.] op 6 september 2016 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 september 2016. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [De B.V.] en Habelco bij brieven van 12 september 2016 respectievelijk 13 september 2016 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Uit het document “uitganspunten huurovereenkomst” volgt dat [De B.V.] met ingang van 1 augustus 2007 van Habelco een deel van het bedrijfspand aan [adres] te Haarlem (hierna: het bedrijfspand) huurt.
2.2.
De huurprijs bedraagt thans € 5.087,86 per maand en het voorschot servicekosten bedraagt per maand € 1.034,96 inclusief btw.
2.3.
[De B.V.] heeft op 13 september 2016 een bedrag van € 33.000,00 overgemaakt naar Habelco.

3.De vordering

3.1.
Habelco vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [De B.V.] veroordeelt tot:
-ontruiming van de bedrijfsruimte binnen drie dagen na vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken, onder afgifte van de sleutels en alle andere daarbij horende zaken aan Habelco, met machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [De B.V.] ;
-betaling aan Habelco, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van € 135.077,02, alsmede
€ 6.122,81 voor iedere maand dat zij in de bedrijfsruimte verblijft, te betalen uiterlijk de laatste dag van de maand ervoor, te rekenen vanaf september 2016 tot aan het tijdstip van volledige ontruiming;
- betaling van de proceskosten, inclusief nakosten.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [De B.V.] haar verplichting tot het betalen van huur niet nakomt. Er is een zo grote huurachterstand ontstaan, dat er sprake is van een zodanig ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [De B.V.] dat ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure naar verwachting zal worden uitgesproken.

4.Het verweer

4.1.
[De B.V.] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat Habelco geen spoedeisend belang heeft. Voorts is er een langdurig geschil over de betaling van de huur en de servicekosten. Habelco heeft geen rekening en verantwoording afgelegd over de afrekening van de servicekosten en er zijn herhaalde uitstellen geweest om tot een oplevering van het pand te komen.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor toewijzing van een geldvordering in kort geding slechts dan aanleiding is, wanneer het bestaan en de omvang van de vordering waarschijnlijk of voldoende aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terug-betaling (het restitutierisico) - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staat. Deze vereisten zijn communicerende vaten. Indien er minder sprake is van onverwijlde spoed, dient de omvang van de vordering waarschijnlijker te zijn.
5.2.
Habelco stelt dat enkel de huurachterstand wordt gevorderd en niet de achterstand in verbouwingskosten en de achterstand in (voorschotten) servicekosten. [De B.V.] weerspreekt de vordering en voert aan dat er een langdurig geschil is over de huurbetaling in de eerste periode en de servicekosten. De kantonrechter overweegt dat uit de vele door partijen overgelegde stukken, waaronder bijvoorbeeld een brief van 6 maart 2012 van [De B.V.] aan Habelco, volgt dat er inderdaad al lange tijd discussie is tussen partijen over de huur en de servicekosten. Door Habelco is gesteld dat de huurachterstand los te zien is van de servicekostendiscussie, maar dit wordt door [De B.V.] weersproken en ook uit de door partijen overgelegde stukken is niet direct de vordering van Habelco voldoende aannemelijk.
5.3.
De voorzieningenrechter oordeelt dan ook dat [De B.V.] zodanig verweer heeft gevoerd dat niet op voorhand het bestaan en de omvang van de geldvordering aannemelijk zijn terwijl er eveneens niet gebleken is dat er sprake is van onverwijlde spoed aan de zijde van Habelco. Habelco heeft hier immers enkel voor gesteld dat zij geen vertrouwen meer heeft in [De B.V.] en denkt snel een andere huurder te kunnen vinden.
5.4.
Ten aanzien van de gevorderde ontruiming overweegt de kantonrechter dat door Habelco hieraan ten grondslag is gelegd de beweerde huurachterstand. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat niet in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vordering tot ontruiming in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Habelco zal afwijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van Habelco, omdat zij ongelijk krijgt. Habelco heeft weliswaar gesteld dat uit de betaling van [De B.V.] aan Habelco blijkt dat de onderhavige procedure nodig was, maar de kantonrechter volgt dit niet nu zij van oordeel is dat de vordering van Habelco niet geschikt is voor beoordeling in kort geding.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
weigert de gevorderde voorziening;
6.2.
veroordeelt Habelco tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [De B.V.] worden vastgesteld op een bedrag van € 800,00 aan salaris van de gemachtigde van [De B.V.] .
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter