ECLI:NL:RBNHO:2016:804

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 januari 2016
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
237355 HA RK 16-6
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot getuigenverzoeken

Op 7 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, afdeling publiekrecht, sectie straf, te Haarlem, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. A.C.M. Rutten, mr. R.A. Otter en mr. E.J. Bellaart in een lopende strafzaak. De verzoeker stelde dat de afwijzing van zijn verzoek om getuigen te horen de schijn van partijdigheid wekte. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het getuigenverzoek een procesbeslissing is en dat deze beslissing, ook al zou deze als onjuist worden aangemerkt, op zichzelf onvoldoende grond voor wraking vormt. De rechtbank benadrukte dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de rechters vooringenomenheid koesterden. De wrakingskamer concludeerde dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding was en dat de verzoeker geen zwaarwegende redenen had aangedragen die objectieve twijfel aan de onpartijdigheid van de rechters rechtvaardigden. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 237355 HA RK 16-6
Beslissing van 7 januari 2016
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,
Zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
verzoeker
raadsman mr. R. Zilver, advocaat te Amsterdam.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. A.C.M. Rutten,
mr. R.A. Otter,
mr. E.J. Bellaart
hierna te noemen: de rechters.

1.Procesverloop

Verzoeker heeft op 7 januari 2016 ter zitting de wraking verzocht van de rechters in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie straf, locatie Haarlem aanhangige zaak ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met als parketnummer 15/694073-06, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.1
De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.2
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 7 januari 2016. Verzoeker, de rechters en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Voorts is verschenen de officier van justitie.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. Nu de rechtbank in de hoofdzaak het verzoek van verzoeker om getuigen te doen horen heeft afgewezen, wekt dit bij verzoeker de schijn van partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
De wrakingskamer gaat uit van de volgende feiten. Verzoeker is inmiddels onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden wegens (onder meer) het medeplegen van gewoontewitwassen en het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het volgens het Openbaar Ministerie geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt (na wijziging) een bedrag van € 2.063.348,84. Na het houden van schriftelijke rondes met conclusiewisselingen vindt op 7 januari 2016 de inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak plaats. Deze behandeling vindt gelijktijdig doch niet gevoegd plaats met de ontnemingszaak tegen de zoon van verzoeker, [zoon] , die wordt bijgestaan door zijn raadsman mr. K.A. Krikke, advocaat te Amsterdam.
Van de zijde van verzoeker zijn er verzoeken gedaan om verschillende getuigen te doen horen. De officier van justitie heeft zich bij conclusie van repliek van 19 maart 2015 op het standpunt gesteld dat deze getuigenverzoeken dienen te worden afgewezen. De voorzitter heeft de behandeling ter terechtzitting geschorst opdat de rechters zich konden beraden. Vervolgens heeft de voorzitter de zitting hervat en medegedeeld dat de rechtbank heeft besloten om de verzoeken tot het doen horen van getuigen af te wijzen. De rechtbank is bij de beoordeling van de getuigenverzoeken uitgegaan van de maatstaf van de Hoge Raad. verwoord in het arrest van 13 juli 2010. Hierop heeft de zoon van verzoeker de rechters gewraakt omdat hij het gevoel heeft dat er geen sprake is van een eerlijk proces, nu al zijn verzoeken van tafel zijn geveegd. De rechtbank loopt daarbij naar zijn mening op de zaken vooruit. Verzoeker heeft zich vervolgens aangesloten bij deze wraking.
3.2
De afwijzing van het verzoek van de verdediging tot het horen van getuigen betreft een procesbeslissing. Het nemen van een procesbeslissing, ook als die voor verzoeker negatief is en zelfs als die beslissing als onjuist zou moeten worden aangemerkt, vormt op zichzelf onvoldoende grond voor wraking. Dat is slechts anders, als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter een beslissing neemt die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Daarvan is in het onderhavig geval niet gebleken. De rechtbank heeft de verzoeken op basis van de daarvoor geldende criteria beoordeeld en vervolgens afgewezen. Rechters moeten een tussentijds aan hen gevraagde procesbeslissing kunnen nemen en motiveren opdat het proces voortgang kan vinden. Met het nemen van een dergelijke beslissing blijkt onvermijdelijk van een standpunt van de rechters over het belang van het doen horen van de door verzoeker verzochte getuigen, maar dat impliceert niet dat de rechters vooringenomenheid jegens verzoeker koesteren, noch dat vrees voor partijdigheid bij andere door de rechters nog te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. Er zijn ook geen andere omstandigheden gesteld of gebleken waaruit moet worden geconcludeerd dat de procesbeslissing zelf is ingegeven door vooringenomenheid van de rechters.
3.3
Gesteld noch gebleken zijn omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechters af,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechters en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team straf, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. M. Daalmeijer en
mr. C.A.M. van der Heijden, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
J.A. Huismans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2016.
Bij ontstentenis van de voorzitter is deze beslissing ondertekend door de oudste rechter en de griffier.
griffier oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.