Op 22 september 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 15/800058-14. De rechtbank behandelde een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel die eerder was opgelegd aan de veroordeelde. De vordering was ingediend door de officier van justitie op basis van het niet naleven van bijzondere voorwaarden door de veroordeelde. Tijdens de zittingen op 20 oktober 2015, 17 maart 2016 en 8 september 2016 zijn verschillende getuigen gehoord en rapportages besproken, waaronder reclasseringsrapporten en psychologische evaluaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de voorwaarden van de ISD-maatregel en dat er aanzienlijke problematiek is, waaronder agressie- en verslavingsproblematiek. Ondanks de vordering van de officier van justitie om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit niet opportuun is. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en ook geen verlenging van de proeftijd opgelegd, omdat de reclassering en psychologen hebben aangegeven dat een ISD-maatregel contraproductief zou zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende ambulante behandelinterventies beschikbaar zijn en dat de veroordeelde gemotiveerd is om zijn leven te beteren. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.