Op 19 september 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak waarin de moeder van een slachtoffer van een levensdelict verzocht om gebruik te mogen maken van haar spreekrecht via een videoboodschap. De moeder, 92 jaar oud en ernstig ziek, kon niet fysiek aanwezig zijn om haar spreekrecht uit te oefenen. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek van de raadsman van de nabestaanden, die verwees naar een precedent in Leeuwarden. De officier van justitie was tegen het verzoek en stelde dat het spreekrecht ook door andere nabestaanden kon worden uitgeoefend. De verdediging had geen bezwaren tegen het verzoek.
De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld op basis van artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering, dat het spreekrecht voor nabestaanden regelt. Hoewel de wet geen expliciete regeling biedt voor het gebruik van een videoboodschap, heeft de rechtbank een belangenafweging gemaakt. Gezien de ernst van de zaak en de leeftijd van de moeder, heeft de rechtbank besloten het verzoek toe te wijzen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De videoboodschap moet qua vorm en inhoud zoveel mogelijk overeenkomen met een slachtofferverklaring en mag geen achtergrondmuziek of bewegende beelden bevatten. De rechtbank heeft bepaald dat de videoboodschap uiterlijk op 27 september 2016 in het juiste formaat moet worden ingediend.
De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De griffier heeft de uitspraak genoteerd.