ECLI:NL:RBNHO:2016:7528

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
5102516 \ OA VERZ 16-164
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van opzegging arbeidsovereenkomst en loonvordering werknemer

In deze zaak heeft de werknemer, aangeduid als [de werknemer], verzocht om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst met V&S Pakketdienst te vernietigen. De werknemer was sinds 22 januari 2016 in dienst als pakketbezorger en heeft op 25 maart 2016 een brief ondertekend waarin hij zijn arbeidsovereenkomst per direct wilde beëindigen. V&S Pakketdienst heeft echter een tegenverzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan diefstal. De kantonrechter heeft op 14 juli 2016 geoordeeld dat de opzegging door de werknemer niet rechtsgeldig was, omdat er geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring was afgelegd. De rechter oordeelde dat V&S Pakketdienst onvoldoende had aangetoond dat de werknemer opzettelijk had gestolen en dat er geen dringende reden was voor ontslag. De arbeidsovereenkomst blijft dus bestaan, en de werknemer heeft recht op doorbetaling van zijn loon. De kantonrechter heeft V&S Pakketdienst veroordeeld tot toelating van de werknemer tot zijn werkzaamheden en tot betaling van het achterstallige loon, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Het verzoek van V&S Pakketdienst tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van V&S Pakketdienst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5102516 \ OA VERZ 16-164 BL
Uitspraakdatum: 14 juli 2016
Beschikking in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het (voorwaardelijk) tegenverzoek
verder te noemen: [de werknemer]
gemachtigde: mr. J.R. Holterman, advocaat te Alkmaar
toevoeging: [nummer]
tegen
[X] , tevens handelend onder de naam V&S Pakketdienst,
zaakdoende te [Woonplaats]
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het (voorwaardelijk) tegenverzoek
verder te noemen: V&S Pakketdienst
gemachtigde: mr. K. van de Wateringen, advocaat te Heerhugowaard

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
1.1.
[de werknemer] heeft (na wijziging van zijn verzoek ter zitting) een verzoek gedaan om zijn opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen. V&S Pakketdienst heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
1.2.
Op 16 juni 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [de werknemer] en V&S Pakketdienst bij brieven van 10 juni 2016 respectievelijk 13 juni 2016 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
[de werknemer] , geboren op [datum] , is bij V&S Pakketdienst in dienst getreden in de functie van pakketbezorger, met ingang van 22 januari 2016 voor onbepaalde tijd. Het laatst verdiende salaris van [de werknemer] bedraagt € 2.061,08 bruto per maand.
2.2.
Op 2 maart 2016 heeft [de werknemer] in de uitoefening van zijn functie een rembourspakket afgeleverd, waarvoor de ontvanger € 201,75 aan [de werknemer] heeft betaald. [de werknemer] had dit bedrag moeten afdragen aan GLS, de opdrachtgever van V&S Pakketdienst voor deze zending. GLS heeft het betreffende bedrag niet ontvangen.
2.3.
Op 14 maart 2016 heeft GLS per e-mail aan V&S Pakketdienst medegedeeld van de betreffende zending geen remboursgeld ontvangen te hebben, en aan V&S Pakketdienst gevraagd hierover navraag te doen bij de chauffeur ( [de werknemer] ).
2.4.
In reactie hierop heeft V&S Pakketdienst op 18 maart 2016 bij GLS nagevraagd of geen sprake geweest kan zijn van een systeemfout, en aan [de werknemer] gevraagd of hij op 2 maart 2016 een rembourspakket heeft afgeleverd en zo ja, wat er met het geld is gebeurd. [de werknemer] heeft daarop aangegeven zich dit niet meer te kunnen herinneren.
2.5.
Vervolgens heeft V&S Pakketdienst navraag gedaan bij de ontvanger van het betreffende rembourspakket. In een e-mail van 22 maart 2016 dringt GLS bij V&S Pakketdienst aan op spoedige betaling van het remboursbedrag.
2.6.
Op 25 maart 2016 hebben partijen nogmaals gesproken over de betreffende rembourszending en heeft [de werknemer] een aan V&S Pakketdienst gerichte brief ondertekend betreffende ‘opzegging arbeidscontract’ met de volgende tekst.
“Bij dezen wil ik u laten weten dat ik onze arbeidsovereenkomst per direct wil ontbinden. Dit houdt in dat 25 maart 2016 mijn laatste werkdag is geweest. Na overleg zijn wij akkoord gegaan met het feit dat het ontslag per direct is en er geen maand opzegtermijn wordt gehanteerd.”
2.7.
Op 8 april 2016 schrijft de gemachtigde van [de werknemer] in een brief aan V&S Pakketdienst – voor zover relevant – als volgt.
“(…) Op 25 maart 2016 heeft u cliënt op staande voet ontslagen wegens verdenking van diefstal twee weken eerder. De exacte datum heeft u aan cliënt niet genoemd. Allereerst heeft dit tot gevolg dat u het ontslag niet onverwijld heeft aangezegd. (…)
Daarnaast wordt door cliënt betwist dat er sprake is geweest van diefstal, hij heeft zichzelf nooit wederrechtelijk € 200,- toegeëigend. Aldus was dan ook geen dringende reden tot ontslag.
Cliënt geeft aan dat u hem op de bewuste 25 maart heeft laten tekenen voor een onbekend document, mocht dit een vaststellingsovereenkomst betreffen met betrekking tot het einde van het dienstverband met wederzijds goedvinden, dan wenst cliënt deze te herroepen. Indien het een ander document betreft waarin u cliënt bindt aan enige schuldbekentenis of toestemming voor het einde dienstverband, dan wenst cliënt deze te ontbinden op grond van dwaling.
Op grond van bovenstaande is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Cliënt houdt zich nadrukkelijk beschikbaar voor de bedongen werkzaamheden. Vanzelfsprekend maakt cliënt ook aanspraak op onverkorte loondoorbetaling vanaf 25 maart 2016. (…)”

3.Het verzoek

3.1.
[de werknemer] verzoekt de kantonrechter na wijziging van zijn verzoek ter zitting – samengevat – de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen, wedertewerkstelling en veroordeling van V&S Pakketdienst tot doorbetaling van loon, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente. Aan dit verzoek legt [de werknemer] – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. [de werknemer] heeft zich niet schuldig gemaakt aan diefstal en wil graag zijn werkzaamheden hervatten. Er is geen sprake van een rechtsgeldige opzegging door [de werknemer] . V&S Pakketdienst heeft misbruik gemaakt van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 BW. V&S Pakketdienst heeft op 25 maart 2016 een voorgedrukte ontslagbrief aan [de werknemer] voorgelegd ter ondertekening en daarbij [de werknemer] voor de keuze gesteld: ondertekening van deze ontslagbrief, of ontslag op staande voet en aangifte bij de politie. [de werknemer] heeft niet de kans gekregen zich te beraden of juridisch advies in te winnen en heeft niet in vrijheid zijn wil kunnen bepalen.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
V&S Pakketdienst verweert zich tegen het verzoek en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Het dienstverband is op 25 maart 2016 rechtsgeldig geëindigd door de opzegging van [de werknemer] . Er is sprake van diefstal waardoor V&S Pakketdienst het vertrouwen in [de werknemer] kwijt is. In het gesprek dat plaatsvond op 25 maart 2016 heeft [de werknemer] aangegeven te begrijpen dat de werkrelatie dusdanig was beschadigd dat hij ervoor koos zelf ontslag te nemen, met daarbij het verzoek aan V&S Pakketdienst om geen aangifte van diefstal te doen. Partijen hebben vervolgens samen de ontslagbrief opgesteld, die na een correcte afweging van zijn belangen door [de werknemer] is ondertekend. De mededeling van het ontslag is door [de werknemer] duidelijk en ondubbelzinnig gedaan.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door V&S Pakketdienst verzocht de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, dan wel g, BW. Het verzoek is voorwaardelijk, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd door de opzegging van [de werknemer] . Er is sprake van dusdanig verwijtbaar handelen van [de werknemer] , dan wel van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat in redelijkheid niet van V&S Pakketdienst gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [de werknemer] heeft daartegen verweer gevoerd en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek
5.1.
Partijen zijn het erover eens dat [X] , tevens handelend onder de naam V&S Pakketdienst, in deze procedure optreedt als verwerende partij en de werkgever is van [de werknemer] , hoewel het verzoekschrift is gericht aan V&S Pakketdienst. De kantonrechter ziet aanleiding partijen hierin te volgen. De kop van deze beschikking is daarop aangepast.
5.2.
Verder zijn partijen het erover eens dat op 25 maart 2016 geen sprake is geweest van een onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst door V&S Pakketdienst wegens een dringende reden, en ook niet van een overeenkomst tussen partijen waarmee zij de arbeidsovereenkomst hebben beëindigd. Het gaat in deze zaak om de vraag of de opzegging door [de werknemer] rechtsgeldig is en daarmee of V&S Pakketdienst moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon en toelating van [de werknemer] tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [de werknemer] niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.4.
Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Voor de opzegging door een werknemer geldt het vereiste dat sprake moet zijn van een duidelijke en ondubbelzinnige, op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte verklaring of gedraging. Bovendien moet de werkgever met een redelijke zorgvuldigheid nagaan of de werknemer de beëindiging, met alle nadelige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband kan hebben, werkelijk wenst. De rechtsgeldigheid van de opzegging wordt door [de werknemer] gemotiveerd betwist.
5.5.
Voorafgaand aan de ondertekening van de opzeggingsbrief door [de werknemer] heeft op 25 maart 2016 een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarbij van de zijde van V&S Pakketdienst aanwezig waren [X] en [Y] , administratief medewerker van V&S Pakketdienst. [de werknemer] ontkent geld te hebben gestolen en stelt dat hij zijn baan nooit op het spel zou zetten door het stelen van € 200,00. V&S Pakketdienst erkent dat [de werknemer] in het gesprek heeft aangeboden het bedrag van zijn salaris in te houden als zou blijken dat hij een fout had gemaakt met het remboursbedrag. Ook zijn partijen het erover eens dat in het gesprek door V&S Pakketdienst aan [de werknemer] de keuze is gegeven: aangifte van diefstal of zelf ontslag nemen. Vaststaat dat [y] de opzeggingsbrief heeft getypt. In het verweerschrift stelt V&S Pakketdienst dat de consequenties van de ontslagbrief goed met [de werknemer] zijn doorgesproken. Echter ter zitting is desgevraagd van de zijde van V&S Pakketdienst verklaard dat niet expliciet is gesproken over de nadelige gevolgen daarvan voor de aanspraak van [de werknemer] op een WW-uitkering. Verder is tussen partijen niet in geschil dat aan [de werknemer] geen bedenktermijn is gegeven en [de werknemer] niet is gewezen op de mogelijkheid juridische bijstand te zoeken.
5.6.
Onder bovenomschreven gegeven omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat [de werknemer] door ondertekening van de opzeggingsbrief op 25 maart 2016 duidelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard dat hij met onmiddellijke ingang zijn dienstverband wilde beëindigen, althans heeft V&S Pakketdienst zich er onvoldoende van vergewist dat [de werknemer] daadwerkelijk de onmiddellijke beëindiging van het dienstverband heeft beoogd. V&S Pakketdienst heeft slechts een algemeen bewijsaanbod gedaan en geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
5.7.
Daarmee is de arbeidsovereenkomst niet door een rechtsgeldige opzegging op 25 maart 2016 geëindigd en staat vast dat deze vanaf die datum voortduurt. Een vernietiging van de opzegging is daartoe niet vereist, zodat de vraag of sprake is geweest van misbruik van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 BW buiten verdere bespreking kan blijven.
5.8.
Nu de arbeidsovereenkomst voortduurt heeft [de werknemer] recht op loon. De vordering van [de werknemer] tot loonbetaling zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat de werkgever te laat heeft betaald, waarbij de wettelijke verhoging over het achterstallige loon zal worden beperkt tot 10%.
5.9.
De verzochte toelating tot de bedongen werkzaamheden als pakketbezorger wordt ook toegewezen, omdat uit hetgeen hierna wordt overwogen volgt dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden ontbonden. De dwangsom wordt gemaximeerd tot € 10.000,00.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van V&S Pakketdienst, omdat zij ongelijk krijgt.
in de zaak van het tegenverzoek
5.11.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW.
5.12.
Hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [de werknemer] niet rechtsgeldig is. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder V&S Pakketdienst het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, is vervuld, zodat dit verzoek zal worden beoordeeld.
5.13.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door de werkgever in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, dan wel g BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.15.
V&S Pakketdienst voert primair aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in verwijtbaar handelen of nalaten van [de werknemer] , te weten diefstal. Echter in onvoldoende mate is komen vast te staan dat sprake is van diefstal of verduistering in dienstbetrekking. Weliswaar kan als vaststaand worden aangenomen dat [de werknemer] op 2 maart 2016 een rembourspakket heeft afgeleverd, € 201,75 in ontvangst heeft genomen en dit bedrag vervolgens niet heeft afgedragen, maar niet is gebleken dat [de werknemer] zich dit bedrag opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend. V&S Pakketdienst stelt ter zitting ook niet expliciet dat sprake is geweest van diefstal. [x] stelt alleen zeker te weten dat [de werknemer] heeft gelogen door (in eerste instantie) te ontkennen dat hij op 2 maart 2016 remboursgeld had ontvangen. Naar aanleiding van het verrichte onderzoek is komen vast te staan dat [de werknemer] dit geld wel heeft ontvangen en dat geld is verdwenen. Misschien heeft [de werknemer] het laten vallen, misschien heeft het in een andere broek gezeten, maar het ergste is dat [de werknemer] heeft gelogen over de ontvangst van het geld, aldus [x] ter zitting. Daarmee kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van een menselijke fout.
5.16.
Ook is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van V&S Pakketdienst in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding te laten voortduren. V&S Pakketdienst heeft onvoldoende gedaan om [de werknemer] terug te geleiden naar de werkvloer. Naar eigen zeggen van V&S Pakketdienst is [de werknemer] haar beste werknemer en mist zij hem nog dagelijks. [de werknemer] verricht zijn functie feitelijk al 12 jaar en niet is gesteld of gebleken dat zich eerder noemenswaardige incidenten hebben voorgedaan. Het aan [de werknemer] gemaakte verwijt is ook niet dusdanig dat het V&S Pakketdienst in het gesprek op 25 maart 2016 aanleiding gaf [de werknemer] op staande voet te ontslaan. De omstandigheid dat GLS wellicht bezwaar heeft tegen de inzet van [de werknemer] als pakketbezorger doet aan het vorenstaande onvoldoende af.
5.17.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van V&S Pakketdienst zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van V&S Pakketdienst, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter ziet aanleiding deze proceskosten vast te stellen op nihil, gelet op de samenhang met de zaak van het verzoek.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
6.1.
veroordeelt V&S Pakketdienst om [de werknemer] binnen twee dagen na betekening van deze beschikking toe te laten tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden als pakketbezorger, op straffe van een dwangsom van € 750,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat V&S Pakketdienst geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,00;
6.2.
veroordeelt V&S Pakketdienst tot betaling aan [de werknemer] van het verschuldigde loon over de periode van 25 maart 2016 tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW met een maximum van 10%, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag van de gehele betalingen;
6.3.
veroordeelt de V&S Pakketdienst tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [de werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 479,00, te weten:
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde € 400,00
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af;
in de zaak van het tegenverzoek
6.6.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.7.
veroordeelt V&S Pakketdienst tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [de werknemer] tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter en op 14 juli 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter