In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een werkloosheidsuitkering aan een ex-ambtenaar, die na bezwaar een uitkering had gekregen. De ex-werkgever, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, heeft beroep ingesteld tegen deze toekenning. De rechtbank oordeelt dat het strafontslag van de ex-werknemer niet onverwijld is gegeven, omdat de werkgever te veel tijd heeft genomen om tot ontslag over te gaan. Dit betekent dat er geen sprake is van verwijtbare werkloosheid, waardoor de toekenning van de WW-uitkering in stand blijft.
De zaak begon met een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op 12 augustus 2015, waarin de WW-uitkering aan de ex-werknemer werd geweigerd op basis van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever, na het ontstaan van twijfels over de integriteit van de ex-werknemer, pas na een lange periode tot ontslag is overgegaan. De rechtbank heeft de procedurele stappen van de werkgever beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voortvarend genoeg zijn geweest.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de relevante wetgeving, waaronder de Werkloosheidswet (WW) en het Burgerlijk Wetboek, en heeft vastgesteld dat de werkgever niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan om de werkloosheid van de ex-werknemer te voorkomen. De rechtbank heeft het beroep van de werkgever ongegrond verklaard, wat betekent dat de ex-werknemer recht heeft op de WW-uitkering zoals eerder toegekend.