Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
SVP Distributie & Levering B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
“ [werknemer 2] een confronterende communicatiestijl heeft die (sommige) collega’s beperkt in openlijke gesprekken. Escalaties/openlijke confrontaties zijn onacceptabel. Er moet sprake zijn van professioneel respect.”Naar aanleiding van dit gesprek heeft [werknemer 1] een communicatiecursus gevolgd.
“ [werknemer 2] heeft helaas een ambivalente houding. (…) [werknemer 2][uit]
zijn ongenoegen over bepaalde zaken en personen in de organisatie indirect en bij gelegenheid direct op een confronterende en ongenuanceerde wijze. Dit wordt door [Manager] en directe collega’s als onprettig ervaren en is bij die gelegenheden ook sfeerbepalend voor de afdeling, in negatieve zin. (…) Daarnaast is, na overleg met Directie, besloten om, vanwege herhaling van onacceptabel gedrag, [werknemer 2] geen Resultaat Afhankelijke Beloning over 2011 toe te kennen.”Naar aanleiding van dit gesprek heeft [werknemer 1] een vervolgcursus communicatie gevolgd.
“ [werknemer 2] kan ook hier een professionele houding aannemen, maar zoekt ook naar medestanders wanneer hij zich niet rechtvaardig bejegend voelt. (…) Hier laat [werknemer 2] een ambivalente houding zien, werkzaamheden en of opdrachten worden goed uitgevoerd maar gaan nog wel eens gepaard met het uiten van ongenoegen op een manier welke niet past is.”
“Aansluitend verteld [xx] dat het hem (...) is opgevallen dat de houding van [werknemer 2] ten opzichte van het bedrijf SVP en personen binnen SVP en daar buiten vaak niet gepast is. (…) Sommige medewerkers van KS voelen zich geïntimideerd door het gedrag van [werknemer 2] door de manier waarop hij zich manifesteert en opdrachten uitdeelt en verteld hoe het zou moeten. (…) Eerder gaf [werknemer 2] zelf aan deze medewerker een uitbrander te hebben gegeven, hierop heeft [xx] direct aangegeven dat dit onwenselijk en niet gepast is. (…) Hierbij is [werknemer 2] vermeend tekeer gegaan tegen een bewoner, welke afspraken met SVP verkeerd had geïnterpreteerd. [werknemer 2] zou zich op een niet toelaatbare manier negatief hebben uitgelaten over een Keurmerk installateur.”
“Het merendeel van de medewerkers uit mijn team geeft aan dat zij moeite hebben met de omgangsvormen (lees verbaal gedrag) van [werknemer 2] . (…) Enkelen voelen zich geïntimideerd maar durven niets terug te zeggen om zo een discussie uit de weg te gaan, terwijl ze het niet altijd eens zijn met [werknemer 2] .”
“(…) [werknemer 2] geen wil toont en enig initiatief neemt in de verbetering van zijn gedrag. (…) [xx] wil hierbij duidelijk aangeven dat dit de laatste waarschuwing is en een volgende escalatie niet zonder consequenties kan blijven.”
“Sinds februari, na de vakantie van [werknemer 2] is er een duidelijke verbetering te zien in de werkhouding. Een meer positievere werkhouding is zichtbaar. Er zijn in deze periode ook geen escalaties geweest en is [werknemer 2] beter benaderbaar.”
“hij meer aandacht moet schenken aan de dingen die hij zegt, zowel op kantoor als buiten kantoor, alsook de manier waarop.”
“Vanmiddag heeft [werknemer 2] mij in het bijzijn van collega’s ( [collaga's] ) op een totaal ongepaste manier toegesproken en in zijn weggaan toegeschreeuwd.”
“Jan met de korte achternaam”.
“hij na de vakantieperiode een positieve verandering heeft laten zien in zijn gedrag.”
“Ik heb er geen vertrouwen in dat [Werknemer] zijn gedrag zal veranderen waardoor een werkbare situatie op de afdeling gaat ontstaan.
(...) Om een lang gesprek kort te maken, ik heb hem verteld dat hij zijn gedrag zal moeten aanpassen en dat hij zelf de streep zal moeten zetten onder zijn agressieve en negatieve gedrag om weer vertrouwen te krijgen van zijn collega’s inclusief mijzelf. (...) Er zijn echter sindsdien een aantal signalen geweest waardoor bij mij het laatste beetje hoop is verdwenen dat hij kan en wil veranderen:
- [B] heeft hem op de teamdag moeten aanspreken over de heftige, agressieve manier waarop [Werknemer] een discussie voerde met hem;
- Tijdens de uitwerking van een opdracht op de teamdag ging hij helemaal los. Hij liet zich op een ongenuanceerde uit over alles wat er fout was met het bedrijf (...);
- Hij heeft een foto gemaakt met zijn mobiel tijdens de mediteer sessie op de teamdag. (...);
- Tijdens het wandelen en zitten hing er een negatieve sfeer in de wandelgroep. Twee collega’s hebben mij aangegeven zich daar zeer ongemakkelijk bij gevoeld hebben. (...) Toen [C] en ik bijvoorbeeld in beeld kwamen zei hij: “Daar heb je rukkende Tinus en die smurf” (...).
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
“Jan met de korte achternaam”. Ook staat op basis van de door SVP overgelegde stukken vast dat [werknemer 1] er in de periode van november 2008 tot en met juni 2015 regelmatig op is gewezen dat hij zijn houding, gedrag en wijze van communiceren diende te veranderen. In dat kader is [werknemer 1] op 18 november 2013 een
“laatste waarschuwing”gegeven, waarna hij op 10 december 2014, 3 maart 2015, 6 maart 2015 en 29 juni 2015 opnieuw op zijn gedrag is aangesproken. Op de zitting heeft [werknemer 1] erkend dat hij er door [de Manager] ook op 5 oktober 2015 nog op is gewezen dat hij zijn gedrag moest aanpassen als hij in aanmerking wilde komen voor de (nieuwe) functie van toezichthouder.
rukkende Tinus en die smurf’ heeft genoemd.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 40). Het verwijtbaar handelen van [werknemer 1] op grond waarvan de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, is niet van dien aard dat dit als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt, mede gelet op het feit dat dit handelen ook niet op één lijn kan worden gesteld met de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, zoals al volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen.