Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
verweerster.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft verzoeker, een persoon met aanzienlijke schulden, de rechtbank verzocht om ABN Amro Bank N.V. te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Deze regeling was gebaseerd op artikel 287a van de Faillissementswet en hield in dat de schuldeisers een uitkering van 10,93% van hun vorderingen zouden ontvangen, met finale kwijting van het restant. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 augustus 2016, na een eerdere zitting op 14 juli 2016 waar verzoeker en ABN Amro hun standpunten hebben toegelicht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een totale schuld heeft van € 153.258,93, waarvan een aanzienlijk deel aan ABN Amro is verschuldigd. De bank heeft echter geweigerd in te stemmen met de schuldregeling, onder andere omdat verzoeker niet had gereageerd op een eerder aanbod van de bank voor herstructurering van de financiering. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat ABN Amro in redelijkheid tot haar weigering kon komen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de inhoud van het akkoord en de gevolgen voor zowel de schuldeiser als de schuldenaar.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker afgewezen, omdat de belangen van ABN Amro bij het weigeren van de regeling zwaarder wogen dan de belangen van verzoeker. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er nog een afzonderlijke uitspraak zal volgen over het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E. Kanninga-Jonker en is openbaar gemaakt op 24 augustus 2016.