6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 mei 2016 schuldig gemaakt aan diefstal in een woning in de nachtelijke uren. Terwijl de bewoonster thuis was heeft verdachte zich via de onafgesloten schuifpui de toegang verschaft tot de woning en in de woning diverse goederen weggenomen. Een dergelijk misdrijf maakt niet alleen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bewoner, het draagt ook bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Daarnaast leert de ervaring dat de gedupeerden zich na een insluiping onveilig voelen in hun eigen huis, terwijl dit bij uitstek de aangewezen plek is waar iemand zich volledig veilig moet kunnen voelen. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de benadeelde partij, waarin zij aangeeft dat zij door het gebeuren wantrouwend is geworden, angstig is en zich slecht kan concentreren op haar werk. Daarnaast heeft verdachte bij de diefstal een autosleutel weggenomen en zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een personenauto. Verdachte heeft geen rijbewijs en is vervolgens met de auto gecrasht. Diefstal is een ergerlijk feit dat veel overlast veroorzaakt bij de betrokkenen. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 juni 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 21 juli 2016 van V. Römers, werkzaam bij GGZ reclassering Palier. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Het UJD van betrokkene kenmerkt zich door een delictpatroon inzake vermogensdelicten, waarbij er een toename wordt waargenomen in de frequentie van delictgedrag. (…) GGZ Reclassering Palier vindt het zorgelijk dat er gezien de jonge leeftijd van betrokkene reeds sprake is van een delictpatroon.
GGZ reclassering Palier vindt dat er sprake is van problematisch middelengebruik. Betrokkene kan onvoldoende maat houden ten aanzien van zijn alcoholgebruik en zijn middelengebruik hangt samen met delictgedrag. Tevens heeft GGZ het vermoeden dat betrokkene gezien de geheugenproblematiek die betrokkene rapporteert en gezien het feit dat hij momenteel verdacht wordt van handel in ecstasy, zijn middelengebruik bagatelliseert. Betrokkene toont een ambivalente houding ten aanzien van het minderen/stoppen met middelen. (…)
Het ontbeert betrokkene reeds langdurig aan de benodigde begeleiding en ondersteuning vanuit zijn gezinssysteem, waardoor betrokkene reeds lange tijd op zichzelf is aangewezen. (…) betrokkene lijkt (…) ondersteuning te zoeken in een negatief sociaal netwerk. De hoge mate van beïnvloedbaarheid, het niet kunnen overzien van gevolgen alsmede het niet kunnen organiseren van zijn gedrag lijken daarbij het risico op recidive te verhogen. Hoewel er in deze zin sprake lijkt van een hoog niveau van onmacht, lijkt er tevens ook sprake van een toenemende pro-criminele houding. (…) GGZ reclassering Palier acht het risico op recidive hoog.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
Meldplicht
Behandelverplichting;
- het psychologisch rapport van R.J.L. Keulers, GZ-psycholoog, gedateerd 18 juli 2016 houdt onder meer het volgende in:
Er zijn in het psychologisch onderzoek aanwijzingen gevonden voor ADHD, echter, door het ontbreken van een heteroanamnese kan deze diagnose niet officieel worden vastgesteld. De intelligentie van betrokkene wordt vastgesteld op gemiddeld niveau. Hoewel er zorgen bestaan over zijn persoonlijkheidsontwikkeling, zijn gedragsproblemen niet in die mate aanwezig dat van een stoornis kan worden gesproken. Er zijn aanwijzingen voor misbruik van cannabis, maar de diagnose kan niet met zekerheid worden vastgesteld.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, wordt geadviseerd betrokkene als volledig toerekeningsvatbaar te achten.
Continuering van begeleiding door Reclassering Palier wordt geadviseerd.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Ten aanzien van het toepasselijke recht stelt de rechtbank voorop dat verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten de leeftijd van negentien jaren had bereikt. Uit het psychologisch rapport volgt dat de psycholoog van mening is dat verdachte jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd. Verdachte kan zijn gedrag moeilijk organiseren en heeft weinig zicht op de consequenties en risico’s van zijn handelen. Uit het reclasseringsrapport volgt dat de reclassering van mening is dat verdachte onvoldoende in staat is de gevolgen van zijn gedrag in te schatten, zijn gedrag nauwelijks lijkt te kunnen organiseren en beïnvloedbaar is. Tevens is verdachte door zijn kwetsbaarheid gebaat geweest bij de ondersteunende begeleiding van een Justitiële Jeugdinrichting. De rechtbank vindt op grond van het voorgaande alsmede gelet op de persoonlijkheid van verdachte – evenals de officier van justitie heeft gevorderd – aanleiding om artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, inhoudende dat ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.
De rechtbank ziet in de ernst en aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, grond om af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie gevorderd, in die zin dat de rechtbank oplegging van een langere voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend en geboden acht, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht een verplicht contact van verdachte met de (volwassenen)reclassering noodzakelijk en zal dit als voorwaarde verbinden aan de op te leggen voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om aan verdachte de door de reclassering tevens geadviseerde bijzondere voorwaarde van behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling op te leggen. Daarbij zal de rechtbank tevens de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname opnemen, zoals door de reclassering wordt geadviseerd, nu niet voldoende duidelijk is geworden in hoeverre sprake is van misbruik van middelen door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.