6.4.Hoofdstraf
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd [datum] , waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een vermogensdelict tot een deels voorwaardelijke werkstraf is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
het Pro Justitia rapport (hierna ook: PO), gedateerd [datum] , opgesteld door GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] , naar aanleiding van een poging tot inbraak in [naam] op [datum] . Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Diagnostisch gezien is bij betrokkene sprake van een gedragsstoornis (beginnend in de adolescentie). Tevens is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische kenmerken (gebrek aan empathie en opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid). Gezien de aard van de problematiek is te verwachten dat deze aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde, mits bewezen. Gezien de ontkennende houding kunnen geen uitspraken gedaan worden over factoren die van invloed zijn op de kans op recidive. In algemene zin kan gezegd worden dat er sprake is van een aantal risicofactoren die zowel in de persoon als in de omgeving liggen. Ten aanzien van de persoon is er vooral sprake van een jongen met negatieve opvattingen over de bedoelingen van anderen, impulsiviteit, problemen met het hanteren van boosheid, onvoldoende meewerken aan interventies en gebrek aan empathie. In de omgeving is weinig sprake van toezicht door ouders. Betrokkene groeit op in een risicovolle buurt en er is enige omgang met delinquente leeftijdgenoten. Ook is een aantal protectieve factoren aanwezig die vooral liggen in de betrokkenheid van de familie van betrokkene. Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling is begeleiding nodig ten aanzien van de schoolgang en vrijetijdsbesteding van betrokkene. Naast praktische begeleiding is individuele behandeling nodig om betrokkene meer inzicht te geven in zijn gedrag, de consequenties hiervan op zichzelf en anderen en om zijn negatieve opvattingen ten aanzien van hulpverlening bij te stellen. Daarnaast wordt systeembehandeling wenselijk geacht. De begeleiding op praktisch gebied en de individuele behandeling/begeleiding kunnen voor zover mogelijk uitgevoerd worden door [naam] van [naam] . Ten aanzien van het systeem wordt Multi systeem therapie (MST) geadviseerd, bijvoorbeeld bij de [naam] . Het is belangrijk dat er een duidelijke, consequente aanpak komt die het beste gerealiseerd kan worden binnen toezicht en begeleiding met voorwaarden, uitgevoerd door de Reclassering Nederland.
het Pro Justitia rapport, gedateerd [datum] , opgesteld door GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] en het Pro Justitia rapport, gedateerd [datum] , opgesteld door psychiater [psychiater] . Deze rapporten houden onder meer het volgende in:
Vanwege de categorische weigering van verdachte om aan deze onderzoeken mee te werken, was het niet mogelijk om een zodanig psychologisch en psychiatrisch onderzoek te verrichten dat daaruit diagnostische conclusies getrokken konden worden. Gezien de ernst van het feit waarvan betrokkene wordt verdacht en de vragen die nog open staan naar aanleiding van het enkelvoudige PO, wordt zowel door de psycholoog als de psychiater geadviseerd om een multidisciplinair klinische observatie bij [naam] in te zetten, om zodoende meer zicht te krijgen op eventueel behandel/begeleidingsperspectief.
Het klinisch multidisciplinair PO, observatieafdeling [naam] , gedateerd [datum] , opgesteld door GZ-psycholoog [GZ-psycholoog] , en psychiater [psychiater] . Dit houdt onder meer het volgende in:
Voor het psychiatrisch onderzoek is het van belang te noemen dat als gevolg van de observaties -in combinatie met die van onderzoeker zelf in de beperkte gesprekscontacten-een aantal psychiatrische stoornissen (althans in de observatieperiode) kan worden uitgesloten: er zijn geen aanwijzingen dat sprake is van een stoornis in het autismespectrum, van ADHD of van psychotische fenomenen. Schizofrenie of enige andere psychotische stoornis kan thans worden uitgesloten. Dit geldt ook voor de stemmingsstoornissen, de dwangstoornissen, de eetstoornissen en de (primaire) slaapstoornissen. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van een zelfstandige stoornis in de frustratietolerantie, impulscontrole en agressieregulatie. Over eventueel middelengebruik is -uit eerdere rapportage en uit dat wat betrokkene zelf vertelt- bekend geworden dat er geen sprake is geweest van enig middelenmisbruik. Onderzoekers hebben niet met betrokkene zelf over eventueel middelengebruik kunnen spreken.
Opvallend is het verschil tussen het mogelijke gedrag van betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde -indien bewezen- en het gedrag dat hij tijdens de huidige observatieperiode heeft laten zien. Juist door dit verschil en het feit dat forensisch belangrijke aspecten als agressieregulatie, empathische vermogens en morele ontwikkeling niet nader onderzocht konden worden, omdat onder meer een onmisbare dialoog met betrokkene ontbreekt, kent dit onderzoek dermate grote beperkingen dat er geen diagnostische conclusies getrokken kunnen worden en er geen verband met het ten laste gelegde kan worden beschreven. Zo kon evenmin een adequaat onderbouwde risicotaxatie worden gedaan. Er is geen delictscenario beschikbaar en er is geen duidelijk zicht verkregen op de omstandigheden, gevoelens en gedachten van betrokkene voorafgaand aan en ten tijde van de tenlastegelegde feiten en de precieze aard en doorwerking van eventuele problematiek op het ten laste gelegde, indien bewezen. Derhalve kan ook geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid, omdat zoals gezegd geen zicht is verkregen op een eventuele doorwerking van een eventuele stoornis of gebrekkige ontwikkeling op de tenlastegelegde feiten. Een goede inschatting van het recidiverisico op een nieuw soortgelijk gewelddadig feit valt om bovenstaande redenen dan ook niet te maken.
Vanuit de [naam] , die vanwege de onderzoeksbeperkingen niet volledig kon worden ingevuld, komen enkele risicofactoren naar voren die, los van het tenlastegelegde feit, in algemene zin voorspellend zijn voor de kans op gewelddadige recidive, zoals: geringe schoolprestaties, omgang met delinquente leeftijdgenoten en geen medewerking verlenen aan behandeling. Onderzoekers onthouden zich aldus van een advies ter preventie van recidive vanwege de onvolledigheid van het onderzoek en de daaruit voortvloeiende onvolledige beeldvorming omtrent betrokkene.
Het over de verdachte uitgebrachte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd [datum] , waaruit onder meer het navolgende blijkt:
De Raad adviseert de rechtbank de inmiddels meerderjarige verdachte een deels voorwaardelijke en deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de algemene voorwaarden dat verdachte;
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- zijn medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit;
- zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte;
- geen contact legt met de slachtoffers
- meewerkt met [naam] van [naam] zolang als dit nodig wordt geacht door [naam]
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van Reclassering Nederland te [plaats] , en
- zich houdt aan het locatiegebod/-verbod conform het advies van Reclassering Nederland van [datum] , en
- zich ter controle van het locatiegebod/-verbod onder elektronisch toezicht zal stellen van de gecertificeerde instelling te weten Reclassering Nederland te [plaats] , voor de duur van 6 maanden
- meewerkt met op te starten hulpverlening/behandeling die door Reclassering Nederland nodig wordt geacht
- inzicht geeft in zijn dagelijkse bezigheden, vriendenkeus en vrijetijdsbesteding.
Indien verdachte in hoger beroep gaat tegen de uitspraak, dan zal het strakke kader dat door de Raad geadviseerd wordt, niet starten. Omdat dit wel van belang is adviseert de Raad te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
Ter terechtzitting heeft [naam] het door de Raad uitgebrachte advies gehandhaafd. De Raad vond het van groot belang dat er meer zicht zou komen op de persoon van verdachte door middel van de observaties in [naam] . Helaas is hier geen zicht op verkregen, nu verdachte ook in [naam] structureel weigerde om hieraan zijn medewerking te verlenen. Hierdoor is het lastig om een behandeladvies voor verdachte te formuleren. Desalniettemin kan in algemene zin worden vastgesteld dat verdachte op praktisch gebied begeleiding behoeft, met name voor zijn schoolgang en het omgaan met delinquente leeftijdsgenoten. De schoolgang van verdachte is in de afgelopen periode al aangepakt. Uit het PO komen ook zorgen naar voren aangaande agressie, gewetensontwikkeling en het beperkte inlevingsvermogen van verdachte waar aandacht aan besteed moet worden. Mede gelet op de houding van verdachte en het moeizame verloop van begeleiding door de jeugdreclassering, is de Raad van mening dat verdachte meer baat zal hebben bij begeleiding door de volwassen reclassering (Reclassering Nederland), nu zij een duidelijke en doelgerichte aanpak hanteren. Een strak kader zal ertoe bijdragen dat de kans op recidive wordt verkleind. Bij dit advies heeft de Raad tevens acht geslagen op de huidige leeftijd (19 jaar) van verdachte.
de over de verdachte uitgebrachte rapporten van Jeugdbescherming regio [plaats] , opgesteld door jeugdreclasseerder [jeugdreclasseerder] , gedateerd [datum] en [datum] .
[jeugdreclasseerder] , jeugdreclasseerder verbonden aan Jeugdbescherming regio [plaats] , heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte in de afgelopen maanden weinig openheid en inzicht heeft gegeven. In de periode dat hij naar school is gegaan, heeft verdachte MBO niveau 1 kunnen behalen. Samen met zijn tante heeft verdachte geregeld dat hij eventueel een vervolgopleiding kan gaan doen (niveau 2). Verdachte heeft aangegeven dat hij open staat voor begeleiding door [naam] , welke begeleiding goed is verlopen. [jeugdreclasseerder] is van mening dat het koppelen van volwassen reclassering aan de bijzondere voorwaarden bij een eventuele strafoplegging meer past bij verdachte, aangezien Reclassering Nederland een duidelijker en strakker beleid hanteert dan jeugdreclassering. De consequenties van het niet nakomen van afspraken is bij Reclassering Nederland strenger en er wordt een groter beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheden van verdachte, hetgeen ook passend is bij de houding en leeftijd van verdachte.
Toepassing meerderjarigenstrafrecht
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht in de ernst van het feit, de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, aanleiding kan worden gevonden het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing te laten en het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, mits aan tenminste één van deze criteria is voldaan. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 17,5 jaar oud. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het klinisch multidisciplinair PO. Hierdoor heeft verdachte er zelf voor gekozen om geen inzicht te geven in zijn persoonlijkheid. Voor de rechtbank is dan ook niet duidelijk geworden in hoeverre hij thans nog leerbaar is en in zijn ontwikkeling kan groeien, noch in hoeverre hiervan ten tijde van het plegen van het feit sprake was. Daarnaast heeft verdachte, gezien zijn ontkennende en veelal zwijgende houding, geen verantwoordelijkheid willen nemen voor het ten laste gelegde. De rechtbank concludeert dat verdachte een berekenende en daarmee in zekere zin een volwassen proceshouding heeft getoond. Daarnaast acht de rechtbank de woningoverval en de wijze waarop deze is uitgevoerd een zeer ernstig misdrijf dat niet frequent door minderjarigen op deze nietsontziende manier wordt gepleegd. Hoewel verdachte niet zelf het op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gehanteerd of aangeefster heeft mishandeld, stelt de rechtbank vast dat verdachte desondanks een grote rol bij de overval heeft vervuld, waarbij hij onder meer niet heeft geschroomd een jongen van pas zeven jaar oud vast te binden en te knevelen. Dit alles maakt dat de rechtbank in alle drie in artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht genoemde criteria aanleiding ziet om in het onderhavige geval het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing te laten en het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Bij haar beoordeling heeft de rechtbank tevens acht geslagen op het advies van de Raad, inhoudende dat begeleiding door Reclassering Nederland (in plaats van jeugdreclassering) meer passend is bij het gedrag en de houding van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit geen andere straf toelaat dan een gevangenisstraf. Zij ziet geen aanleiding om een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen, zoals door de Raad is geadviseerd. Doordat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het klinisch multidisciplinair PO, is er geen zicht gekomen op zijn persoonlijkheid. Er kan dan ook niet worden gesteld dat een klinische dan wel ambulante behandeling voor hem noodzakelijk is, laat staan welke behandeling dat zou moeten zijn. De stelling van de raadsman dat verdachte reeds geruime tijd in voorarrest heeft gezeten dient genuanceerd te worden, nu een deel van het voorarrest in de vorm van nachtdetentie is ondergaan, hetgeen minder belastend voor verdachte is geweest.
Gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert voor de strafoplegging, de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit en de vrijspraak ten aanzien van feit 2, zal de rechtbank ten opzichte van de eis van de officier van justitie de op te leggen straf enigszins matigen. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van het voorarrest.