Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de werkneemster, die sinds 2008 in dienst was bij NVD Beveiligingsgroep B.V., een verzoek ingediend om een billijke vergoeding te ontvangen na de opzegging van haar arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV. De arbeidsovereenkomst werd opgezegd op 25 maart 2016, met ingang van 1 mei 2016, omdat de functie van de werkneemster was vervallen door reorganisatie. De werkneemster stelde dat zij recht had op een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, omdat zij herplaatst had moeten worden in de functie van HR medewerker. De werkgever voerde echter aan dat de functie niet passend was voor de werkneemster, omdat zij niet voldeed aan de functie-eisen en de tijdelijke arbeidsovereenkomst van de huidige HR medewerker nog doorliep tot 30 juni 2016.
Tijdens de zitting op 25 juli 2016 trok de werkneemster haar verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst in, maar handhaafde haar verzoek om een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster niet in aanmerking kwam voor de billijke vergoeding, omdat de functie van HR medewerker niet als passend kon worden gekwalificeerd. De kantonrechter stelde vast dat de werkneemster niet voldeed aan de vereiste kwalificaties en dat er geen andere passende functies beschikbaar waren. Het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, en de werkneemster werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.