ECLI:NL:RBNHO:2016:6590

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 augustus 2016
Publicatiedatum
5 augustus 2016
Zaaknummer
5198600 \ AO VERZ 16-212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om billijke vergoeding na opzegging arbeidsovereenkomst afgewezen

In deze zaak heeft de werkneemster, die sinds 2008 in dienst was bij NVD Beveiligingsgroep B.V., een verzoek ingediend om een billijke vergoeding te ontvangen na de opzegging van haar arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV. De arbeidsovereenkomst werd opgezegd op 25 maart 2016, met ingang van 1 mei 2016, omdat de functie van de werkneemster was vervallen door reorganisatie. De werkneemster stelde dat zij recht had op een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, omdat zij herplaatst had moeten worden in de functie van HR medewerker. De werkgever voerde echter aan dat de functie niet passend was voor de werkneemster, omdat zij niet voldeed aan de functie-eisen en de tijdelijke arbeidsovereenkomst van de huidige HR medewerker nog doorliep tot 30 juni 2016.

Tijdens de zitting op 25 juli 2016 trok de werkneemster haar verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst in, maar handhaafde haar verzoek om een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster niet in aanmerking kwam voor de billijke vergoeding, omdat de functie van HR medewerker niet als passend kon worden gekwalificeerd. De kantonrechter stelde vast dat de werkneemster niet voldeed aan de vereiste kwalificaties en dat er geen andere passende functies beschikbaar waren. Het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, en de werkneemster werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5198600 \ AO VERZ 16-212
Uitspraakdatum: 15 augustus 2016
Beschikking in de zaak van:
[werkneemster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. P.M. Neuteboom
tegen
NVD Beveiligingsgroep B.V.
gevestigd te Haarlem
verwerende partij
verder te noemen: NVD
gemachtigde: mr. R.J. Wiebosch

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft een verzoek gedaan, primair om NVD te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, en subsidiair om ten laste van NVD een billijke vergoeding toe te kennen. NVD heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 25 juli 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [werkneemster] heeft daarbij haar primaire verzoek ingetrokken.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster] , geboren op [geboortedatum] 1983, is op 25 september 2008 in dienst getreden bij NVD als facilitair medewerker. De functie die [werkneemster] vanaf 2012 feitelijk en vanaf 2013 formeel vervulde, was die van Facilitair/HR adviseur, met een salaris van € 2.676,71 bruto per vier weken, te vermeerderen met vakantietoeslag.
2.2.
[werkneemster] had een combi-functie. In deze unieke functie verrichtte [werkneemster] taken op facilitair en HR gebied en daarnaast ook nog taken als kwaliteitsmanager.
2.3.
Na wisselingen in het HR-management per 1 mei 2014 is de functie van HR medewerker in het leven geroepen en die is per 1 april 2015 tot 0,8 fte uitgebreid, waarbij voor die functie een tijdelijke kracht is aangetrokken.
2.4.
in het kader van de door NVD doorgevoerde reorganisatie vanwege bedrijfseconomische en markt-ontwikkelingen zijn de taken van [werkneemster] vervallen, gedigitaliseerd of overgeheveld naar andere functionarissen.
2.5.
NVD heeft op 27 januari 2016 toestemming gevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) om (onder meer) de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen.
2.6.
Het UWV heeft bij besluit van 23 maart 2016 aan NVD toestemming gegeven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. NVD heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 25 maart 2016 opgezegd met ingang van 1 mei 2016.
2.7.
Het UWV heeft op pagina 6 van de beslissing het volgende overwogen:
“Herplaatsing
(…) Wij merken hierbij op dat u in uw nadere toelichting uitvoerig op de door werknemer genoemde functies bent in gegaan en heeft gemotiveerd waarom deze voor werknemer niet passend zijn. In dat kader bent u uitvoerig in gegaan op de functie van HR medewerker. (…) Als wij kijken naar dit functieprofiel en naar die van HR Adviseur zien wij in de competenties en opleidingseisen niet direct een verschil terug, doch wij zien wel duidelijke verschillen in taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden (..)
2.7.
NVD heeft [werkneemster] een transitievergoeding van € 7.986,75 bruto uitbetaald.

3.Het verzoek

3.1.
Ter zitting heeft [werkneemster] haar verzoek om NVD te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen op grond van artikel 7:682 lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), ingetrokken. [werkneemster] heeft per 1 juli 2016 elders ander, tijdelijk werk gevonden voor 0,6 fte.
3.2.
[werkneemster] heeft haar verzoek gehandhaafd om haar ten laste van NVD een billijke vergoeding toe te kennen, op grond van artikel 7:682 lid 1, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens [werkneemster] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van NVD. In dat kader heeft [werkneemster] onder meer het volgende aangevoerd.
[werkneemster] had herplaatst kunnen worden in de functie van HR medewerker, welke functie passend is voor [werkneemster] . Die functie wordt nu vervuld door een medewerker met een tijdelijke overeenkomst die binnen redelijke termijn zou eindigen.
[werkneemster] heef de HR medewerker ingewerkt en dagelijks operationeel aangestuurd.
Veel taken die de HR medewerker verricht, heeft [werkneemster] eerder zelf uitgevoerd.
50 % van de taken van [werkneemster] had betrekking op faciliteiten en inkoop en 50 % op personeelszaken; zo zorgde zij voor werving en selectie van de beveiligers. [werkneemster] was dus geschikt voor de functie van HR medewerker.
Dat NVD zich onvoldoende heeft ingespannen om [werkneemster] te herplaatsen in de functie HR medewerker die vervuld werd door een tijdelijke kracht, levert ernstige verwijtbaarheid op aan de kant van NVD.

4.Het verweer

4.1.
NVD verweert zich en stelt dat het verzoek om ten laste van haar een billijke vergoeding toe te kennen, moet worden afgewezen. NVD voert daartoe onder meer het volgende aan.
De functie van HR medewerker die [werkneemster] aangeboden had willen krijgen wordt door een tijdelijke kracht bezet die een aanstelling had tot 30 juni 2016, die inmiddels is verlengd. Aangezien de beslissing van het UWV dateert van 23 maart 2016 en de voor [werkneemster] geldende opzegtermijn 2 maanden was, werd de redelijke termijn van twee maanden voor herplaatsing in een arbeidsplaats als bedoeld in artikel 9 Ontslagregeling en paragraaf 3.3 van de Uitvoeringsregels, overschreden. De betreffende tijdelijke overeenkomst zou niet binnen die redelijke termijn van rechtswege eindigen en die functie was dus niet beschikbaar.
Daarnaast is die functie niet passend voor [werkneemster] . Nadat [betrokkene] eind 2014 HR manager was geworden, heeft zij een deel van haar voormalige taken als assistent toegevoegd aan het takenpakket van de toenmalige recruiter, waarbij zij als HR manager eindverantwoordelijk was voor werving en selectie van het hoger kader. De recruiter is vertrokken en de functie van HR medewerker is gecreëerd. De HR medewerker is belast met de ontwikkeling van het wervings- en selectiebeleid, inclusief de feitelijke uitvoering daarvan, voor de totale NVD-organisatie. In verband met die taken zijn in de functie-eisen ervaring als intercedente en de gevolgde opleiding toepasbare psychologie gewenst.
Er was geen sprake van dat de HR medewerker feitelijk of formeel ondergeschikt was aan [werkneemster] . [werkneemster] had een (administratief) ondersteunende functie met taken op het gebied van opleidingen. [werkneemster] werd wel bij de werving en selectie van de beveiligingsmedewerkers betrokken, maar daarin had zij geen eindverantwoordelijkheid. Bij de werving en selectie van het midden- en hoger kader had [werkneemster] geen rol. Het HR-deel omvatte 40 % van haar functie, naast 40 % voor de facilitaire taken en 20 % voor de taken als kwaliteitsmanager vanaf december 2014. [werkneemster] had dus niet de ervaring noch de opleiding die voor de functie van HR medewerker nodig is.
NVD was daarom niet gehouden om [werkneemster] te herplaatsen in deze functie.

5.De beoordeling

5.1.
[werkneemster] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat de functie van [werkneemster] is vervallen. Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [werkneemster] een billijke vergoeding moet worden toegekend.
5.3.
Uit artikel 7:682 lid 1, onderdeel b, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd met de toestemming van het UWV, aan die werknemer, bij een opzegging in strijd met artikel 7:669 lid 1 of lid 3, onderdeel a, BW, een billijke vergoeding kan toekennen, indien herstel van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet mogelijk is vanwege een omstandigheid waarbij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van NVD.
5.4.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat, of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, gezien het volgende.
5.5.
Van belang in dit geschil zijn onder meer artikel 7:669 lid 1 BW en de artikelen 9 en 10 van de Ontslagregeling en de Uitvoeringsregels bij ontslag om bedrijfseconomische redenen.
Gelet op artikel 9 lid 1 onderdeel a Ontslagregeling en artikel 10 Ontslagregeling (en art. 7:672 lid 2 BW) diende NVD ten tijde van haar verzoek bij het UWV om toestemming de arbeidsovereenkomst op te zeggen (in dit geval rond eind januari 2016) een inschatting te maken van de mogelijkheden tot herplaatsing van [werkneemster] in een passende, als vacant te gelden functie. De vraag of die inschatting juist is geweest moet ex tunc worden beoordeeld aan de hand van de vacature die bij NVD bestond of binnen een redelijke termijn zouden ontstaan. Deze redelijke termijn liep in dit geval van 23 maart 2016 (beslissing UWV) tot 23 mei 2016 (de onweersproken opzegtermijn van twee maanden).
5.6.
De tijdelijke arbeidsovereenkomst van de medewerkster die ten tijde van de beslissing van het UWV de functie vervulde waarin [werkneemster] herplaatst had willen worden, zou niet zou eindigen voor 23 mei 2016, aangezien die overeenkomst onweersproken doorliep tot 30 juni 2016.
5.7.
Daarnaast is de kantonrechter van mening – evenals de UWV – dat de functie van HR medewerker niet als passend kwalificeert voor [werkneemster] . Wanneer de functieprofielen van enerzijds het HR gedeelte van de combi functie van [werkneemster] en anderzijds die van de functie van HR medewerker worden vergeleken, valt op dat hierin duidelijke zwaarte-verschillen zitten. Het accent in de functie van HR medewerker ligt bij werving en selectie. Weliswaar keren de HR taken die [werkneemster] verrichtte (ongeveer 50 % van haar functie) terug in de functieomschrijving van HR medewerker, echter deze functie kent daarnaast nog 11 andere taakbestanddelen die allemaal niet voorkomen in de combifunctie HR/Facilitair adviseur. Het gaat daarbij met name om taken op het gebied van werving en selectie. Deze taken behoren niet tot de vervallen functie van [werkneemster] . NVD heeft onweersproken gesteld dat zij voor de nieuwe functie van HR medewerker onder Functie-eisen heeft opgenomen dat ervaring als intercedente een pré is, en dat de kandidaat de opleiding toepasbare psychologie moet hebben gevolgd. Aan beide functie eisen voldoet [werkneemster] niet.
5.8.
Nu de functie van HR medewerker niet als passende kwalificeert, had NVD deze niet hoeven aanbieden aan [werkneemster] , nog afgezien van het feit dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst van degene die de functie vervulde waarin [werkneemster] herplaatst wilde worden pas eindigde per 30 juni 2016. Gesteld noch gebleken is dat er andere passende functies vacant waren. Het verzoek van [werkneemster] om toekenning van een billijke vergoeding zal dus worden afgewezen.
5.9.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [werkneemster] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [werkneemster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van NVD tot en met vandaag vaststelt op € 500,00 voor salaris gemachtigde;
6.3.. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.S. Pieters, kantonrechter en op 15 augustus 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter