ECLI:NL:RBNHO:2016:6552

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4930
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid met aanpassing van de functionele mogelijkhedenlijst

Op 10 augustus 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.C. McArthur-Neering, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door S. Gootjes. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 1 oktober 2015, waarin haar bezwaren tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering ongegrond werden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 3 mei 2012 ziek had gemeld vanwege psychische klachten en dat er een verzekeringsgeneeskundig onderzoek had plaatsgevonden. De verzekeringsarts had een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waaruit bleek dat eiseres een arbeidsongeschiktheidspercentage van 6% had.

In beroep heeft eiseres aangevoerd dat haar psychische klachten onvoldoende waren weergegeven in de FML, en heeft zij een rapportage van verzekeringsarts E.C. van der Eijk ingediend, waarin werd geadviseerd om meer beperkingen op te nemen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op 1 februari 2016 had aangepast, maar dat deze wijziging geen invloed had op de geduide functies. De rechtbank concludeerde dat de rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen reden was om aan de juistheid van de conclusies te twijfelen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiseres kwam niet in aanmerking voor een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid op juiste gronden was vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.659,64 bedroegen, en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 augustus 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/4930

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.C. McArthur-Neering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Alkmaar), verweerder
(gemachtigde: S. Gootjes).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 30 april 2015 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 1 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van
eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van de uitspraak verlengd.

Overwegingen

1. Eiseres heeft zich op 3 mei 2012 ziek gemeld voor haar werk wegens psychische klachten. In verband met de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering, is eiseres op 2 maart 2015 gezien door de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden en heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft vervolgens eiseres ongeschikt geacht voor de maatgevende arbeid, maar haar geschikt geacht voor passende functies. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vervolgens vastgesteld op 6%. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.2
In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien meer beperkingen in de FML op te nemen in de rubriek persoonlijk functioneren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens nieuwe functies geduid en aangegeven dat het arbeidsongeschiktheidspercentage niet wijzigt. Verweerder heeft dan ook bij het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd.
2. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat haar psychische klachten onvoldoende zijn weergegeven in de FML. Om die reden zijn de geduide functies niet geschikt voor haar. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres een rapportage van verzekeringsarts E.C. van der Eijk van het Medisch Adviesbureau Triage van 13 november 2015 ingediend. Van der Eijk heeft geadviseerd om met betrekking tot de afhankelijke persoonlijkheidsstoornis van eiseres beperkingen op te nemen in de FML in de rubriek sociaal functioneren. Volgens hem is eiseres aangewezen op werk zonder leidinggevende aspecten en kan eiseres geen (eind)verantwoordelijkheid dragen. Eiseres stelt voorts niet belastbaar te zijn voor arbeid.
3. In reactie op dit advies heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 1 februari 2016 de FML aangepast conform het advies van Van der Eijk. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens geconcludeerd dat deze wijziging niet van invloed is op de geduide functies. In geen van de geduide functies is immers sprake van leidinggevende aspecten of het dragen van eindverantwoordelijkheid. De mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt volgens de arbeidsdeskundige dan ook niet.
4. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat zij niet belastbaar is voor arbeid. Uit de medische stukken is volgens haar af te leiden dat zij meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Het bestreden besluit berust op rapporten die aan verweerder zijn uitgebracht door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Eiseres betwist de juistheid van de in de rapporten getrokken conclusies. De rechtbank moet dan ook beoordelen of deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en of er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
5.2
Het is de rechtbank niet gebleken dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier heeft bestudeerd, eiseres heeft gesproken en onderzocht en de meegebrachte informatie van huisarts [naam 1] , van [naam 2] en het behandelplan van GGZ inGeest in het oordeel heeft betrokken. Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende gegevens om op een verantwoorde wijze tot een afgewogen medisch oordeel te komen en een inschatting van de belastbaarheid van eiseres te maken.
5.3
Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder naar aanleiding van de door eiseres ingebrachte medische rapportage van Van der Eijk in beroep de FML op 1 februari 2016 heeft aangepast. Deze uitbreiding is gebaseerd op de diagnose afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, welke diagnose de bva bekend was tijdens zijn onderzoek in bezwaar, zoals blijkt uit de rapportage van 29 september 2015. De beroepsgrond dat de psychische klachten van eiseres onvoldoende zijn weergegeven in de FML, slaagt dan ook. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens een gebrek in de motivering van het bestreden besluit.
5.4
De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In de onderhavige verzekeringsgeneeskundige rapportages, waaronder die ingebracht in beroep, wordt naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en afdoende gemotiveerd hoe de verzekeringsarts tot de vastgestelde beperkingen van eiser is gekomen en waarom er geen grond bestaat voor verdergaande beperkingen dan die op basis van de diagnose afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank overweegt hierbij nog het volgende. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres op 1 september 2015 lichamelijk en psychisch onderzocht. De contra-rapportage van Van der Eijk heeft de voor de verzekeringsarts geleid tot een uitbreiding van de beperkingen met betrekking tot sociaal functioneren. Voorts zien de verzekeringsarts bezwaar en beroep noch Van der Eijk aanleiding voor het aannemen van meer beperkingen. Voor de stelling van eiseres dat zij niet beschikbaar is voor arbeid bestaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen grond. Hetgeen zich in het dossier bevindt, noch hetgeen eiseres heeft aangevoerd geeft aanleiding om aan te nemen dat de beperkingen opgenomen in de FML van 1 februari 2016 zijn onderschat. De rechtbank ziet dan ook geen reden om een deskundige te benoemen, nu met de medische rapportage van Van der Eijk reeds een deskundigenrapport is ingebracht en eiseres overigens niet een begin van reële betwisting van de overige vastgestelde beperkingen heeft gemaakt.
5.5
Voorts heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd en inzichtelijk aangegeven dat de op 1 februari 2016 gewijzigde FML niet van invloed is op de voor eiseres geduide functies en dat het arbeidsongeschiktheidspercentage niet wijzigt. Eiseres heeft dit standpunt niet nader betwist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres op juiste gronden is vastgesteld op minder dan 35%, zodat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.
6. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
7. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffiegeld aan eiser te voldoen. De proceskosten worden begroot op € 992,00 (€ 496,00 per punt, twee punten toegekend voor beroepschrift en voor verschijnen ter zitting).
8. Daarnaast komen de door eiseres gemaakte kosten ten bedrage van € 667,64 voor het inschakelen van Van der Eijk voor vergoeding in aanmerking.
9. Het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen, nu de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.659,64, te betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 45,00 aan eiseres vergoedt;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.