Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
PMU Dienstverlening BV
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Bijtelling auto v/d zaak”vermeld over de jaren 2013, 2014 en 2015, en wordt aangegeven dat een salarisbetaling over die maand plaatsvindt van € 388,14 netto.
€ 2.430,14 bruto in mindering gebracht, met als omschrijving
“Saldo verlofuren , - 101,50 uur”.
3.De vordering
“Verklaring geen privégebruik auto”die de Belastingdienst heeft afgegeven en dat bijtelling voor de auto van de zaak daarom onterecht is. Verder stelt [de werknemer] dat de door PMU overgelegde registratie van vakantie-uren niet juist is.
4.Het verweer
5.De beoordeling
€ 2.396,07 netto vanwege de bijtelling van de auto van de zaak, onjuist. Vast staat dat [de werknemer] aan PMU in 2012 een
“Verklaring geen privégebruik auto”van de Belastingdienst heeft verstrekt. Blijkens de door [de werknemer] overgelegde verklaring van de Belastingdienst van 8 februari 2012 heeft die verklaring tot gevolg dat PMU geen bijtelling meer mag toepassen ten aanzien van het privégebruik van de auto van de zaak en geldt die verklaring voor onbepaalde tijd. Ook blijkt uit die verklaring dat het steeds aan de werknemer zelf is om zo nodig overtuigend aan de Belastingdienst bewijs te leveren dat met de auto van de zaak niet meer dan 500 privékilometers zijn gereden. Onder die omstandigheden kan PMU niet thans alsnog een bijtelling gaan toepassen over de jaren 2013, 2014 en 2015. Dat is temeer het geval nu PMU al die jaren de verklaring van de Belastingdienst heeft geaccepteerd en toegepast, en op de zitting ook heeft verklaard dat zij steeds heeft geaccepteerd dat [de werknemer] geen rittenregistratie verstrekte. Anders dan PMU stelt, is zij niet verplicht om alsnog een bijtelling toe te passen als [de werknemer] geen rittenregistratie kan overleggen. Dat blijkt niet alleen uit de hiervoor al genoemde verklaring van de Belastingdienst van 8 februari 2012, maar ook uit de door PMU overgelegde e-mail van haar accountant van 13 mei 2016. In die e-mail stelt ook de accountant immers dat PMU na overlegging van een
“Verklaring geen privégebruik auto”bijtelling achterwege moet laten en dat PMU, in het geval dat een dergelijke verklaring is afgegeven, als werkgever gevrijwaard is van naheffing als achteraf blijkt dat een werknemer niet kan aantonen dat hij maximaal 500 privékilometers heeft gereden.
€ 2.396,07 netto sluit wel aan bij hetgeen [de werknemer] met zijn vordering heeft beoogd en de kantonrechter treedt daarmee ook niet buiten de vordering, temeer nu ervan moet worden uitgegaan dat met een veroordeling tot betaling van een bedrag van € 2.396,07 netto ook niet méér wordt toegewezen dan door [de werknemer] is gevorderd. De gevorderde wettelijke verhoging van 30% kan op grond van artikel 7:625 BW worden toegewezen, omdat PMU het salaris over de maand maart 2016 te laat heeft betaald en zij had kunnen of behoren te weten dat de inhouding niet terecht was. Ook de gevorderde wettelijke rente kan worden toegewezen, zij het vanaf de datum van dagvaarding, omdat een eerdere verzuimdatum onvoldoende is gesteld en gebleken.