ECLI:NL:RBNHO:2016:6521

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
4 augustus 2016
Zaaknummer
5167048 OA VERZ 16-205
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot bewijslevering van arbeidsovereenkomst en afwijzing van voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [de werknemer] en Service Support B.V. [de werknemer] heeft verzocht om te bepalen dat een ontslag door Service Support op 21 april 2016 niet rechtsgeldig is en om betaling van achterstallig loon, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Tevens heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening in de vorm van een voorschot op het loon. Service Support heeft het bestaan van een arbeidsovereenkomst betwist en een tegenverzoek ingediend om [de werknemer] te veroordelen tot teruggave van goederen en schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het bewijsrecht van toepassing is en dat [de werknemer] de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren van het bestaan van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de kans op toewijzing in de bodemprocedure onvoldoende is. Het tegenverzoek van Service Support is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verzoeken geen verband hielden met het einde van de arbeidsovereenkomst. De proceskosten zijn vastgesteld op nihil, omdat er geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5167048 \ OA VERZ 16-205
Uitspraakdatum: 26 juli 2016
Beschikking in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij, verwerende partij wat betreft het tegenverzoek
verder te noemen: [de werknemer]
gemachtigde: mr. F.J.J. Baars
tegen
de besloten vennootschap
Service Support B.V.,
gevestigd te Alkmaar
verwerende partij, verzoekende partij wat betreft het tegenverzoek
verder te noemen: Service Support
vertegenwoordigd door: [x]

1.Het procesverloop

1.1.
[de werknemer] heeft een verzoekschrift ingediend, ontvangen op 17 juni 2016. [werknemer] heeft ook een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een voorlopige voorziening te treffen. Service Support heeft een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan.
1.2.
Op 12 juli 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [datum] , heeft de Bosnische nationaliteit en verblijft sinds ongeveer 10 jaar in Nederland. Het verblijf van [werknemer] in Nederland is illegaal.
2.2.
Kort na zijn komst in Nederland in 2006 is [werknemer] in contact gekomen met [x] (hierna: [X] ) en is een vriendschappelijke relatie tussen beiden ontstaan. [X] is directeur-eigenaal van Service Support.
2.3.
In een besluit van 16 juni 2016 is door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan [werknemer] de verplichting opgelegd om binnen 28 dagen de Europese Unie te verlaten.
2.4.
In een brief van de advocaat van [de werknemer] van 23 juni 2016 is aan Service Support meegedeeld dat er problemen zijn ontstaan als gevolg van het door Service Support gewenste einde van de dienstbetrekking met [de werknemer] en wordt verzocht om in onderling overleg een regeling te treffen.

3.Het verzoek

3.1.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter – na wijziging en vermeerdering van zijn verzoek – om te bepalen dat een door Service Support op 21 april 2016 gegeven ontslag niet rechtsgeldig is, en om Service Support te veroordelen tot betaling van € 5.363,82 bruto aan loon over de opzegtermijn, een transitievergoeding van € 6.774,00 bruto en een billijke vergoeding van € 40.000,00 bruto, alles vermeerderd met wettelijke rente. Ook is verzocht om Service Support bij wijze van voorlopige voorziening te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 5.000,00.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werknemer] ten grondslag – kort weergegeven – dat hij sinds 2005 in dienstverband werkzaamheden heeft verricht voor Service Support, op basis van een werkweek van 40 uur per week en tegen een loon van € 300,00 netto per week, en dat de arbeidsovereenkomst door Service Support op 21 april 2016 is opgezegd in strijd met artikel 7:671 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), omdat voor die opzegging geen dringende reden bestaat en [de werknemer] niet met die opzegging heeft ingestemd.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Service Support verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – samengevat – dat geen sprake is van een dienstverband of een arbeidsovereenkomst met [de werknemer] , dat [de werknemer] ook nooit werkzaamheden heeft verricht voor Service Support en dat er nimmer betalingen zijn gedaan aan [de werknemer] .
4.2.
Bij wijze van tegenverzoek vordert Service Support dat [de werknemer] wordt veroordeeld om een auto en huissleutels, die volgens Service Support toebehoren aan [X] , terug te geven, tot terugbetaling van door [X] voorgeschoten tandartskosten, tot verschoning van de goede naam van [X] en tot betaling van een schadevergoeding van € 5.000,00. [de werknemer] heeft daartegen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan [werknemer] een billijke vergoeding moet worden toegekend, en of Service Support moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding.
5.2.
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit de Wet werk en zekerheid, zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich niet tegen toepassing van het bewijsrecht.
5.3.
Service Support heeft betwist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Indien zou komen vast te staan dat er inderdaad geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan tussen partijen, kan het verzoek van [werknemer] niet worden toegewezen. Dat betekent dat eerst moet worden beoordeeld of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst.
5.4.
Op grond van artikel 149 Rv moet de kantonrechter feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, als vaststaand beschouwen. [de werknemer] heeft gemotiveerd gesteld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar die stelling is ook gemotiveerd betwist door Service Support. De kantonrechter kan dus niet nu al als vaststaand aannemen dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv draagt [de werknemer] dan de bewijslast van de door hem gestelde arbeidsovereenkomst. [de werknemer] heeft toegelicht dat hij het bestaan van de arbeidsovereenkomst kan bewijzen, onder meer door het horen van getuigen. Gelet daarop zal [de werknemer] in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat of heeft bestaan.
5.5.
[de werknemer] heeft op zitting betoogd dat hij al voldoende bewijs heeft geleverd ten aanzien van het bestaan van de arbeidsovereenkomst en dat het daarom aan Service Support is om tegenbewijs te leveren. Zoals al blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt de kantonrechter dat betoog niet. De door [de werknemer] overgelegde foto’s zijn in dit verband onvoldoende reden om Service Support met het genoemde tegenbewijs te belasten, omdat door Service Support is betwist dat deze foto’s werkzaamheden van [de werknemer] voor Service Support zouden betreffen en omdat aan de hand van die foto’s zelf niet kan worden vastgesteld dat het gaat om werkzaamheden in dienstbetrekking voor Service Support. Hetzelfde geldt voor de door [de werknemer] overgelegde verklaringen van [Y] en [Z] , omdat die verklaringen te beperkt zijn en ook niet ondertekend, en overigens zien op een periode van ruim vóór de door [de werknemer] gestelde ontslagdatum.
de voorlopige voorziening
5.6.
Gelet op de bewijsopdracht die [de werknemer] wordt gegeven, is er geen grond om bij wijze van voorlopige voorziening vooruit te lopen op de zaak en een voorschot toe te kennen aan [de werknemer] . Bij de huidige stand van zaken valt in onvoldoende mate te verwachten dat in een gewone (bodem-)procedure de verzoeken van [de werknemer] zullen worden toegewezen. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
[de werknemer] moet de proceskosten van Service Support betalen, omdat zijn verzoek wordt afgewezen. De proceskosten zullen worden bepaald op nihil, omdat niet is gebleken van proceskosten aan de kant van Service Support die voor vergoeding in aanmerking komen.
het tegenverzoek
5.8.
Op grond van artikel 7:686a lid 2 BW moet een procedure die betrekking heeft op het einde van de arbeidsovereenkomst worden ingeleid met een verzoekschrift. De zaak van [de werknemer] heeft betrekking op het einde van de door hem gestelde arbeidsovereenkomst en is dus terecht gestart door indiening van een verzoekschrift.
5.9.
In een verzoekschriftprocedure als deze mag een verweerschrift gelet op artikel 282 lid 4 Rv een zelfstandig (tegen)verzoek bevatten. Uit artikel 7:686a lid 3 BW volgt echter dat dit tegenverzoek alleen betrekking kan hebben op vorderingen die verband houden met het einde van de arbeidsovereenkomst.
5.10.
De door Service Support in het verweerschrift genoemde verzoeken houden geen verband met het einde van de arbeidsovereenkomst. Die verzoeken hebben overigens ook geen relatie met de door [de werknemer] gestelde arbeidsovereenkomst en zien niet op vorderingen van Service Support zelf, maar kennelijk op vorderingen van [X] in privé.
Service Support zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het tegenverzoek.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Service Support, omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. De proceskosten zullen worden bepaald op nihil, omdat er geen proceshandelingen zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
laat [de werknemer] toe tot het leveren van bewijs dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat of heeft bestaan;
6.2.
bepaalt dat [de werknemer] daartoe vóór of uiterlijk op 23 augustus 2016 kan meedelen of van de mogelijkheid tot het leveren van bewijs gebruik wordt gemaakt; wanneer hij daarvoor getuigen willen laten horen, moeten op deze datum ook het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven, en de verhinderdata van beide partijen, de gemachtigden en – voor zover mogelijk – van de getuigen; daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden vastgesteld;
6.3.
uitstel wordt in beginsel niet verleend; bij gebreke van tijdig bericht van [de werknemer] wordt ervan uitgegaan dat hij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan;
de voorlopige voorziening
6.5.
wijst het verzoek af;
6.6.
veroordeelt [de werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Service Support tot en met vandaag vaststelt op nihil;
het tegenverzoek
6.7.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
6.8.
veroordeelt Service Support tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [de werknemer] tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 26 juli 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter