ECLI:NL:RBNHO:2016:6345
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en smaad in e-mailcommunicatie tussen partijen
In deze zaak heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde, omdat zij van mening is dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door een e-mail te versturen naar de uitkeringsinstantie met onjuiste informatie. Eiseres stelt dat deze e-mail heeft geleid tot een vernederend onderzoek door de uitkeringsinstantie, wat haar reputatie heeft geschaad. De vordering is gebaseerd op smaad en laster, zoals vastgelegd in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van smaad, omdat gedaagde niet de intentie had om de mededelingen publiekelijk te maken en deze alleen naar de klantmanager van eiseres zijn gestuurd. Bovendien is er geen bewijs dat gedaagde opzettelijk onjuiste informatie heeft verspreid. Gedaagde heeft in de e-mail slechts haar vermoedens van bijstandsfraude geuit, wat niet kan worden gekwalificeerd als onrechtmatig handelen.
De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat gedaagde niet-ontvankelijk is in haar reconventionele vordering, omdat deze niet tijdig is ingediend. De uitspraak is gedaan op 29 juni 2016 door mr. L. Boonstra in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar.