1.7Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar onder verwijzing naar de verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapportages ongegrond verklaard.
2. Eiseres stelt dat zij zich niet herkent in de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Tijdens het onderzoek op 26 augustus 2015 was eiseres ziek, waarschijnlijk ten gevolge van een allergische reactie op de diclofenac, met als gevolg diarree, misselijkheid, duizeligheid, koorts en gewichtsverlies van 4 kilo in 24 uur. Volgens eiseres bagatelliseert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit in zijn onderzoeksverslag.
Met betrekking tot de darmklachten stelt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de diagnose prikkelbaar darmsyndroom hanteert terwijl eiseres nog onder behandeling is bij een MDL-specialist. Er kan dus nog geen definitieve conclusie getrokken worden. Zij kan haar darmklachten niet voorspellen. Soms heeft eiseres 3 tot 6 krampaanvallen per dag en na elke aanval moet zij liggen en bijkomen. Ook stelt eiseres dat zij vanwege haar rugklachten eind november 2015 is gestart met een revalidatietraject op de pijnpoli. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres informatie overgelegd van de orthopeed, de revalidatiearts, de oefentherapeut mensendieck, de MDL-arts, de radioloog en de uitnodiging voor deelname aan de pijnpoli. Ten slotte stelt eiseres dat zij vanwege het gebruik van diazepam niet in staat is om met machines te werken of aan een lopende band. Volgens eiseres heeft zij recht op een tweede jaar ZW-uitkering omdat zij nog onder behandeling is en met revalidatie is gestart.
3. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de beroepsfase op de beroepsgronden en de ingebrachte medische informatie gereageerd. De informatie van de MDL-arts, die van de orthopeed en die van de oefentherapeut Mensendieck was deels reeds bekend en is meegewogen in de beoordeling van de belastbaarheid, dan wel bevat geen nieuwe medische bevindingen. Uit de brief van de revalidatiearts (en de daarbij behorende onderliggende verslagen) van 2 december 2015 blijkt dat bij eiseres sinds 4 maanden schouderklachten zijn ontstaan en dat er daarnaast sterke aanwijzingen zijn voor een stemmingsstoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt hierbij op dat met de psychische klachten rekening is gehouden in de FML. De schouderklachten dateren na de datum in geding, 31 juli 2015, en worden in de brief van de orthopeed van 22 juli 2015 ook niet beschreven. Overigens worden in de FML beperkingen aangenomen ten aanzien van schouderbelasting. Tot slot concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de revalidatie zeer ruim na de datum in geding is gestart en daarom buiten beschouwing moet worden gelaten.
4. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever recht op meer dan 52 weken ZW-uitkering indien hij ongeschikt is voor zijn arbeid en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 19aa, tweede lid, heeft een verzekerde recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen
Op grond van artikel 19ab, eerste lid, wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Op grond van artikel 19ab, derde lid, wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.