ECLI:NL:RBNHO:2016:6186

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5146
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na fraudeonderzoek met medische beperkingen maar geen arbeidsongeschiktheid voor geduide functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.P.J.L. Appelman, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een WIA-uitkering die op 6 april 2015 werd beëindigd na een fraudemelding en herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts en een psychiater hebben eiseres onderzocht en geconcludeerd dat er geen medische gronden waren voor volledige arbeidsongeschiktheid. Eiseres betwistte deze conclusies en stelde dat zij meer beperkt was dan aangenomen, met diagnoses van chronische depressiviteit en een paniekstoornis. De rechtbank oordeelde dat er geen vooringenomenheid was bij de psychiater en dat de medische rapportages zorgvuldig waren. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige de functies correct had beoordeeld en dat er geen aanleiding was voor een deskundigenonderzoek. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/5146

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.P.J.L. Appelman)
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
(districtskantoor Alkmaar)verweerder
(gemachtigde: mr. L.C. Husman).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 6 april 2015 beëindigd.
Bij besluit van 14 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is [naam 1] verschenen, tolk in de Turkse taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van een uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.1
Eiseres werkte als schoonmaakster voor 30 uur per week. Op 5 september 2011 is eiseres uitgevallen als gevolg van lichamelijke klachten waarbij ze later psychische klachten ontwikkelde. Bij besluit van 10 juli 2013 is eiseres per 2 september 2013 een WIA-uitkering toegekend omdat zij 80-100% arbeidsongeschikt wordt geacht. De uitkering is in beginsel toegekend tot 2 januari 2015.
1.2
In het kader van een fraudemelding heeft een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres plaatsgevonden. De verzekeringsarts [naam 2] heeft daartoe het dossier van eiseres bestudeerd en haar op het spreekuur van 26 augustus 2014 lichamelijk en psychisch onderzocht. Voorts heeft de verzekeringsarts het samenwerkingsverband voor psychiatrische expertise en rapportage Psyon (Psyon) verzocht eiseres te onderzoeken.
1.3
Op 25 november 2014 heeft de psychiater dr. [naam 3] van Psyon rapport uitgebracht over de bevindingen van het onderzoek van eiseres. Uit de rapportage blijkt dat uit het onderzoek verschillende aanwijzingen naar voren komen waardoor er getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van de in de anamnese van eiseres verkregen informatie. Ten aanzien van de geclaimde klachten en beperkingen wijst de psychiater in de rapportage op diverse inconsistenties en wijst op het feit dat de claimklachten op meerdere punten atypisch zijn. De aangegeven ernst van de klachten is volgens de psychiater weinig plausibel, gezien de algehele presentatie van eiseres en het ontbreken van een acute hulpvraag. Eiseres is weliswaar in zorg gekomen maar laat de afspraken regelmatig afzeggen. De psychiater adviseert de verzekeringsarts de gepresenteerde klachten niet te generaliseren naar de aanwezigheid van een ernstige psychiatrische ziekte maar deze vooral te interpreteren in het licht van een aanpassingsproblematiek aan een complexe sociale situatie. De aggraverende klachtenpresentatie hangt daarbij volgens de psychiater waarschijnlijk samen met een (cultuurgebonden) wijze om geestelijk lijden te communiceren. In die zin is het beter om te spreken van een niet gespecificeerde aanpassingsstoornis dan van een depressieve stoornis met psychotische kenmerken (zijnde de door de psychiater [naam 4] van PsyQ in de brief van 8 september 2012 genoemde diagnose). De beperkingen liggen in het verlengde van de aanpassingsstoornis en worden niet als ernstig ingeschat. Ten slotte acht de psychiater eiseres beperkt op het item eigen gevoelens uiten in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
1.4
De verzekeringsarts [naam 2] heeft volgens de rapportage van 16 januari 2015 de bevindingen van de psychiatrische expertise overgenomen. In de FML van 16 januari 2015 heeft de verzekeringsarts voorts in de rubriek sociaal functioneren opgenomen dat eiseres is aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat. Ten aanzien van de lage rugklachten en de kwetsbaarheid van de rechter enkel zijn in de rubrieken dynamische handelingen, statische houdingen en fysieke omgevingseisen beperkingen gesteld. Ten slotte is eiseres volgens de verzekeringsarts niet op medische gronden volledig arbeidsongeschikt te achten, omdat geen sprake is van een uitzonderingssituatie zoals opname in een ziekenhuis of AWBZ-instelling, bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid dan wel onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Eiseres voldoet evenmin aan de voorwaarden voor urenbeperking, omdat er geen belemmering is vanwege preventie of beschikbaarheid, dan wel vanwege energetische beperkingen of persoonlijk of sociaal functioneren.
1.5
Aan de hand van de FML heeft de arbeidskundige in diens onderzoeksverslag op 2 februari 2015 de functies productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (eenvoudige machines bedienen), productiemedewerker (samenstellen van producten) en inpakker (handmatig) geschikt geacht voor eiseres. Vergelijking van het voor eiseres geldende maatmanloon en het loon dat zij in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen, resulteert vervolgens in een mate van arbeidsongeschikt van 0% aldus de arbeidsdeskundige.
1.6
De verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 5] heeft volgens haar rapportage van 12 oktober 2015 eveneens het dossier bestudeerd alsmede de in de bewaarfase ingebrachte medische informatie. Ook heeft zij de hoorzitting bijgewoond en eiseres aansluitend lichamelijk en psychisch onderzocht. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de psychiatrische expertise en uit de informatie van de psychiater van 4 maart 2014 van PsyQ dat de depressie in remissie was. Op grond van de aanwezige gegevens moet dan ook worden aangenomen dat op de datum in geding (6 april 2015) nog steeds geen sprake was van een andere diagnose. Er was dus geen sprake van toename van (pseudo) psychotische verschijnselen na het stoppen met een antipsychoticum. Uit de brief van de psychiater [naam 4] van 2 oktober 2015 blijkt dat eiseres op 26 augustus 2015 voor het eerst weer werd gezien en dat zij toen sinds twee maanden een terugval doormaakte in depressieve zin. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt daarbij op dat de terugval na de datum in geding heeft plaatsgevonden. De somberheid en de angstklachten zijn sinds de psychiatrische expertise ongewijzigd gebleven en geven geen aanleiding om de diagnose depressie te stellen. Ten aanzien van de rugklachten zijn er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook geen aanwijzingen om meer beperkingen op te nemen. Tijdens het lichamelijke onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep houdt eiseres alle bewegingen in de rug tegen zodat dat onderzoek niet betrouwbaar is. Uit de ingebrachte informatie van de huisarts blijkt dat er mogelijk sprake is van een radiculair syndroom maar dat dit op grond van de MRI niet verklaard kan worden. De anesthesioloog geeft ook aan dat hij het patroon niet radiculair vindt en dat hij aan een psychogene oorzaak denkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht het verder niet consistent dat eiseres met de klachten van psyche en rug met de auto op vakantie naar centraal Turkije gaat. Zij acht wel plausibel dat eiseres beperkt is voor gebogen en/of getordeerd actief zijn en in zoverre is de FML op 12 oktober 2015 aangepast.
1.7
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep acht in de rapportage van 13 oktober 2015 de aan de schatting ten grondslag gelegde functies eveneens geschikt voor eiseres.
1.8
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres, onder verwijzing naar de medische en arbeidsdeskundige rapportages, ongegrond verklaard.
2. Eiseres stelt dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Verschillende artsen hebben eiseres gediagnostiseerd met chronische depressiviteit en een paniekstoornis met agorafobie. De psychiatrische expertise kan niet onafhankelijk zijn geweest omdat het op verzoek van verweerder heeft plaatsgevonden en omdat de onderzoekers beïnvloed moeten zijn door de verdachtmakingen van fraude aan de kant van eiseres. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft blijk van vooringenomenheid. Eiseres wijst daarbij op de opmerking in de rapportage dat zij de bewegingen in de rug tijdens het onderzoek zou hebben tegen gehouden en dat zij met de auto naar Turkije zou zijn geweest. Ze heeft de reis met een tussenstop van anderhalve dag gedaan. Ten aanzien van de rugklachten stelt eiseres dat volgens de huisarts sprake is van een hernia. Eiseres kan vanwege haar klachten de geduide functies ook niet vervullen Zij verzoekt de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen.
3.1
De rechtbank is niet gebleken van vooringenomenheid bij de psychiater dr. [naam 3] . De psychiater heeft eiseres gezien en gesproken en de informatie van PsyQ van 18 september 2012 bij zijn beoordeling betrokken. De opgemaakte rapportage van de expertise is uitgebreid en duidelijk gemotiveerd. Dat de verzekeringsarts in de vraagstelling naast de vragen de aanleiding tot de herbeoordeling weergeeft en dat de expertise op verzoek van verweerder gebeurt, kan niet leiden tot het oordeel dat enkel daarom al sprake is van beïnvloeding van de psychiater dan wel dat dit heeft geleid tot vooringenomenheid aan de kant van de psychiater. De rechtbank merkt op dat het van zorgvuldigheid getuigt om, gelet op het fraudevermoeden, eiseres door een psychiater te laten onderzoeken. Deze laatste is immers specialist op het gebied van psychiatrische ziekten. De verzekeringsartsen zijn dat niet en zouden hun oordeel enkel gebaseerd hebben op het spreekuurcontact met eiseres.
3.2
Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van
7 december 2015 gereageerd op de gestelde vooringenomenheid. Volgens de verzekeringsarts werd tijdens het lichamelijk onderzoek de bewegingen voelbaar tegengehouden. Er was dus sprake van een duidelijke objectiveerbare waarneming en geen vooringenomenheid. Voorts wijst zij er nogmaals op dat een vakantie naar centraal Turkije met de auto een zware belasting is voor de rug, die wel haalbaar is gebleken. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar standpunt volgen.
3.3
Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken onzorgvuldig of onvolledig zijn geweest. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder een psychiatrische expertise heeft laten verrichtten en de verzekeringsartsen het dossier hebben bestudeerd, eiseres hebben gezien, haar hebben onderzocht en de informatie van de behandelaars bij hun oordeel hebben betrokken. Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende gegevens om op een verantwoorde wijze tot een afgewogen medisch oordeel te komen en een inschatting van de belastbaarheid van eiseres per 6 april 2015 te maken.
3.4
In de onderhavige verzekeringsgeneeskundige rapportages, waaronder die ingebracht in beroep, wordt naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en afdoende gemotiveerd hoe de verzekeringsartsen tot de vastgestelde beperkingen van eiseres zijn gekomen en waarom er geen grond bestaat voor verdergaande beperkingen. De rechtbank overweegt hierbij nog het volgende. Anders dan eiseres stelt blijkt uit de medische rapportages niet dat op de datum in geding sprake is van een hernia noch dat sprake is van een chronische depressie en paniekstoornis met agorafobie. De rechtbank ziet geen aanleiding tot het benoemen van een deskundige. Allereerst heeft een psychiatrische expertise plaatsgevonden en de daarvan opgemaakte rapportage is uitgebreid en inzichtelijk gemotiveerd. Voorts heeft eiseres geen begin gemaakt van een reële betwisting van het in die rapportage gegeven medische oordeel.
3.5
De rechtbank merkt nog op dat de door eiseres ondervonden klachten niet leidend zijn voor het aannemen van beperkingen. Dat eiseres klachten ondervindt en daardoor beperkt wordt in haar functioneren wordt ook door verweerder niet betwijfeld, maar op grond van de WIA kan slechts rekening gehouden met beperkingen die objectiveerbaar het gevolg zijn van ziekte of gebrek. In het geval van eiseres bestaat voor een deel van de ervaren beperkingen een medische verklaring, maar niet voor de volle omvang ervan.
4. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat, nu de arbeidsdeskundige bij het duiden van de functies is uitgegaan van een juiste medische grondslag, geen aanleiding bestaat diens beoordeling voor onjuist te houden.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van
D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.