ECLI:NL:RBNHO:2016:6066
Rechtbank Noord-Holland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren tegen aanslagen inkomstenbelasting en verzoek om ambtshalve vermindering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de erven van [X] en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. De zaak betreft de ontvankelijkheid van bezwaren die door de eisers zijn ingediend tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor de jaren 2008 en eerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaren te laat zijn ingediend, waardoor deze terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde J.A.C. Buur, hebben verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen ib/pvv over de jaren vanaf de inwerkingtreding van de Wet WOZ tot en met 2008. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet de belastingrechter, maar de burgerlijke rechter bevoegd is om te beslissen op dit verzoek.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het bezwaarschrift van eisers op 4 februari 2015 is ontvangen, wat ruim buiten de bezwaartermijnen valt voor de aanslagen ib/pvv tot en met 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen feiten of omstandigheden hebben aangevoerd die rechtvaardigen dat zij in verzuim zijn geweest. Daarom is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard ten aanzien van het verzoek om ambtshalve vermindering, omdat dit verzoek buiten de geldende vijfjaarstermijn is gedaan en niet voor bezwaar vatbaar is.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de bevoegdheid om een beroep te doen op de hardheidsclausule, zoals opgenomen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet aan de rechter toekomt, maar voorbehouden is aan de minister van Financiën. De rechtbank heeft de inspecteur van de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 9,88 en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 46 aan eisers moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.