Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Feiten
3.De beoordeling
.
Rechtbank Noord-Holland
Op 20 juli 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen een rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het verzoek tot wraking was ingediend op 3 mei 2016 en was gericht tegen de rechter die betrokken was bij de hoofdzaak, waarin de verzoeker beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk. De verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat deze eerder een verzoek om voorlopige voorziening had afgewezen en hij twijfels had over de zorgvuldigheid van de behandeling van zijn zaak.
De rechtbank overwoog dat een rechter op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen voldoende zwaarwegende feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De rechtbank benadrukte dat de rechter in zijn hoedanigheid van piketrechter had beslist en dat dit niet betekende dat hij al een inhoudelijk oordeel had gevormd over de hoofdzaak.
De rechtbank wees erop dat de enkele omstandigheid dat de rechter in een eerdere zaak een onwelgevallige uitspraak had gedaan, niet voldoende was om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van (schijn van) partijdigheid en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.