ECLI:NL:RBNHO:2016:578

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
15/820893-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring invoer van cocaïne door afhaler op Schiphol

Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 oktober 2015 op Schiphol betrokken was bij de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne, waarbij zij als afhaler optrad van een drugskoerier. Tijdens de zitting op 8 januari 2016 werd het bewijs gepresenteerd, waaronder whatsapp-berichten die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugstransport aantoonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk cocaïne had ingevoerd en dat zij een organiserende rol had vervuld. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de drugshandel mee in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/820893-15 (P)
Uitspraakdatum: 22 januari 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kubbinga en van wat verdachte en haar raadsman, mr. B. Parmentier, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 02 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van het ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 2 oktober 2015 arriveert [koerier] vanuit Curaçao op Schiphol. In zijn koffer bevinden zich met cocaïne geïmpregneerde kledingstukken. [2] Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het gaat om 0,48 kilogram cocaïne. [3] Nadat de geïmpregneerde kleding uit de koffer is gehaald en vervangen door niet geïmpregneerde kleren wordt de koffer weer op de band geplaatst en door [koerier] meegenomen. [koerier] wordt geobserveerd om daarbij mogelijke afhalers te onderkennen. Gezien wordt dat [koerier] met koffer door de schuifdeuren van Aankomst 4 naar buiten loopt en verdachte contact met hem maakt en zijn schoudertas overneemt. Hierna voegen zich nog twee mannen bij hen, onder wie [naam], de broer van verdachte. Het viertal loopt samen richting de parkeergarage en wordt vervolgens aangehouden. [4]
[koerier] bekent dat hij heeft afgesproken dat hij ongeveer 300 tot 600 gram drugs zou smokkelen, dat hij daarvoor een beloning zou krijgen van 5000 of 6000 ANG en dat de drugsorganisatie een deel van zijn vliegticket heeft betaald en de geïmpregneerde kleding op Curaçao in zijn koffer heeft gestopt. [5]
De mobiele telefoon van verdachte
Bij het uitlezen van de telefoon van verdachte wordt de volgende informatie aangetroffen:
Een afbeelding van [koerier], een afbeelding van een afschrift van Western Union waaruit blijkt dat verdachte op 20 augustus 2015 een bedrag van ongeveer 50 euro heeft verstuurd bestemd voor [koerier], een afbeelding van Western Union waaruit blijkt dat verdachte op 29 september 2015 655,86 euro heeft verstuurd aan “[betrokkene]”.
Voorts wordt aangetroffen een chatgesprek (whatsapp gesprek) tussen verdachte en [koerier] dat plaatsvindt van 26 september 2015 tot en met 1 oktober 2015 en waarbij, onder meer, de volgende berichten worden gewisseld:
Whatsapp-gesprek tussen verdachte (‘uit’) en [koerier] (‘in’):
26 september 2015:
Uit: Er is wat te bespreken.
Uit: Rustig.
Uit: Ze zijn bezig ding te regelen, daarom.
In: Is goed
(…)
Uit: Ik kom je zelf halen.
Uit: Als je er bent.
Uit: Maar we praten straks.
In : Ik heb een verblijfplaats nodig voor de eerste dag.
In : Is je huis leeg? Of zijn de mensen er?
27 september 2015:
Uit: Blijf je bij mij?
In: Is goed.
In : Hoe gaat het dan?
Uit: Als ze je vragen, je gaat naar je vriend(in)
Uit: Wie heeft je ding gekocht?
Uit: Jij zelf.
Uit: Want je werkt in Bonaire.
Uit: Met spaargeld heb je het ding gekocht.
Uit: Je weet toch wel hoe ze die dingen te zeggen.
In : Ja ik heb het getraind.
In : Dat ik niet vastloop.
In: Maar ik doe het.
(…)
(Uit): Oh, nog iets anders. Loop gewoon met je gezicht. Je gezicht niet punten.
Uit: Zeg ze als ze je vragen wat je kom doen. Je komt voor vakantie.
In: Ook dat weet ik haha.
Uit: Haha laat me kijken wat nog meer.
Uit: Waarom je ben gekomen met weinig geld.
Uit: Is doordat je gaat logeren bij je vriendin. Zij helpt je. Kan je ze zeggen. Je hebt mij vooraf al geld gestuurd om voor je te bewaren.
(…)
Uit: Bewijs, je hebt die dingen al weggegooid.
(Uit): wie gaat je weg brengen?
(In): mijn moeder gaat mij brengen, maar wij hebben geen auto.
(…)
In : Ja, je moet weer je adres sturen.
In: Ik schrijf het nu.
In: Ook op papier.
Uit: Sowieso Rotterdam.
In : Ja Lombardije toch.
Uit: Ja.
In : Ze moeten weten dat jij het bent.
Uit: Menno ter braakstraat.
(…)
In: Is goed.
Uit: Zeg ze Rotterdam zo.
In : Ja.
Uit: Je herinnert adres niet.
In : Ik weet straat niet.
Uit: Ja.
Uit: Zeg ze gewoon Lombardije
(…)
In: Deze week nemen ze contact met mij op
Uit: Ja.
Uit: Ze zijn aan het bewegen.
In: Is goed dan.
Uit: Als je merkt dat ze lang wegblijven maak je geen zorgen.
(…)
(Uit): Welke maat blouse draag je?
(Uit): zodat ik koop en voor je bewaar.
(…)
(In): Medium maar als je klein ziet large.
(…)
29 september 2015:
(…)
(Uit): Heb je al voertuig gevonden zodat je moeder je weg breng?
(In): Ja.
(…)
01 oktober 2015:
Uit: Goede dag.
Uit: Hoe laat vertrek je vandaag? Hoe laat kom je aan?
In : Ik vlieg om 7 uur.
In : Ze hebben geen geld gestuurd.
Uit: Ok.
Uit: Ze hebben mij nog niks gezegd.
In: Ach nee man.
In: Wat is dit nou weer.
Uit: Rustig.
Uit: Ik ga contact me ze opnemen.
In: Ok.
Uit: Ik heb met Boss gesproken. Boss is een beetje boos. Ze komen het zo voor je brengen.
Uit: Hij dacht dat ze het al voor je hadden gebracht. (…)
Ze moeten geld brengen zodat je naar de kapper gaat en dergelijke.
In: Ik ben al naar de kapper gegaan.
(In): Het zakgeld en het geld alleen auto huur.
(In): Moet komen.
(Uit): Uh alleen zakgeld. Want ze hebben auto gehuurd zodat je moeder je gaat brengen.
(Uit:) Je had niet zelf auto moeten gaan huren.
(…)
(In) mijn moeder heeft het toch gehuurd.
(Uit): Want de man achter het huis heeft ook huur auto’s om gisteren al aan je moeder te lenen.
(…)
Uit: Luister app. mij als je naar binnen gaat.
Uit: Ook als je in vliegtuig zit.
In: Goed.
Uit: Dan weet ik hoe laat ik van huis moet vertrekken.
Uit: Je komen halen.
In: is goed dan.
Uit: Denk eraan alles te verwijderen.
Uit: Heb je nog meer dingen te vragen.
In: Als iets fout gaat wat gaat er gebeuren?
Uit: Even wachten, ik ga het vragen.
Uit: Denk niet aan die dingen.
Uit: Zo breng je jezelf ongeluk.
(…)
In: Ze wachten niet te lang met het geld.
Uit: Dat weet ik niet, papa.
Uit: Sowieso weet ik dat zelf, niet snitchen.
In: Ja.
(…)
(In): Het is vertrokken.
(In): Opgestegen.
(Uit) Ok
(…)
(Uit): Wat is je vluchtnummer?
(…)
(Uit): Zodat ik kijk waar je vliegtuig is.
(…)
(Uit): Om 10:45 kom je hier aan.
(…)
(Uit): Hoe gaat het met je moeder?
(In): Ze is erg rustig.
(…)
(In): Ja zij en [naam 5] en mijn vriendin zij mij komen brengen.
(…)
(Uit): Ja ze zij begonnen te praten zodat we bewegen. Ik ga je zien [6] .
Berichten van “[naam 1]” (moeder van [koerier] [7] ):
(In): Is [naam 1], hoe is het [naam 2] vergaan?
(In): [naam 3], hoe gaat het?
(…)
(In): Aangezien je stil blijf is het slecht gegaan he? [8]
Whatsapp-gesprek tussen verdachte (‘uit’) en een persoon, die in haar telefoon wordt aangeduid als genaamd “[naam 4]” (‘in’):
1 oktober 2015 om 12.22:28 uur (Nederlandse tijd):
Uit: Hoi hoi kom naar beneden het ding voor de man brengen.
In: Ja
Uit: Wie naar beneden geven?
Uit: Het geld voor het sleep ding en ook naar de kapper.
In: Ja
In: Waarom?
In: Hij/zij heeft geen geld gekregen.
Uit: Ja.
Uit: Geef achter het huis 500 euro om aan hem/haar te geven.
(…)
1 oktober 2015 21:45:31 uur (Nederlandse tijd)
In: Hij/zij is naar boven gegaan.
Uit: Ok.
In: Alles wel goed met hem/haar.
Uit: Volgens mij wel.
Uit: Hij/zij zit.
Uit: Boven al.
In: Ok.
Uit: Hij/zij gaat in het vliegtuig stappen.
In: Goed ik kijk naar hem/haar.
Uit: Ok.
(…)
Uit: Uiteraard heeft hij/zij geen internet in het vliegtuig.
Uit: Maar hij/zij zei tegen mij voor 7 uur gaat het vliegtuig opstijgen.
In: Ok.
In: lk zag hem/haar.
Uit: Hij/zij is naar binnen gegaan.
Uit: Ik ben gaan slapen.
Uit: Ik app. als hij/zij aankomt.
In: Ok.
In: Ja is goed. Deur dicht. Zegen.
Uit: Is goed, amen, Zegen. [9]
Whatsapp-gesprek tussen verdachte en een persoon, die in haar telefoon wordt aangeduid als genaamd “[naam 6]” (broer van verdachte [10] ):
27 september 2015 15:01:44:
In: Welke maat kleding draagt de man?
In: Medium of large?
In: Of small?
Uit: Even wachten. Ik ga het vragen.
In: Ok.
Uit: Hoi niks.
(…)
In: Wat denk je medium?
Uit: Medium large ongeveer.
In: Van overhemd.
Uit: Even wachten ik bel hem/haar weer.
In: Je hebt zijn/haar app. Niet
Uit: Ja
Uit: Maar hij/zij antwoordt niet.
In: Ok
Uit: Zijn/haar telefoon staat uit.
(…)
Uit: Hij/zij draagt medium
Uit: Maar hij/zij zei als het klein valt neem large.
28-9-2015 om 15:18:01
In: Zeg tegen de klein ga rond half zes na hoe het gaat met achter het huis.
Uit: Ok.
(…)
29 september 2015:
Uit: Hoi de man achter het huis zegt hij voor ze een auto huren voor de dag
1 oktober 2015
22:11:33:
Uit: Hij/zei is in de trein.
(…)
22:23:11:
Uit: Ik ga zijn vliegtuig natrekken.
Uit: Komt aan om 10.45
In: Awel goed.
In: Ik kom om haf 10 naar je toe.
Uit: Ok.
(…)
22:39:13:
Uit: Ze zijn begonnen te praten om de telefoon uit te zetten. Dus het vliegtuig gaat opstijgen.
In: Is goed.
(…)
Uit: Ik ben opgestaan en gekeken. Tui wordt verwacht om 9.30 aan te komen.
In: Awel goed. Ik ben aan het aankleden.
Uit: Ik ben lopend onderweg naar je toe.
(…) [11] .
3.4. Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar tezamen met twee personen, onder wie haar broer, medeverdachte [koerier] van de luchthaven is komen afhalen, maar dat zij geen wetenschap had van de cocaïne die bij [koerier] is aangetroffen. Verdachte kwam [koerier] ophalen, omdat hij een jeugdvriend van haar is en hij een maand naar Nederland zou komen voor vakantie, gedurende welke periode hij bij verdachte zou verblijven.
De rechtbank acht de voormelde lezing, mede bezien in het licht van de whatsapp gesprekken en berichten die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, ongeloofwaardig. Uit deze whatsapp berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat verdachte wetenschap had van de cocaïne, samen met haar broer en een ander als afhaler heeft gefungeerd en dat verdachte ook anderszins betrokken is geweest bij de organisatie van het drugstransport, zoals hieronder uiteen zal worden gezet.
Uit de whatsapp berichten die verdachte met [koerier] heeft gewisseld (al dan niet in samenhang met berichten die verdachte met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gewisseld), blijkt allereerst dat [koerier] maar één dag bij verdachte zou verblijven en niet een maand, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Voorts blijkt dat verdachte [koerier] (op verzoek van haar broer [medeverdachte 2]) vraagt naar de kledingmaat van [koerier]. Het antwoord dat [koerier] geeft, wordt door verdachte teruggekoppeld aan [medeverdachte 2]. De rechtbank gaat ervan uit dat de informatie met betrekking tot de kledingmaat van belang is, voor de maat van de te impregneren kledingstukken die in de koffer van [koerier] zullen worden gestopt. Verdachte bespreekt vervolgens met [koerier] praktische zaken die te maken hebben met het transport: over geld dat hij nog moet ontvangen, de kapper die hij moet bezoeken en de wijze waarop [koerier] naar het vliegveld op Curaçao zal reizen (met zijn moeder in een huurauto). Voorts geeft zij hem instructies over de wijze waarop hij zich het beste kan gedragen bij de douanecontrole op Schiphol.
Uit de whatsapp berichten die verdachte met [medeverdachte 1] heeft gewisseld blijkt (bezien in samenhang met de berichten die tussen verdachte en [koerier] zijn gewisseld), dat
verdachte [medeverdachte 1] opdracht geeft om 500 euro te komen geven ten behoeve van de reis van [koerier] en de kapper en dat verdachte en [medeverdachte 1] elkaar op de hoogte houden omtrent het boarden van [koerier] en het precieze moment van vertrek van zijn vliegtuig. Bij de rechtbank is uit ervaring bekend dat een drugsorganisatie in het algemeen de controle wil houden op de koerier. De voormelde berichtenwisseling is daarmee in overeenstemming.
Uit de whatsapp berichten die verdachte met haar broer [medeverdachte 2] heeft gewisseld (bezien in samenhang met de berichten die tussen verdachte en [koerier] zijn gewisseld), blijkt dat verdachte, zoals eerder gezegd, met [medeverdachte 2] heeft gesproken over de kledingmaat van [koerier]. Tevens blijkt dat zij met [medeverdachte 2] heeft gesproken over de reis van [koerier] naar het vliegveld op Curaçao (met een gehuurde auto). Voornoemde communicatie kan, in samenhang bezien, in redelijkheid niet anders worden geduid dan als gevoerd in het kader van de organisatie van het drugstransport dat [koerier] heeft uitgevoerd. Dit leidt tot de conclusie dat verdachte zich in bewuste en nauwe samenwerking met [koerier] en anderen schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van cocaïne.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 2 oktober 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover er in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om verdachte (bij veroordeling) schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, subsidiair: om de straf die door de officier van justitie is geëist te matigen, in die zin dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest wordt opgelegd en meer subsidiair: om een voorwaardelijke gevangenisstraf en een alternatieve straf op te leggen.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 480 gram cocaïne. Zij is tezamen met anderen opgetreden als afhaler. Bovendien heeft zij daarnaast een organiserende rol vervuld ten behoeve van het drugstransport, door het geven van instructies, inlichtingen en opdrachten aan zowel de koerier als andere mededaders.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank neemt, evenals de officier van justitie, ten voordele van verdachte in aanmerking haar betrekkelijk jeugdige leeftijd. De rechtbank neemt, evenals de officier van justitie, ten nadele van verdachte in aanmerking dat zij een organiserende rol heeft vervuld bij het plegen van het delict.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de (overige) persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
De rechtbank ziet thans geen aanleiding om de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47 Wetboek van Strafrecht;
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mrs. P.H. Lauryssen en R. Kuiper, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal d.d. 2 oktober 2015, dossierparagraaf 3.2.
3.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 20 november 2015 (los in het dossier).
4.Proces-verbaal van observatie d.d. 2 oktober 2015, dossierparagraaf 4.1.
5.Proces-verbaal van verhoor [koerier] d.d. 4 oktober 2015, dossierparagraaf 1.5,
6.Proces-verbaal van analyse mobiele telefoon [verdachte] d.d. 11 november 2015, dossierparagraaf 4.6 en proces-verbaal betreffende vertaling vanuit het Papiaments naar het Nederlands, dossierparagraaf 4.7 en bijlagen.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 januari 2016.
8.Proces-verbaal van analyse mobiele telefoon [verdachte] d.d. 11 november 2015, en bijlagen betreffende vertaling vanuit het Papiaments naar het Nederlands, dossierparagraaf 4.8 .
9.Proces-verbaal van analyse mobiele telefoon [verdachte] d.d. 11 november 2015, dossierparagraaf 4.8 en bijlagen betreffende vertaling vanuit het Papiaments naar het Nederlands.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 januari 2016.
11.Proces-verbaal van analyse mobiele telefoon [verdachte] d.d. 11 november 2015, dossierparagraaf 4.8 en bijlagen betreffende vertaling vanuit het Papiaments naar het Nederlands.