ECLI:NL:RBNHO:2016:5717

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5540
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek zorgkosten en reiskosten in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 juli 2016 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiseres, een vrouw geboren in 1959, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.583. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur handhaafde deze. Eiseres stelde dat zij recht had op aftrek van specifieke zorgkosten en reisaftrek openbaar vervoer, maar kon geen bewijsstukken overleggen ter onderbouwing van haar claims. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet was verschenen op de zitting, maar dat zij wel degelijk was uitgenodigd. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat de door haar opgevoerde zorgkosten daadwerkelijk waren gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht de aftrek had gecorrigeerd, omdat eiseres geen bewijs had geleverd voor de gemaakte kosten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: HAA 15/5540

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2016 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.583.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 28 januari 2016 een nader stuk van eiseres ontvangen en in kopie doorgezonden naar verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2016 te Haarlem.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H.S. Heijkoop.
Eiseres is, zonder bericht, niet verschenen. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of eiseres behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft eiseres bij aangetekende brief, verzonden op 2 mei 2016 en gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De brief is niet retour gekomen. Nu uit informatie van de website van Post NL is gebleken dat de brief op 3 mei 2016 is uitgereikt, is eiseres behoorlijk uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres, geboren in 1959, is tot 1 november 2013 gehuwd geweest met [A] .
2. Eiseres heeft aangifte voor het jaar 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.561. In deze aangifte heeft eiseres onder meer een aftrek voor specifieke zorgkosten van in totaal € 2.476 in aanmerking genomen alsmede een “reisaftrek openbaar vervoer” van € 546 aangegeven.
Ten aanzien van de aftrek specifieke zorgkosten zijn de volgende posten opgevoerd:
- Voorgeschreven medicijnen,
- Hulpmiddelen,
- Aanpassingen aan een woning,
- Andere aanpassingen dan aan woning,
- Uitgaven voor vervoer van een zieke,
- Dieet op doktersvoorschrift,
- Extra uitgaven kleding of beddengoed,
- Genees- en heelkundige hulp, en
- Reiskosten ziekenbezoek.
3. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag de aftrek specifieke zorgkosten en de reisaftrek openbaar vervoer geheel gecorrigeerd.

Geschil4. In geschil is de aftrek specifieke zorgkosten en de reisaftrek openbaar vervoer.

5. Eiseres meent recht te hebben op een aftrek voor specifieke zorgkosten. Zij beschikt niet over betaalbewijzen aangezien zij als gevolg van haar depressiviteit poststukken weggooit.
Voorts stelt eiseres dat verweerder ten onrechte de in december 2013 uitbetaalde ontslagvergoeding heeft belast als inkomen, zodat zij nu reeds ontvangen toeslagbedragen moet terugbetalen.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt in aanmerking te komen voor de reisaftrek openbaar vervoer alsmede de aftrek specifieke zorgkosten, nu zij ter onderbouwing van de kosten geen enkel stuk heeft overgelegd.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Reisaftrek
8. In artikel 3.87 van de Wet IB 2001 is bepaald dat de reisaftrek alleen van toepassing is in die gevallen waarin per openbaar vervoer van de woonplaats naar de arbeidsplaats gereisd wordt. Ingevolge het negende lid van artikel 3.87 van de Wet IB 2001 (tekst 2011) blijkt de per openbaar vervoer afgelegde reisafstand slechts uit een op een tijdvak van twaalf maanden betrekking hebbende verklaring die is afgegeven door de desbetreffende openbaar-vervoersonderneming (de openbaar-vervoerverklaring) dan wel een zogenoemde reisverklaring met plaatsbewijzen.
9. Eiseres heeft noch een openbaar-vervoerverklaring noch de hiervoor vermelde reisverklaring met plaatsbewijzen overgelegd. Eiseres heeft derhalve niet het voorgeschreven bewijs geleverd, zodat reeds op die grond moet worden geoordeeld dat verweerder terecht de door eiseres in haar aangifte in aanmerking genomen reisaftrek heeft gecorrigeerd.
Specifieke zorgkosten
10. Artikel 6.1 van de Wet IB 2001 luidt - voor zover van belang - als volgt:
”1. Persoonsgebonden aftrek is het gezamenlijke bedrag van:
a. de in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende persoonsgebonden aftrekposten en (…).
2. Persoonsgebonden aftrekposten zijn de:
(…)
d. uitgaven voor specifieke zorgkosten (afdeling 6.5)”
11. Het begrip uitgaven voor specifieke zorgkosten is nader uitgewerkt in artikel 6.17 van de Wet IB 2001. Dit artikel luidt, voor zover van belang, als volgt:
“1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:
a. genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;
b. vervoer;
c. farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts;
d. andere hulpmiddelen, met uitzondering van brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen;
e. extra gezinshulp;
f. de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet tot een bedrag bepaald bij ministeriële regeling;
g. extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;
h. reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde, indien de afstand tussen de woning of verblijfplaats van de bezoeker en de plaats waar de verpleging plaatsvindt, gemeten langs de meest gebruikelijke weg meer beloopt dan 10 kilometer.”
12. De rechtbank stelt voorop dat op eiseres, als degene die de aftrek claimt, de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat de uitgaven ook daadwerkelijk zijn gedaan.
Eiseres heeft volstaan met een opsomming van de kosten waarvoor zij aftrek claimt, doch zij heeft deze kosten niet nader onderbouwd. Zij heeft voor deze uitgaven geen enkel bewijs van betaling in de vorm van nota’s, facturen etc. bijgebracht. Verder ontbreekt een medisch voorschrift ten aanzien van de opgevoerde kosten voor medicijnen en is in verband met de dieetkosten geen dieetverklaring overgelegd. Ook om die reden kan voor deze posten geen aftrek worden verleend. De rechtbank concludeert dat verweerder de aftrek specifieke zorgkosten terecht niet heeft toegestaan.
13. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
Bij deze uitkomst van de procedure ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.