ECLI:NL:RBNHO:2016:5707

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
15/870073-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging van aanzienlijke geldbedragen van een MS-patiënt door verzorgers

Op 5 juli 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten, die als verzorgers van een terminale MS-patiënt aanzienlijke geldbedragen van haar bankrekening hebben gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, in de periode van 22 april 2013 tot en met 30 september 2013, samen en in vereniging met elkaar, geldbedragen hebben weggenomen van de rekening van de patiënt, door gebruik te maken van haar bankpas en pincode. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij zij het geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel. De verdachten hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de patiënt in hen had, gezien hun rol als verzorgers. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van honderdtwintig uren. De benadeelde partij, de broer van de patiënt, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schade niet als rechtstreekse schade werd beschouwd na het overlijden van de patiënt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870073-14 (P)
Uitspraakdatum: 5 juli 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juni 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van wat verdachte en haar raadsman, mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 april 2013 tot en met 30 september 2013 in de gemeente Purmerend (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) vanaf een bankrekening op naam van [slachtoffer] heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft
en/of (telkens) de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s) (te weten de bankpas en pincode van genoemde [slachtoffer] en/of de aan [slachtoffer] verstrekte codes voor internetbankieren).
Subsidiair
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 april 2013 tot en met 30 september 2013 in de gemeente Purmerend (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk vanaf een bankrekening op naam van [slachtoffer] een of meer geldbedrag(en) met de pinpas en pincode van die bankrekening heeft/hebben gepind en/of met de aan die [slachtoffer] verstrekte codes voor internetbankieren
een of meer geldbedrag(en) heeft/hebben overgeboekt op/vanaf die bankrekening op naam van [slachtoffer], in elk geval (telkens) enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk(e) pinpas en/of bankcode(s) en/of geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking of beroep van/als zorgverlener, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Aanleiding onderzoek
Op 29 september 2013 overlijdt [slachtoffer], na lang te hebben geleden aan de ziekte MS. De laatste 12 jaar van haar leven is zij verzorgd door [verdachte] en [medeverdachte] (verdachten). [2] Na het overlijden van [slachtoffer] krijgt haar broer, [getuige 1], als executeur testamentair de beschikking over de financiële administratie van [slachtoffer]. Hij ontvangt uit handen van verdachte [verdachte] alle documenten en de laatste post, alsmede het wachtwoord en de inlogcode voor het internetbankieren via de ING-rekening van [slachtoffer]. Verdachte [verdachte] vertelt hem verder waar de bankpassen liggen van [slachtoffer], waarvan zij en verdachte [medeverdachte] beiden de pincode hebben. [3] Op 30 september 2013 logt [getuige 1] in op de ING-rekening van [slachtoffer]. De grote reeks van elkaar snel opvolgende pintransacties, gedaan in een periode waarin zijn zus al zo ziek was dat zij haar huis niet meer uit kon, geeft hem aanleiding aangifte te doen van diefstal. [4]
Gezondheidstoestand [slachtoffer] en afhankelijkheid van anderen voor doen financiën
De opeenvolgende indicatiestellingen van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) met betrekking tot [slachtoffer], houden onder meer het volgende in:
- Indicatiestelling behorende bij het indicatiebesluit ingaande per 1 januari 2009: [5]
“De coördinatie neemt sterk af waardoor zaken als schrijven en lezen een probleem wordt. Regelzaken worden overgenomen van mw. kan dit niet meer handelen. Mw. heeft regelmatig last van woordvindstoornissen. Gesprekken voeren is vermoeiend voor mw. Moet spanningen voorkomen anders krijgt mw. weer last van spasmes wat haar extra vermoeit. (…)
Mw. heeft een zeer beperkte sta-functie. (…) lopen is niet meer aan de orde. Mw. maakt gebruik van rolstoel binnen en buitenshuis. Transfers in en uit bed gaan onder begeleiding van de zorgverlening. De fijne motoriek is ernstig beperkt. (…) Mw. is meestal nog wel in staat om zelf naar het toilet te gaan. (…) Mw. is nog in staat om een broodje klaar te maken, maar de warme maaltijden lukt niet meer. (…) Mw. komt nog zeer beperkt buitenshuis en gaat niet meer zelfstandig naar algemene voorzieningen. (…) 1996 diagnose Multiple sclerose, 1e verschijnselen van uitval in 1986”
- Indicatiestelling behorende bij het indicatiebesluit ingaande per 1 januari 2010 [6] (deze indicatiestelling behelst naast een herhaling van bovenstaand geciteerde tekst, in aanvulling daarop of in afwijking daarvan, onder meer):
“Mw. heeft een telefoon waarin nummers staan ingeprogrammeerd van de mensen die haar kunnen helpen. Deze mensen kennen mw en begrijpen haar ook als ze niet uit haar woorden kan komen. (…) Mevrouw heeft een elektrische rolstoel gekregen. (…) Kracht in handen neemt af. Mevrouw is adl (de rechtbank begrijpt: algemene dagelijkse levensverrichtingen) zorg afhankelijk. (…) Mw. is nauwelijks meer in staat om zelf naar het toilet te gaan.”
- Indicatiestelling behorende bij het indicatiebesluit ingaande per 27 augustus 2010 [7] (deze indicatiestelling behelst naast een herhaling van bovenstaand geciteerde tekst, in aanvulling daarop of in afwijking daarvan, onder meer):
“Mw. is geheel adl-afhankelijk; mw. heeft meerdere keren per dag hulp nodig bij wassen, kleden, stoma en catheterzorg, decubituszorg, aanreiken van eten en drinken. De toename van spasmen en het risico van verstikking vereisen veel extra tijd in de verzorging. (…) De gezondheidssituatie van mw [slachtoffer] heeft zich erg verslechterd. Haar longfuncties zijn erg achteruit gegaan. Gedurende de afgelopen 14 dagen heeft zij 2x een zware longontsteking gehad. Haar huisarts dhr. [huisarts] verwacht dat zij niet lang meer zal leven. Mw. bevindt zich in terminale levensfase.”
- Indicatiestelling behorende bij het indicatiebesluit ingaande per 28 februari 2012 [8] (deze indicatiestelling behelst naast een herhaling van bovenstaand geciteerde tekst, in aanvulling daarop of in afwijking daarvan, onder meer):
“Transfers met passieve lift. (…) Kan een plastic bekertje tillen. (…) Mw. wordt thans op bed verpleegd, zorg vindt plaats met 2 personen. Decubituspreventie, meerdere keren wissel ligging per dag. Gecompliceerde wondzorg waarvoor inzet wondverpleegkundige. (…) Op dit moment is er geen sprake van een terminale situatie (levensverwachting niet minder dan 3 maanden).”
- Indicatiestelling behorende bij het indicatiebesluit ingaande per 23 augustus 2012 [9] (deze indicatiestelling behelst naast een herhaling van bovenstaand geciteerde tekst, in aanvulling daarop of in afwijking daarvan, onder meer):
“Mw. is bedlegerig, transfers gaan met passieve lift.
Informatie van wijkvpk mw. [getuige 2] d.d. 23-08-2012: Mw. is sinds 19-08-2012 gestopt met intake voeding en vocht. Mw. heeft een levensverwachting van < 3 maanden volgens dr. [arts].
- Hoge MS
- Continue pneumonieën
- Ernstige decubituswonden”
Over de medische toestand en fysieke mogelijkheden van [slachtoffer] verklaart haar neef [getuige 3], die [slachtoffer] de laatste jaren drie keer per week bezoekt, dat hij haar in de loop der jaren achteruit zag gaan, dat zij de laatste jaren niets meer kon met haar handen: zij kon bijvoorbeeld niet meer schrijven of op de computer werken. [10] Getuige [getuige 4] blijft, nadat haar echtgenoot in 2008 zijn financieel dienstverlenend bedrijf verkoopt waarbij [slachtoffer] klant was, [slachtoffer] bezoeken en helpt haar met het doen van betalingen van haar lopende ING-rekening. Zij verklaart dat [slachtoffer] niet zelf haar bankzaken durfde te doen, omdat zij bang was dat zij vanwege haar motoriek een verkeerde toets zou indrukken. Ook verklaart zij dat zij zag dat [slachtoffer] er in 2011-2012 verstandelijk op achteruit ging en dat zij vanaf begin 2011 fysiek geen computer meer kon bedienen. [11]
[getuige 4] is in april 2012 gestopt met het doen van betalingen voor [slachtoffer] nadat zij er achter was gekomen dat er op 4 april 2012 € 4.000,00 was overgeschreven van de rekening van [slachtoffer] naar de bankrekening van elk van beide verdachten. Zij kon zich hier niet mee verenigen gezien de positie die de verdachten hadden ten opzichte van [slachtoffer]. Nadat zij verdachte [verdachte] hiermee confronteerde, reageerde zij met de mededeling “dat niemand er achter zou komen en als dat wel het geval zou zijn men het van mij zou hebben gehoord.” [12] De getuige weet niet wie de overschrijvingen van de rekening van [slachtoffer] naar de rekeningen van de verdachten van € 4.000,00 op 4 april 2012 of die van € 5.000,00 op 22 februari 2012 heeft gedaan. Wel verklaart zij dat [slachtoffer] het niet zelf gedaan kan hebben, omdat haar geest en motoriek daartoe niet meer in staat waren en [slachtoffer] niet wist hoe zij met de computer moest omgaan, toen [getuige 4] in april 2012 stopte met haar bijstand bij bankzaken. [13]
Toegang verdachten tot en verantwoordelijkheid voor financiën [slachtoffer]
Nadat [getuige 4] in april 2012 stopte met het verlenen van bijstand bij bankzaken van [slachtoffer], heeft verdachte [verdachte] dit overgenomen. [14] Anderen dan verdachten en [slachtoffer] waren sinds dat moment niet meer betrokken bij de financiën van [slachtoffer]. Kort en bondig heeft verdachte [medeverdachte] verklaard: ‘Ik deed de boodschappen’, verdachte [verdachte] ‘deed het internetbankieren’. [15] Verdachte [medeverdachte] betaalde de boodschappen met de pinpas van [slachtoffer] en had daartoe de beschikking over de pinpas en pincode. [16] Tot aan het moment van overlijden is dit zo gebleven, waarna verdachten de financiële bescheiden, zoals hierboven vermeld, aan de broer van [slachtoffer] hebben overgedragen.
Welbewust handelen in strijd met normen beroepsgroep
Verdachte heeft verklaard dat zij wel wist dat het strijdig was met de normen van haar beroepsgroep, verpleegkundigen, om naast het salaris van de werkgever, financiële giften van aanzienlijke omvang te accepteren van degene die op hun verzorging was aangewezen en dat ook de praktische betrokkenheid bij financiële transacties minst genomen problematisch was. Zij heeft daarvan geen melding gemaakt bij haar werkgever. [17]
Financiële transacties vermogen [slachtoffer] sinds april 2013
Opheffen spaardeposito ING-bank en overboeken naar lopende ING-rekening
Op 22 april 2013 is het spaardeposito dat [slachtoffer] sinds 1 maart 2012 had bij ING-bank van € 50.000,00 voor het einde van de looptijd (maart 2014) opgeheven, hetgeen een boete tot gevolg had en renteverlies. Het bedrag van het spaardeposito is op 22 april 2013 overgeboekt naar de lopende ING-rekening van [slachtoffer]. [18]
Opheffen Argenta internetspaarrekening en overboeken naar lopende ING-rekening
Op 1 mei 2013 is vanaf het Hotmail-account van verdachte [verdachte] aan Argenta per e-mail verzocht de spaarrekening van [slachtoffer] op te heffen en het saldo € 24.701,00 over te boeken naar de lopende ING-rekening van [slachtoffer]. Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij de mail heeft verstuurd vanaf haar huis. [19] Bij het onderzoek aan de laptop van [slachtoffer] wordt geen informatie aangetroffen waaruit blijkt dat er middels het Hotmail-account van verdachte [verdachte] via de laptop van [slachtoffer] e-mails zijn verzonden naar de internet spaarbank Argenta. [20] De inhoud van de e-mail suggereert dat [slachtoffer] degene is die het verzoek doet. [21] Bij de vermelde persoonlijke gegevens van [slachtoffer] staat het telefoonnummer van verdachte [verdachte]. [22]
Op 11 mei 2013 is van voormeld Hotmail-account van verdachte [verdachte] een tweede e-mail verzonden aan Argenta, inhoudend:
“Geachte mevr/dhr
Ik ben met vacantie geweest vandaar mijn late reactie. Mijn tegenrekening is ing ingb [rekeningnummer]
De vraag wat ik met mijn spaargeld ga doen hoef ik niet te beantwoorden.
ik ben van mening dat ik dat niet hoef te verantwoorden.
bvd [slachtoffer].” [23]
Op 15 mei 2013 is voormeld bedrag overgeboekt naar de lopende ING-rekening van [slachtoffer]. [24]
Contante opnames met pinpas van lopende ING-rekening [slachtoffer] van 22 april 2013 tot en met 30 september 2013
Vanaf 22 april 2013, de datum waarop het bedrag van het spaardeposito op de lopende rekening van [slachtoffer] is bijgeschreven, wordt tot eind mei 2013 vrijwel dagelijks € 1.000,00 of meer van de lopende rekening gepind. Vanaf 25 mei 2013 wordt met grote regelmaat een bedrag van € 400,00 van de lopende rekening van [slachtoffer] gepind. In de periode van 19 september 2013 tot en met 30 september 2013 wordt opnieuw in tranches van € 1.000,00 in totaal € 9.000,00 opgenomen.
In totaal is in de periode van 22 april 2013 tot en met 30 september 2013 meer dan € 40.000,00 gepind van de lopende ING-rekening van [slachtoffer]. Vrijwel alle pintransacties vonden plaats bij de pinautomaat aan het nabij de woning van [slachtoffer] gelegen [adres 2] te Purmerend. Een groot deel van de pintransacties vond plaats omstreeks 7.00 uur ’s morgens. Het leeuwendeel van de overige pintransacties vond overdag plaats, geen van de overige pintransacties vond plaats na 19.09 uur. [25]
Contante stortingen op bankrekeningen verdachten
Verdachte [verdachte] heeft op 11 juli 2013 € 1.480,00 contant op haar bankrekening gestort. [26] In de periode van 1 oktober 2013 t/m 31 oktober 2014, derhalve na het overlijden van [slachtoffer], heeft zij in totaal € 9.800 contant op haar bankrekening gestort. [27] Verdachte [medeverdachte] heeft in de periode van 2 mei 2013 tot en met 3 juli 2013 € 4.850,00 contact op haar bankrekening gestort. [28] In de periode van 1 oktober 2013 t/m 28 oktober 2013, derhalve na het overlijden van [slachtoffer], heeft zij in totaal een bedrag van € 4.600,00 contant op haar rekening gestort. [29] [30]
Verklaring verdachte [verdachte]
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014 houdt op p. 106 onder meer in: “Gaat u dat maar eens aan [medeverdachte] vragen, waar dat gebleven is. Kijk, het girale is mijn schuld. Dit lijstje, het contante gedeelte niet.”
3.4.
Bewijsoverweging
Vanwege de samenhang tussen beide strafzaken, zal de rechtbank hier bespreken, zowel hetgeen ter verdediging is aangevoerd door en namens verdachte [verdachte] als hetgeen door en namens verdachte [medeverdachte] is aangevoerd.
De raadsman van verdachte [verdachte] heeft bepleit dat verdachte [verdachte] vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit. Dit standpunt is onderbouwd door te stellen dat verdachte nooit iets met de pintransacties te maken heeft gehad. Van medeplegen ten aanzien van de pintransacties kan gelet op deze strikte rolverdeling dan ook geen sprake zijn. Verdachte [verdachte] heeft [slachtoffer] alleen geholpen bij het internetbankieren, welke hulp volgens de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting uit niet meer bestond dan het op verzoek van [slachtoffer] intoetsen van de juiste TAN-code, omdat [slachtoffer] dat niet snel genoeg kon. Voor het overige verrichtte [slachtoffer] tot op het laatst zelf de bij het internetbankieren vereiste handelingen, aldus verdachte [verdachte]. Voorts is aangevoerd dat verdachte [verdachte] niet betrokken is geweest bij het opzeggen van het ING-spaardeposito en dat zij uitgebreid en consistent heeft verklaard over de gang van zaken rond de e-mails betreffende het opzeggen van de Argenta internetspaarrekening. Die ter terechtzitting afgelegde verklaring komt hierop neer dat de tekst van de e-mails door [slachtoffer] is bepaald, dat verdachte [verdachte] deze op verzoek van [slachtoffer] heeft opgesteld bij [slachtoffer] thuis en dat zij die mails bij [slachtoffer] thuis heeft verzonden door van daar in te loggen op haar eigen Hotmail-account. Dat in de eerste e-mail het telefoonnummer van verdachte [verdachte] is vermeld, vindt zijn oorzaak erin dat [slachtoffer] niet wilde telefoneren. Fysiek was zij daartoe, volgens de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting, wel in staat, maar zij had daar geen zin in.
De raadsman van verdachte [medeverdachte] heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde feit. Er blijkt niet van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten en er is geen enkel bewijs voor de wederrechtelijke toe-eigening van het opgenomen geld. Daartoe is aangevoerd dat:
- [slachtoffer] wist wat zij deed, daar zij in april 2013 nog in staat was te bepalen dat een substantieel bedrag werd overgemaakt aan haar neef;
- de tijdstippen waarop het pinnen plaatsvond niet relevant zijn;
- het patroon van de contante opnames in de periode waarin [getuige 4] betrokken was bij de bankzaken van [slachtoffer], vergelijkbaar is met dat patroon vanaf april 2012;
- het leeuwendeel van de girale overboekingen plaatsvond in de periode waarin [getuige 4] nog betrokken was bij de bankzaken van [slachtoffer];
- ten aanzien van de contante stortingen op de rekening van verdachte [medeverdachte] geen bewijs gevonden kan worden in het dossier dat dit geld afkomstig is van de contante opnames van de rekening van [slachtoffer].
De rechtbank verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
De verklaringen van zowel verdachte [verdachte] als verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting dat [slachtoffer] tot kort voor haar overlijden nog in staat was om zelf de computer te bedienen, te telefoneren en om zonder begeleiding buiten de deur een boodschap te doen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Uit de indicatiestellingen, die bevestiging vinden in de getuigenverklaringen van [getuige 4] en [getuige 3], blijkt dat de fysieke mogelijkheden van [slachtoffer] steeds beperkter werden, met dien verstande dat zij vanaf augustus 2012 bedlegerig was. Zij kon de laatste jaren nauwelijks meer iets met haar handen, vanwege het – met het vergevorderde stadium van haar ziekte samenhangende – gebrek aan kracht en spiercoördinatie. Onaannemelijk is dat zij in april 2013 en daarna zelf handelingen heeft verricht die nodig waren om te kunnen internetbankieren. Dat is te meer onaannemelijk in het licht van de verklaringen van de getuige [getuige 4] en [getuige 3], die niet alleen inhouden dat de vereiste handelingen voor [slachtoffer] fysiek onmogelijk waren, maar ook dat zij niet wist hoe ze met de computer moest omgaan.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte [verdachte], anders dan zijzelf heeft verklaard, maar in lijn met de verklaring van verdachte [medeverdachte], na het eindigen van de betrokkenheid van getuige [getuige 4] in april 2012, het internetbankieren met de lopende ING-rekening van [slachtoffer] volledig voor haar rekening heeft genomen.
Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte [verdachte] degene is geweest die het initiatief heeft genomen om de Argenta internetspaarrekening zonder overleg met [slachtoffer] op te heffen en het tegoed te doen storten op de lopende ING-rekening. De rechtbank komt tot dat oordeel in het licht van de omstandigheden dat verdachte [verdachte] op dit punt tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat zij de mail heeft verstuurd vanaf haar eigen huis. Zij zou bij [slachtoffer] hebben opgeschreven wat het moest worden en dit vervolgens thuis hebben uitgetikt [31] . Ter terechtzitting heeft zij echter verklaard dat de desbetreffende e-mails zijn verzonden vanaf de laptop van [slachtoffer] in dier aanwezigheid. Ook heeft verdachte [verdachte] op andere cruciale punten wisselend verklaard over de gang van zaken rond het opheffen van deze rekening. Zo heeft zij bij de politie verklaard dat haar telefoonnummer in de eerste e-mail is vermeld, omdat [slachtoffer] niet meer kon telefoneren en haar verpleegsters in voorkomend geval de telefoon bij haar oor moesten houden, [32] terwijl verdachte [verdachte] ter terechtzitting heeft verklaard dat [slachtoffer] nog zelf kon telefoneren, maar dat het nummer van verdachte [verdachte] werd vermeld, omdat zij geen zin had om te telefoneren. Door de e-mails te versturen vanaf het e-mail adres van verdachte [verdachte] en bij haar thuis en door haar eigen telefoonnummer onder de e-mail te zetten, kon verdachte [verdachte] deze transactie geheel buiten het zicht van [slachtoffer] houden. Bovendien acht de rechtbank onaannemelijk dat [slachtoffer] uit eigen beweging de Argenta spaarrekening heeft opgezegd, nu niet is gebleken van het bestaan van enige reden daartoe.
Tegen de achtergrond van het vorenstaande – kort gezegd het op eigen initiatief en voor [slachtoffer] verborgen handelen – gaat de rechtbank er vanuit dat het met de opheffing van het spaardeposito hetzelfde is gegaan. Van enig belang dat [slachtoffer] daarbij had, is niet gebleken. [slachtoffer] was niet meer in staat de daarvoor vereiste handelingen te verrichten, waaronder het voeren van een telefoongesprek en – naar de rechtbank aanneemt – het bijeen brengen van de bij het voeren van dat gesprek benodigde gegevens. Verdachte [verdachte] kon dat wel. Het voortijdig opheffen van het spaardeposito had voor [slachtoffer] een aanmerkelijk financieel nadeel, terwijl de rechtbank er vanuit gaat dat dit voor verdachten, door de hausse aan pintransacties die volgde op de overboeking van het geld, juist zeer profijtelijk was.
Wat betreft de pintransacties heeft verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting verklaard dat zij wel veel geld heeft gepind, maar altijd alles direct aan [slachtoffer] heeft afgegeven, en dat zij daarbij niet vroeg waaraan [slachtoffer] het geld besteedde, maar dat zij en verdachte [verdachte] dachten aan een gigolo. Ook heeft zij verklaard dat zij wel veel geld heeft gepind, maar niet verantwoordelijk is geweest voor alle pintransacties. Zij heeft verklaard niet te weten wie deze overige pintransacties heeft verricht.
De rechtbank acht deze verklaring in beide opzichten – zowel wat het afgeven aan en besteden van het geld door [slachtoffer], als wat betreft de ontkenning van het doen van alle pintransacties – ongeloofwaardig.
Van het geld is niets teruggevonden in de woning van [slachtoffer] en niet is gebleken van uitgaven van [slachtoffer] die het verdwijnen van het geld kunnen verklaren.
Het onderzoek dat de politie heeft verricht naar de, gelet op de fysieke toestand van [slachtoffer] op voorhand niet erg plausibele suggestie van verdachten dat [slachtoffer] mogelijk gebruik maakte van de diensten van een gigolo, biedt geen enkel solide aanknopingspunt dat dit daadwerkelijk het geval is geweest.
Anders dan de verdediging van verdachte [medeverdachte] wil, zijn de tijdstippen waarop het pinnen plaatsvond in zoverre van betekenis, dat deze tijdstippen overlappen met de tijdstippen waarop verdachten zorg verleenden aan [slachtoffer], zodat onaannemelijk is dat een ander dan verdachten deze pintransacties heeft verricht, zonder dat verdachten dat zouden hebben gemerkt. Gelet op de intensiteit van de zorg die verdachten aan [slachtoffer] verleenden en de omstandigheid dat alle pintransacties met dezelfde pinpas (met nummer 011) zijn verricht, valt niet in te zien hoe een ander, zonder door de verdachten te zijn opgemerkt, pintransacties zou hebben kunnen verrichten.
Aan de ongeloofwaardigheid van de verklaring dat de pintransacties in opdracht van [slachtoffer] geschiedden en dat het geld steeds direct aan haar werd afgegeven door verdachte [medeverdachte] draagt bij dat de laatste pintransactie heeft plaatsgevonden op 28 september 2013, een dag voor het overlijden van [slachtoffer], terwijl zij op dat moment in het ziekenhuis verbleef. In het ziekenhuis is evenmin geld van [slachtoffer] aangetroffen.
Tegenover de onaannemelijkheid van de door verdachte(n) geopperde alternatieve scenario’s staat het gegeven dat zij beiden contante stortingen op hun eigen bankrekeningen hebben gedaan, terwijl zij, daarover door de politie bevraagd, in veel gevallen geen (plausibele) verklaring afleggen. [33] De stelling van verdachten dat zij zo veel cash geld hadden omdat zij, vanwege de bankencrisis in 2008, zijn begonnen met het stelselmatig opnemen van geld van hun rekening voor het geval de banken in Nederland ook zouden omvallen, biedt geen (toereikende) verklaring. Dit zou immers betekenen dat er flinke geldopnames van hun eigen rekening te zien zouden moeten zijn. Daarvan is de rechtbank niet gebleken.
Aan het vorenstaande doet, anders dan de verdediging van [medeverdachte] wil, niet af dat [slachtoffer] in april 2013 nog in staat was te bepalen dat een substantieel bedrag werd overgemaakt aan haar neef. Verder mist de stelling van de verdediging van verdachte [medeverdachte], dat het patroon van de contante opnames in de periode totdat [getuige 4] betrokken was bij de bankzaken van [slachtoffer], vergelijkbaar is met dat patroon vanaf april 2012, feitelijke grondslag. De stelling dat het leeuwendeel van de girale overboekingen plaatsvond in de periode waarin [getuige 4] nog betrokken was bij de bankzaken van [slachtoffer], kan onbesproken blijven, in aanmerking genomen dat de tenlastelegging op die girale overboekingen geen betrekking heeft.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] een nauwe en bewuste samenwerking bestond waarbij verdachte [verdachte] het geld van de Argenta-spaarrekening en het ING spaardeposito naar de lopende rekening van [slachtoffer] heeft overgemaakt. Op die manier heeft zij er voor gezorgd dat er voldoende geld op de lopende rekening van [slachtoffer] stond waardoor verdachte [medeverdachte] met de pinpas met bijbehorende pincode van de lopende rekening van [slachtoffer], grote sommen geld kon opnemen. Op deze wijze hebben verdachten zich dit geld wederrechtelijk toegeëigend.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
zij op tijdstippen in de periode van 22 april 2013 tot en met 30 september 2013 in de gemeente Purmerend, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening telkens vanaf een bankrekening op naam van [slachtoffer] heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en haar mededader de weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten de bankpas en pincode van genoemde [slachtoffer] en de aan [slachtoffer] verstrekte codes voor internetbankieren).

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie dat er een taakstraf voor de duur van 180 uren wordt opgelegd aan verdachte.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachten hebben over een langere periode, zonder medeweten van het slachtoffer, grote geldbedragen van de rekening van het slachtoffer gehaald. Om beschikking te krijgen over dit geld zijn er door verdachte [verdachte] eerst twee spaarrekeningen opgeheven en is het geld dat daar op stond overgemaakt naar de lopende rekening van het slachtoffer. Hierop heeft verdachte [medeverdachte] meerdere keren per week grote geldbedragen cash opgenomen, welk geld zij vervolgens hebben verdeeld.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat zij en haar mededader misbruik hebben gemaakt van de vertrouwensrelatie die zij uit hoofde van hun functie als verzorgers van een terminaal ziek persoon hadden. Het slachtoffer mocht er van uit gaan dat hetgeen de verdachten deden strekte tot bevordering van haar welzijn. Van dit vertrouwen hebben verdachten op grove wijze misbruik gemaakt, door zichzelf ten koste van het slachtoffer te verrijken.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat verdachte als gevolg van deze zaak haar baan is kwijtgeraakt. Ook betrekt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte blijkens het haar betreffende uittreksel justitiële documentatie niet eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [getuige 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 71.030,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Blijkens de wetsgeschiedenis heeft de wetgever, buiten het zich hier niet voordoende geval van art. 51f, tweede lid, Wetboek van Strafvordering niet de mogelijkheid willen openen dat in geval van overlijden van het slachtoffer de erfgenamen zich op de voet van art. 51f, eerste lid, Wetboek van Strafvordering in het strafproces voegen ter zake van door het slachtoffer geleden schade. Die schade is dus door de wetgever voor wat die erfgenamen betreft niet als rechtstreekse schade in de zin van die bepaling beschouwd. Dat brengt mee dat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet verklaren in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.5 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
DRIE (3) MAANDEN, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
HONDERDTWINTIG (120) URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig (60) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [getuige 1] niet ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter,
mr. R. van der Heijden en mr. R. Kuiper, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J. Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2013, p. 2, proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 91.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2013, p. 2.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2013, p. 1-2.
5.Proces-verbaal van bevindingen uitgeleverde gegevens Zilveren Kruis d.d. 2 november 2015, met bijlagen, p. 30.
6.Proces-verbaal van bevindingen uitgeleverde gegevens Zilveren Kruis d.d. 2 november 2015, p. 32.
7.Proces-verbaal van bevindingen uitgeleverde gegevens Zilveren Kruis d.d. 2 november 2015, p. 36.
8.Proces-verbaal van bevindingen uitgeleverde gegevens Zilveren Kruis d.d. 2 november 2015, p. 39.
9.Proces-verbaal van bevindingen uitgeleverde gegevens Zilveren Kruis d.d. 2 november 2015, p. 41.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 3]) d.d. 3 september 2014, p. 604.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 4]) d.d.14 juli 2014, p. 527 en 529.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 4]) d.d.14 juli 2014, p. 529.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige ([getuige 4]) d.d.5 november 2014, p. 539.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 95 e.v. & Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 194.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 194.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 194 – 195 & Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 93 & 95.
17.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting 21 juni 2016.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2015, p. 334 & e-mail [getuige 1], p. 58a.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 102.
20.Proces-verbaal nader onderzoek laptop [slachtoffer] d.d. 16 maart 2015, p. 769.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2015, p. 50 & Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015, p. 36.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2015, p. 51.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 februari 2015, p. 50 & Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015, p. 36.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2015, p. 36.
25.Bijlage 1, contante geldopnames vanaf ING rekening 47.83.902 [slachtoffer], p. 337 – 338.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 112.
27.Proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen ING [verdachte] d.d. 19 januari 2015, p. 426-427
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 209.
29.Proces-verbaal van bevindingen ING bankrekeningen [medeverdachte], p. 387-388
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 201
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 102.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 102-103.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 201 & Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 29 oktober 2014, p. 101 - 102.