2.4.Verdeling
2.4.1.Partijen hebben beiden verzocht de wijze van verdeling van de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen te bepalen en hebben hiervoor voorstellen geformuleerd. De voorstellen sluiten niet op elkaar aan. De rechtbank zal de wijze van verdeling van de gemeenschap bepalen.
2.4.2.De peildatum voor de omvang van de gemeenschap is
6 oktober 2015, de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend.
De bestanddelen van de gemeenschap zijn:
1. de echtelijke woning aan de [echtelijke woning] ;
2. ING beleggingsverzekering, nr. [nr] ;
3. inboedel;
4. auto, [merk] , kenteken [kenteken] ;
5. bankrekeningen:
- ING Bank betaalrekeningen:
5a. ... [nr] (op naam van de man);
5b. ... [nr] (gezamenlijke rekening);
5c. ... [nr] (gezamenlijke rekening);
5d. ... [nr] (op naam van de man en de heer [naam] ).
- ING Bank spaarrekeningen:
5e. ... [nr] (op naam van de vrouw);
5f. .... [nr] (op naam van de kinderen van partijen).
- ING Bank beleggingsrekening:
5g. .... [nr] (gezamenlijke rekening);
5h. Visa spaarrekening, nummer onbekend (op naam van de man).
- [naam] :
5i. ..... [nr] (op naam van partijen).
6. ING beleggershypotheek, [nr] , saldo € 60.119.
2.4.3.Partijen verschillen van mening of van de huwelijksgemeenschap deel uitmaakt:
I.de aan de vrouw uitgekeerde schadevergoeding van € 8.500, en
II. (een deel van) de door de vrouw ontvangen erfenis.
2.4.4.De rechtbank overweegt ten aanzien van de wijze van verdeling/vergoeding van de hiervoor onder 2.4.2 genoemde bestanddelen als volgt:
Ad 1., 2. en 6.: Woning, beleggingsverzekering en hypotheek:
De vrouw wenst de woning, de daarop rustende hypothecaire geldlening en de (waarde van de) beleggingsverzekering, over te nemen, indien zij de financiering daarvoor rond kan krijgen.
Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning. Volgens de vrouw zijn partijen overeengekomen dat zij de woning kan overnemen voor een bedrag van € 160.000. De man stelt dat partijen geprobeerd hebben tot algehele overeenstemming te komen, maar dat dit niet gelukt is. Onderdelen van de onderhandeling kunnen, aldus de man, niet afzonderlijk als vaststaand worden beschouwd.
De rechtbank overweegt dat sprake is geweest van onderhandelingen tussen partijen over een groot aantal onderwerpen en dat er nog tal van geschilpunten waren, zodat partijen geen volledige overeenstemming hebben bereikt over de verdeling. De conclusie moet dan ook zijn dat over de waarde van de woning tussen partijen geen overeenstemming (meer) bestaat.
De rechtbank zal, zoals ter zitting is besproken, bepalen dat partijen gezamenlijk makelaarskantoor [naam] opdracht zullen geven om de onderhandse verkoopwaarde van de woning bindend te laten vaststellen. De kosten van deze taxatie dienen partijen gezamenlijk, ieder voor de helft, te dragen. De rechtbank zal bepalen dat de vrouw uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het taxatierapport van de woning uitsluitsel zal geven of zij in staat zal zijn de toedeling van de woning aan haar tegen deze nader te bepalen waarde te financieren. Indien zij daarin slaagt, zal de woning, onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en onder vergoeding van de helft van de overwaarde aan de man, aan de vrouw worden toebedeeld. De waarde van de aan de hypotheek gekoppelde beleggingsverzekering wordt aangewend om de hypothecaire geldlening (gedeeltelijk) af te lossen. De kosten van de overdracht zullen door de vrouw worden gedragen.
Indien de vrouw niet binnen een maand aan het hiervoor genoemde opdracht heeft voldaan, zal de echtelijke woning door partijen te koop worden gezet, waarbij partijen hun medewerking zullen verlenen aan het verstrekken van een opdracht aan voornoemde makelaar tot verkoop van de woning. Na de verkoop van de woning wordt, na uitbetaling van de aan de hypotheek gekoppelde beleggingsverzekering en na aflossing van de hypothecaire geldlening, de overwaarde tussen partijen bij helfte gedeeld. Bij verkoop aan een derde zullen de overdrachtskosten voor gelijke delen ten laste van partijen komen.
2.4.5.Ad 3. Partijen zijn het erover eens dat de inboedel in overleg zal worden verdeeld.
2.4.6.Ad 4. auto, [merk] , kenteken [kenteken] : de auto zal zonder verrekening van de waarde worden toegedeeld aan de vrouw met inachtneming van hetgeen daarover hierna onder 2.4.16 en 2.4.17 is overwogen;
2.4.7.Ad 5a, 5b, 5c: het saldo van de rekeningen wordt per peildatum bij helfte tussen partijen gedeeld. De man heeft toegezegd dat hij aan de vrouw bovendien de helft van het bedrag dat hij heeft opgenomen voor advocaatkosten zal vergoeden. De man zal aan de vrouw derhalve een extra bedrag van € 4.150 overmaken.
2.4.8.Ad 5d. Sprake is van een beleggingsrekening van in totaal zes personen. De vrouw heeft aanspraak op 1/6 deel van de waarde op de peildatum.
2.4.9.Ad 5f. De spaarrekeningen van de kinderen blijven buiten de verdeling.
2.4.10.Ad 5g. De portefeuille van deze rekening bestaat uit aandelen [naam] en aandelen [naam] . De aandelen [naam] zijn aangekocht voor de zoon van partijen [naam] en blijven buiten de verdeling. De waarde van de aandelen [naam] wordt bij helfte tussen partijen gedeeld.
2.4.11.Ad 5h. Het saldo van de Visarekening zal bij helfte tussen partijen worden gedeeld.
2.4.12.Ad 5i. [naam] . Het saldo op de peildatum zal met inachtneming van hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 2.4.20 worden gedeeld.
2.4.13.Ten aanzien van de onder 2.4.3 genoemde vermogensbestanddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Ad I. De letselschade-uitkering van € 8.500.
Dit bedrag is op 4 augustus 2014 aan de vrouw betaald na een ongeval. Met de vrouw is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van een uitkering van immateriële schadevergoeding, die verknocht is aan de vrouw. Anders dan de man stelt is immers uit de door de vrouw overgelegde stukken gebleken dat het om een uitkering ter vergoeding van smartengeld gaat.
Het bedrag is overgemaakt op de ING Bank spaarrekening ... [nr] op naam van de vrouw. Van deze rekening heeft de vrouw onder andere advocaatkosten voldaan. Het saldo van deze rekening op de peildatum is niet bekend.
Om tot verknochtheid te concluderen is vereist dat aangetoond wordt dat ten tijde van de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap de in geld ontvangen schadevergoeding nog te identificeren is, in die zin dat aangetoond kan worden dat de uit hoofde van schadevergoeding ontvangen geldsom geheel of althans voor een deel nog aanwezig is. Daartoe is alleen ruimte indien de ontvangen geldsom (te midden van het aanwezige geld) nog als een afzonderlijk goed is te onderkennen (HR 7 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0957). Voor zover het saldo van voornoemde rekening op de peildatum afkomstig is van de schadevergoeding, is dit aan de vrouw verknocht en dient dit buiten de verrekening te blijven. 2.4.14.Ad II. De erfenis onder uitsluitingsclausule van de vrouw.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij een erfenis onder uitsluitingsclausule heeft gekregen en een vordering op de gemeenschap heeft van € 62.197,78. Dit bedrag is gestort op de gezamenlijke rekening van partijen en is niet aan haar privévermogen ten goede gekomen. Volgens de vrouw geldt de hoofdregel dat zij als erfgenaam een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft, omdat het geld is besteed aan uitgaven ten behoeve van de gemeenschap.
2.4.15.De man betwist de aanspraak van de vrouw op volledige vergoeding van het ingebrachte geld. Hij heeft aangevoerd dat de vrouw met de erfenis onder meer een auto heeft aangekocht van € 17.320,85. De auto is bijna 16 jaar oud. Volgens de man moet een auto worden beschouwd als een gebruiksgoed dat met het tijdsverloop slijt en in waarde daalt. De vrouw heeft de uitgave vrijwillig gedaan en de auto is als gezinsauto gebruikt. De man stelt dat er in dit geval geen vordering ter hoogte van de nominale waarde is, maar ter hoogte van de dagwaarde van de auto, € 500. Als de auto tegen de dagwaarde aan de vrouw wordt toebedeeld, kan verrekening achterwege blijven.
2.4.16.De rechtbank stelt voorop dat, indien een erfenis verkregen onder een uitsluitingsclausule op een gezamenlijke rekening wordt gestort, niet wordt aangetoond dat het geld aan het privévermogen van de erfgenaam ten goede is gekomen èn de gelden van de gezamenlijke rekening worden besteed aan uitgaven ten behoeve van de gemeenschap, de hoofdregel is dat deze erfgenaam een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft. Hierbij geldt dat in de wet niet de voorwaarde wordt gesteld dat partijen uitdrukkelijk moeten zijn overeengekomen dat een vergoedingsrecht (reprise) ontstaat ten tijde van de besteding van het geld en evenmin dat de aard van de bestedingen en het resterende bedrag van belang zijn (zoals onder meer is overwogen in de door de vrouw aangehaalde uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 januari 2013).
2.4.17.De rechtbank is echter van oordeel dat het op grond van het hierna volgende naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de vrouw haar vergoedingsrecht volledig effectueert. De vrouw heeft ter zitting bevestigd dat partijen de auto niet zouden hebben gekocht, als zij de erfenis niet had gekregen. De rechtbank overweegt dat de strekking van artikel 1:94 van het Burgerlijk Wetboek is te bewerkstelligen dat de in de uitsluitingsclausule neergelegde wil van de erflater om het goed bij uitsluiting aan één van de echtgenoten te doen toekomen, niet mag worden doorkruist door het huwelijksgoederenregime dat tussen echtgenoten geldt (vgl. HR 21 november 1980, ECLI:NL:HR:1980:AC7049). Naar het oordeel van de rechtbank dient de uiterste wil van erflater echter niet zodanig voorop te staan, dat het de ontvanger niet vrij zou staan het geërfde bedrag naar eigen inzicht te besteden. Dit leidt tot het oordeel dat in elk geval een bedrag van € 17.320,85 van de ontvangen erfenis door de vrouw naar eigen inzicht is besteed en kan worden beschouwd als een bijdrage in de gewone kosten van de huishouding zodat zij haar vergoedingsrecht tot dat bedrag niet kan effectueren maar slechts aanspraak kan maken op de huidige waarde van de auto of de auto zelf. effecten
2.4.18.De man heeft voorts aangevoerd dat de vrouw van de erfenis € 44.876,51 heeft geïnvesteerd in effecten [naam] . Dit was 83,1% van het totale bedrag van € 53.999, waarvoor door partijen tezamen effecten zijn aangekocht. Tussen partijen is niet in geschil dat de huidige waarde van deze belegging € 14.684 is. Met een beroep op een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2012:CA1772, betoogt de man dat de waardevermindering ten nadele van de vrouw dient te komen, omdat de gemeenschap niet bij de aankoop van de aandelen gebaat is geweest. Volgens de man leidt de investering van de vrouw tot een vordering op de gemeenschap van 83,1% van de huidige waarde van de effecten, € 12.172,48 en moet het restant van de huidige waarde bij helfte tussen partijen verdeeld worden. 2.4.19.De rechtbank stelt opnieuw voorop dat, indien een erfenis verkregen onder een uitsluitingsclausule, op een gezamenlijke rekening wordt gestort, niet wordt aangetoond dat het geld aan het privévermogen van de erfgenaam ten goede is gekomen èn de gelden van de gezamenlijke rekening worden besteed aan uitgaven ten behoeve van de gemeenschap, de hoofdregel geldt dat deze erfgenaam een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft. Hierbij geldt dat in de wet niet de voorwaarde wordt gesteld dat partijen uitdrukkelijk moeten zijn overeengekomen dat een vergoedingsrecht (reprise) ontstaat ten tijde van de besteding van het geld en evenmin dat de aard van de bestedingen en het resterende bedrag van belang zijn.
2.4.20.Echter, het enkele feit dat de vrouw in het onderhavige geval haar geld samen met de man heeft geïnvesteerd in aandelen [naam] kan er naar het oordeel van de rechtbank niet toe leiden dat de vrouw haar gehele vorderingsrecht op de gemeenschap behoudt. Ook in dit geval dient de uiterste wil van erflater niet zodanig voorop te staan, dat het de vrouw niet vrij zou staan het geërfde bedrag naar eigen inzicht te besteden. Immers, indien de vrouw op eigen naam of met een willekeurige derde partij, althans zonder de man, was overgegaan tot aankoop van effecten [naam] , zou het koersverlies geheel voor haar rekening en risico zijn gekomen. Het valt niet goed in te zien, en het is naar het oordeel van de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, dat het enkele feit dat de vrouw samen met de man is overgegaan tot aankoop, tot gevolg zou hebben dat het koersrisico voor haar tot nihil beperkt zou zijn gebleven.
Met de man is de rechtbank daarom van oordeel dat de investering van de vrouw leidt tot een vordering op de gemeenschap van (83,1% van de huidige waarde van de effecten = € 14.648)
€ 12.172,48 en dat het restant van de huidige waarde bij helfte tussen partijen verdeeld moet worden.
Indien de echtelijke woning aan een derde wordt verkocht, zal van de overwaarde eerst deze vergoeding aan de vrouw worden uitgekeerd.