ECLI:NL:RBNHO:2016:553

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
4640608
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning van transitievergoeding en billijke vergoeding na ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever

In deze zaak heeft de werknemer, hierna aangeduid als [verzoeker], een verzoek ingediend tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met Wind Energy Solutions W.E.S. B.V. (hierna: WES). Dit verzoek volgde op een eerdere ontbinding door de kantonrechter op 4 november 2015, waarbij WES was veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding aan [verzoeker]. De werknemer stelde dat de arbeidsrelatie onherstelbaar was beschadigd door ernstig verwijtbaar handelen van WES. De kantonrechter heeft op 22 januari 2016 geoordeeld dat de verhoudingen tussen partijen zodanig verstoord waren dat van [verzoeker] niet langer gevergd kon worden de arbeidsrelatie voort te zetten. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 april 2016.

De kantonrechter overwoog dat WES onvoldoende inspanningen had verricht om het vertrouwen te herstellen na de eerdere ontbinding. WES had geen duidelijke uitleg gegeven over de redenen voor de intrekking van het ontbindingsverzoek en had [verzoeker] niet in staat gesteld zijn werkzaamheden te hervatten. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van WES, wat leidde tot de toekenning van een transitievergoeding van € 31.104,- en een billijke vergoeding van € 15.000,- aan [verzoeker]. De proceskosten werden eveneens aan WES opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van goede communicatie en herstel van de arbeidsrelatie na een conflict, en dat werkgevers zich bewust moeten zijn van hun verantwoordelijkheden in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4640608 \ OA VERZ 15-226 (rvk)
Uitspraakdatum: 22 januari 2016
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. J.S. Dallinga, advocaat te Alkmaar
tegen
de besloten vennootschap
Wind Energy Solutions W.E.S. B.V.,
statutair gevestigd te Opmeer en kantoorhoudende te Spanbroek
verwerende partij
verder te noemen: WES
gemachtigde: mr. J.H. Prins, advocaat te Den Helder

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. WES heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 8 januari 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, vergezeld van mr. Dallinga voornoemd. Namens WES is verschenen [statutair directeur verweerder] , statutair directeur en mr. Prins voornoemd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben zich daarbij bediend van pleitnotities. Voorafgaand aan de zitting hebben [verzoeker] en WES bij brieven van respectievelijk 5, 6 en 7 januari 2016 nog stukken toegezonden. Op de zitting heeft WES nog een e-mail d.d. 23 november 2015 van mr. Prins aan mr. Dallinga - met toestemming van mr. Dallinga - in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1963, is op 1 juli 2015 in dienst getreden bij WES, als Managing Director. Het salaris bedraagt € 5.000,- bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld.
2.2
[verzoeker] was voorheen statutair directeur van de vennootschap Wind Energy Solutions (W.E.S.) B.V. (hierna: WES 1). WES 1 is op 23 juni 2015 failliet gegaan. Het huidige WES is feitelijk een doorstart van WES 1.
2.3
Begin juli 2015 is [verzoeker] met zijn werkzaamheden begonnen bij WES. In juli 2015 is [verzoeker] met een collega naar Schotland en Engeland geweest voor werkzaamheden. Van 27 juli 2015 tot 14 augustus 2015 is [verzoeker] met vakantie geweest. Na terugkomst is [verzoeker] tot 21 augustus 2015 naar Puerto Rico vertrokken voor werkzaamheden. [verzoeker] heeft in de periode 24 augustus tot en met 4 september 2015 werkzaamheden verricht op het kantoor in Spanbroek.
2.4
Op 24 augustus 2015 heeft tussen [betrokkene] , directeur van WES Holding B.V. tevens aandeelhouder van WES, en [verzoeker] een gesprek plaatsgevonden waarbij de spanningen hoog opliepen.
2.5
Sedert 4 september 2015 is [verzoeker] vrijgesteld van werkzaamheden.
2.6
[verzoeker] heeft (schriftelijk) geprotesteerd tegen de vrijstelling van werkzaamheden.
2.7
Bij e-mail van 9 september 2015 heeft WES onder meer het volgende geschreven:

We begrijpen je verbazing maar zijn ook wel een beetje teleurgesteld dat je e.e.a. helemaal niet hebt zien aankomen.Bij de start van WES 2.0 hebben we duidelijk aangegeven dat jouw rol in de nieuwe organisatie een wezenlijke andere is dan in het verleden. (…)’
2.8
Op 25 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en WES.
2.9
WES heeft dezelfde dag een voorstel tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst gedaan. [verzoeker] heeft dit voorstel niet aanvaard.
2.1
Op 7 oktober 2015 heeft [verzoeker] WES gedagvaard en wedertewerkstelling gevorderd. Enkele dagen later heeft WES een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Beide zaken zijn tegelijkertijd behandeld door de kantonrechter in Alkmaar op 19 oktober 2015.
2.11
Bij beschikking van 4 november 2015 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 maart 2016 en WES veroordeeld om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 31.104,- en een billijke vergoeding van € 15.000,-. De kantonrechter overweegt daartoe:
‘5.6. Desgevraagd ter zitting heeft WES niet kunnen zeggen wanneer zij een gesprek met [verzoeker] heeft gevoerd ter zake zijn functioneren. WES stelt zich op het standpunt dat uitvoerig met [verzoeker] is gesproken over zijn houding en gedrag alvorens WES werd opgericht. [verzoeker] heeft dit betwist. De kantonrechter is van oordeel dat niet gebleken is van een gesprek met [verzoeker] . Indien de werkgever van mening is dat de kwaliteit van het functioneren, waaronder ook het gedrag van een werknemer valt, ondermaats is, dient de werkgever dit duidelijk aan de werknemer kenbaar te maken en de werknemer in de gelegenheid te stellen het functioneren, middels een traject daartoe, te verbeteren. Dat WES op dit punt heeft gehandeld zoals van haar verwacht mag worden, is niet gebleken, hetgeen haar aangerekend wordt. [verzoeker] is er nimmer op gewezen dat de door WES genoemde punten dermate ernstig waren dat het niet verbeteren daarvan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou gaan leiden. Het getuigt dan ook niet van goed werkgeverschap om [verzoeker] een arbeidsovereenkomst aan te bieden en hem dan binnen vijf weken op non-actief te stellen waarbij [verzoeker] de werkplek onmiddellijk moest verlaten en waarbij [verzoeker] is afgesloten van de server van WES. [verzoeker] heeft slechts vijf weken gewerkt, waarvan twee weken op kantoor in Spanbroek. De stelling dat andere werknemers van WES niet meer met [verzoeker] willen samenwerken, heeft WES met geen enkel bewijs gestaafd. Voorts is niet gebleken dat WES inspanningen heeft verricht om de relatie te herstellen.’
2.12
Bij vonnis van 4 november 2015 zijn de vorderingen van [verzoeker] in kort geding afgewezen, vanwege gebrek aan belang.
2.13
In een e-mail van 10 november 2015 heeft WES aangegeven dat zij tot een overleg met [verzoeker] wenst te komen inzake een eventuele terugkeer van [verzoeker] bij WES.
2.14
Op 16 november 2015 heeft WES het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingetrokken.
2.15
De gemachtigde van [verzoeker] heeft op 19 november 2015 verzocht om [verzoeker] toegang tot de werkplek en bijbehorende faciliteiten zoals e-mail en toegang tot de server, te verschaffen.
2.16
Via de gemachtigde van WES is [verzoeker] uitgenodigd voor een gesprek op 26 november 2015 om 08.00 uur op de werkplek in Spanbroek. De gemachtigde van WES heeft de gemachtigde van [verzoeker] per e-mail van 23 november 2015 voor zover van belang, als volgt bericht:
‘(…)
De agenda voor de bespreking ziet er voor wat betreft cliënte als volgt:
  • Status WES per heden. Commercieel en financieel.
  • Evaluatie afgelopen periode.
  • Functievervulling voor komende periode.
  • Werkplek voor komende periode.
(…)’
2.17
[verzoeker] is zonder bericht op 26 november 2015 niet op bovenvermeld gesprek/de werkplek verschenen.
2.18
Op 27 november 2015 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
2.19
Per brief van 9 december 2015 heeft de arbodienst – naar aanleiding van telefonisch contact tussen de procesregisseur van de arbodienst en [verzoeker] - geconcludeerd dat de problematiek niet binnen de ziektewet opgelost kan worden. De Arbodienst adviseert voorts een oplossing te zoeken voor de periode tot 8 januari 2016.
2.2
In een brief van 11 december 2015 schrijft WES het volgende aan [verzoeker] :
‘(…)
Op vrijdag 17 november jongstleden heb jij je ziek gemeld bij Wind Energy Solutions W.E.S. B.V..
Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft er een telefonisch contact plaatsgevonden tussen jou en Arboned.
Tijdens het telefonisch contact is geconstateerd dat jij niet ziek bent, daarom hebben wij jou per heden hersteld verklaard en gemeld.
De arboarts heeft tevens verklaard dat jij geen medische beperkingen hebt.
Middels dit schrijven, zowel per mail als aangetekend aan jou verzonden, verzoeken wij jou om maandagochtend, 14 december aanstaande, om 8.00 uur op kantoor te Spanbroek te verschijnen voor hervatting van de werkzaamheden. (…)’
2.21
[verzoeker] is 14 december 2015 niet op het werk verschenen.
2.22
WES heeft bij brief van 15 december 2015 het volgende aan [verzoeker] geschreven:
‘(…)
In reactie op jouw bericht van 13 december berichten wij jou als volgt.
Afspraak Arboarts
Tijdens het telefoongesprek met de casemanager van Arboned heeft zij een voorstel voor bezoek aan de arboarts gedaan voor 10 december. Dit bezoek achtte jij niet noodzakelijk en heeft dus niet plaatsgevonden. Jij hebt aangegeven een andere oplossing te zoeken en voorts aangegeven niet ziek te zijn. Graag vernemen wij welke oplossing jij gevonden hebt en wat wij daarin kunnen betekenen.
Aanstaande vrijdag 18 december
In navolging van het niet ingaan op een uitnodiging van de Arbo arts, en het aangeven op dit moment geen mediation te willen, verzoeken wij jou om aanstaande vrijdag, 18 december 2015, om 8.00 uur aanwezig te zijn op kantoor in Spanbroek voor een gesprek over invulling periode tot 8 januari 2016, voortzetting en invulling werkzaamheden.
Werkweigering
Wij wijzen jou erop dat het wederom niet verschijnen op het werk en het geen gevolg geven van oproepen van de Arbo arts als werkweigering wordt gezien.
Samenvattend
Middels dit schrijven, zowel per mail als aangetekend aan jou verzonden, verzoeken wij jou om vrijdagochtend, 18 december aanstaande, om 8.00 uur op kantoor te Spanbroek te verschijnen voor overleg invulling van jouw werkzaamheden.(…)’
2.23
In een e-mail van 17 december 2015 heeft [verzoeker] het volgende geschreven:
‘Ik ben wel degelijk ziek.
Ik geef nu voor de derde keer schriftelijk, per mail, aan dat ik open sta voor een consult bij een bedrijfsarts.
Een uitnodiging voor een consult bij een bedrijfsarts heb ik niet gezien. Een arts heb ik dan ook tot heden niet gesproken.
Het was de casemanager van de arbodienst zelf, en niet ik, die telefonisch aangaf een consult bij een arts niet nodig te vinden.
Omdat ik ziek ben kan ik niet voldoen aan het verzoek om op kantoor te verschijnen.’
2.24
WES heeft in antwoord hierop per e-mail van 18 december 2015 laten weten dat zij [verzoeker] wederom ziek heeft gemeld en verzocht heeft om een afspraak met de bedrijfsarts.
2.25
[verzoeker] is 18 december 2015 niet op het werk verschenen.
2.26
Van het gesprek tussen [verzoeker] en de bedrijfsarts op 21 december 2015 is een verslag opgemaakt met daarin - voor zover van belang – het volgende:
Conclusie over de arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte
De heer [verzoeker] heeft zich arbeidsongeschikt gemeld. Hij geeft aan dat de klachten samenhangen met de werksituatie. De klachten berusten naar mijn idee niet op ziekte e/o gebrek, maar zijn een gevolg van het arbeidsconflict.
Dit betekent dat de heer [verzoeker] per morgen hersteld gemeld kan worden.
Adviezen (onder andere werkhervatting)
Ik heb begrepen dat er gesprekken zijn geweest, echter die hebben niet geleid tot een oplossing. Tevens zijn er 2 rechtszaken geweest, en staat een 3e gesprek gepland.
Ondanks dat er geen sprake is van ziekte, kan niet verwacht worden dat betrokkene, zonder overleg, gaat re-integreren. Ik adviseer eerst duidelijkheid te creëren. Indien jullie daar onder onderling niet uitkomen, adviseer ik inzet van een erkende mediator.
Wanneer u als werkgever en werknemer over dit advies geen overeenstemming bereikt, adviseer ik u het UWV om een deskundigenoordeel aan te vragen.

3.Het verzoek

3.1
[verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst met WES te ontbinden met ingang van 1 april 2016 op grond van artikel 7:671c van het Burgerlijk Wetboek (BW). [verzoeker] vordert voorts toekenning van een transitievergoeding van € 31.104,- en een billijke vergoeding van € 31.104,- bruto, met veroordeling van WES in de kosten van de procedure.
3.2
Ter onderbouwing heeft [verzoeker] het volgende naar voren gebracht. Door ernstig verwijtbaar handelen van WES is de arbeidsverhouding zodanig onherstelbaar beschadigd en verstoord dat de arbeidsovereenkomst daardoor dient te eindigen.
De kantonrechter in Alkmaar heeft bij beschikking van 4 november 2015 eerder geoordeeld over een ontbindingsverzoek tussen dezelfde partijen. Het ging daar om een ontbindingsverzoek van werkgeverszijde. In de beschikking van 4 november 2015 luidde het oordeel dat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van WES, reden waarom een billijke vergoeding toegekend is van € 15.000,-. Intrekking van het verzoek maakt niet dat WES niet heeft gehandeld zoals door de kantonrechter reeds is overwogen. Bovendien geldt dat WES zich niets heeft aangetrokken van hetgeen de kantonrechter heeft overwogen. Integendeel, WES heeft haar ernstig verwijtbare gedrag alleen nog maar versterkt en gecontinueerd.

4.Het verweer

4.1
WES verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt WES (subsidiair) om geen billijke vergoeding of transitievergoeding toe te wijzen.
Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
Er is geen reden om tot ontbinding over te gaan aangezien [verzoeker] gewoon weer aan de slag kan bij WES.
Subsidiair voert WES aan dat [verzoeker] feitelijk heeft aangegeven dat hij niet wenst mee te werken aan hervatting van zijn werkzaamheden, en ondanks diverse oproepen niet op zijn werk is verschenen en voorts niet tot mediation bereid is. [verzoeker] heeft geen medewerking verleend aan de pogingen van WES om tot een herstel van de arbeidsrelatie te komen. Dit levert verwijtbaar handelen op van [verzoeker] zodat hem bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen billijke vergoeding, noch een transitievergoeding, toekomt. Voorts stelt WES dat zij niet in staat is om de door [verzoeker] verzochte vergoedingen te voldoen. Een verplichting hiertoe zou wederom tot een faillissement leiden, met alle gevolgen voor de betrokken werknemers.

5.De beoordeling

5.1
Nu het gaat om een ontbindingsverzoek door de werknemer, is het opzegverbod bij ziekte niet van toepassing.
5.2
Artikel 7:671c lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst kan ontbinden op grond van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
5.3
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden toegewezen. Bij dat oordeel heeft meegewogen het feit dat het hier om een werknemersverzoek gaat waarbij bijzondere opzegverboden niet aan de orde zijn. Verder is van belang gelet op het (grond)recht van arbeidskeuze dat een verzoek door de werknemer in beginsel gehonoreerd dient te worden. Alhoewel WES aangegeven heeft dat er wat haar betreft geen noodzaak is tot beëindiging van het dienstverband, is de kantonrechter ter zitting voldoende gebleken dat de verhoudingen tussen partijen dusdanig verstoord zijn geraakt dat van [verzoeker] niet langer gevergd kan worden de arbeidsrelatie voort te zetten. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per 1 april 2016.
5.4
Vervolgens is aan de orde of in deze zaak aanleiding is voor toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding zoals [verzoeker] verzoekt. Ingevolge artikel 7:673 lid 1 sub b onder 2 BW is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever op verzoek van de werknemer is ontbonden. Ingevolge artikel 7:671c lid 2 sub b BW kan de kantonrechter aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
5.5
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.6
In deze zaak is sprake van de situatie waarin de werknemer na eerdere intrekking door de werkgever, een eigen verzoek indient tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. De toets is dan of de werkgever na het intrekken van zijn verzoek tot ontbinding, een substantiële en geloofwaardige poging heeft gedaan om de werknemer opnieuw een zinvolle kans te bieden. Aan de aldus op de werkgever rustende verplichting om de arbeidsrelatie te normaliseren, dienen hoge eisen te worden gesteld.
5.7
Uitgangspunt is dat de kantonrechter te Alkmaar bij beschikking van 4 november 2015 heeft geoordeeld over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de zijde van WES en over alle door partijen in het kader van dat verzoek aangedragen feiten en omstandigheden en dat zij –kort weergegeven- de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden met ingang van 1 maart 2016 en WES veroordeeld heeft om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 31.104,- en een billijke vergoeding van € 15.000,-.
5.8
De kantonrechter is van oordeel dat WES onvoldoende inspanningen heeft verricht om het vertrouwen te herstellen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.9
WES heeft aan [verzoeker] geen uitleg gegeven over de redenen waarom zij is overgegaan tot het intrekken van het ontbindingsverzoek. Noch heeft WES tegenover [verzoeker] kenbaar gemaakt dat zij inzag dat zij fouten had gemaakt in de aanloop naar het door haar ingediende ontbindingsverzoek. Dat klemt temeer aangezien WES [verzoeker] ernstige verwijten gemaakt heeft en die verwijten op de mondelinge behandeling van het eerdere ontbindingsverzoek, zo is niet weersproken, flink heeft aangezet en uitgebreid.
5.1
Daarnaast is als onweersproken komen vast te staan dat WES [verzoeker] , ook nadat hij daarom heeft verzocht, niet in staat heeft gesteld zijn werkzaamheden te hervatten. Ook met dit handelen heeft WES naar het oordeel van de kantonrechter niet bijgedragen aan een oplossing.
5.11
Weliswaar heeft WES [verzoeker] uitgenodigd om op gesprek te komen op 26 november 2015, echter gezien de hiervoor geschetste gang van zaken zag [verzoeker] geen heil in die bespreking, die hij zou moeten voeren met de twee bestuurders van WES die dergelijke ongefundeerde ernstige kritiek hadden geuit. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter begrijpelijk. Daarbij komt dat uit de aan [verzoeker] voor die bespreking toegezonden agenda blijkt dat WES voornemens was de invulling van de functie van [verzoeker] te bespreken, hetgeen bij [verzoeker] terecht de vrees heeft kunnen opwekken dat hij niet in zijn oude functie van Managing Director zou kunnen terugkeren.
5.12
Tevens weegt mee dat de door WES aangeboden mediation om te komen tot een normalisering van de arbeidsverhouding niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Ter zitting is vast komen te staan dat het voorstel van WES niet inhield dat een professioneel mediator ingeschakeld zou worden, maar een wederzijdse vriend van een van de bestuursleden WES en [verzoeker] . De kantonrechter is van oordeel dat het voorstel van WES aldus bezwaarlijk als een serieus aanbod tot mediation gezien kan worden. Dit klemt temeer omdat ook de bedrijfsarts mediation door een erkend mediator geadviseerd heeft voor het geval partijen er onderling niet uit zouden komen.
5.13
De kantonrechter betrekt bij het voorgaande tevens dat de toon van de e-mails en brieven die WES aan [verzoeker] richtte niet verzoenlijk was, integendeel WES zette de zaak eerder op scherp door te stellen dat [verzoeker] zich schuldig maakt aan werkweigering indien hij niet op het werk zou verschijnen.
5.14
De conclusie is dat de inspanningen die WES verricht heeft om de verhoudingen te normaliseren, niet voldoen aan de hoge eisen die daaraan gesteld moeten worden. Alles overziend komt een beeld naar voren van een werkgever die niet, althans onvoldoende, inziet dat gelet op alles wat gebeurd is, er tijd en moeite nodig is om de relatie te herstellen en dat daar wellicht een externe mediator voor nodig is.
5.15
Gelet op het voorgaande is de situatie niet fundamenteel gewijzigd ten opzichte van de situatie die heeft geleid tot de ontbindingsbeschikking van 4 november 2015. Dit betekent dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van WES. Aangezien dit handelen of nalaten heeft geleid tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is een transitievergoeding en een billijke vergoeding verschuldigd.
5.16
Uit het voorgaande vloeit voort dat de transitievergoeding zal worden toegewezen als verzocht (€ 34.104,- bruto), nu de hoogte daarvan niet in geschil is tussen partijen.
5.17
Waar het gaat om de hoogte van de gevorderde billijke vergoeding leidt het voorgaande er toe, nu er geen sprake is van een fundamenteel gewijzigde situatie, dat er geen plaats is voor bijstelling van de (in de beschikking van 4 november 2015 toegekende) vergoeding. Weliswaar is hiervoor vastgesteld dat de inspanningen van de werkgever na het intrekken van het verzoek tot ontbinding niet aan de daaraan te stellen eisen voldoen, doch naar het oordeel van de kantonrechter had ook van [verzoeker] , gelet op de functie die hij bekleedde, enig initiatief tot herstel mogen worden verwacht. [verzoeker] heeft ter zitting echter aangegeven dat hij in feite geen mogelijkheid meer zag tot herstel van de relatie, ook niet als de werkgever de juiste stappen had gezet. Deze houding is gezien al het voorgaande niet ernstig verwijtbaar, zoals de werkgever betoogt, doch maakt wel dat de kantonrechter geen aanleiding ziet tot het toekennen van een hogere billijke vergoeding dan eerder al werd toegekend.
5.18
Daarbij komt dat [verzoeker] niet heeft onderbouwd waarom in onderhavige zaak de hoogte van de billijke vergoeding op € 34.104,- gesteld zou moeten worden. De kantonrechter zal daarom de billijke vergoeding vaststellen op € 15.000,- bruto.
5.15.
Nu aan de ontbinding een lagere vergoeding wordt verbonden dan verzocht, zal [verzoeker] gelet op artikel 7:686a lid 7 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
5.16.
De proceskosten komen voor rekening van WES omdat zij ongelijk krijgt. Indien [verzoeker] het verzoek intrekt, zal hij de proceskosten van WES moeten betalen. De proceskosten van WES zullen in dat geval worden vastgesteld op een bedrag van € 400,- voor salaris van de gemachtigde van WES.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [verzoeker] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met
5 februari 2016.
Voor het geval [verzoeker] het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
6.2
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2016;
6.3
veroordeelt WES om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 31.104,- bruto;
6.4
veroordeelt WES om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 15.000,- bruto;
6.5
veroordeelt WES tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 478,-, te weten:
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 400,00 ;
6.6
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Voor het geval [verzoeker] het verzoek binnen die termijn intrekt:
6.7
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van WES tot en met vandaag vaststelt op € 400,00, te weten:
salaris gemachtigde € 400,00;
6.8
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.E. Merkus, kantonrechter en op 22 januari 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter