Zekerheden en verklaringen
- Krediethypotheek ad EUR 440.000, in hoofdsom, te vermeerderen met 40% voor rente en kosten, op elk van de onroerende zaken te (…), één en ander nader omschreven in de hypotheekakte.
- Hoofdelijke mede-aansprakelijkheid van de heer [eiser] , gesecureerd door een krediethypotheek 4e in rang, groot EUR 150.000,=, op de onroerende zaak te (…).
De onroerende zaak mag niet anders belast zijn dan met een krediethypotheek 1e, resp. 2e en 3e in rang, groot EUR 186.049,88, resp. EUR 22.689,01 en resp. EUR 50.000,=, ten behoeve van ABN AMRO.
- Hoofdelijke mede-aansprakelijkheid van de heer [naam 1] , gesecureerd door een krediethypotheek 2e in rang, groot EUR 150.000,= op de onroerende zaak te (…).
De onroerende zaak mag niet anders belast zijn dan met een krediethypotheek 1e in rang, groot EUR 113.445,05, ten behoeve van ABN AMRO.
- Hoofdelijke mede-aansprakelijkheid van [holding 2]
- Hoofdelijke mede-van [holding 1]
- Pandrecht bedrijfsinventaris.
- Pandrecht rechten uit gesloten en te sluiten overeenkomsten van aanneming van werk. (nieuw) (…).
- Achterstelling jegens ABN AMRO van de vordering op [B.V. 1] , ad EUR 50.000,=, van de heer [eiser] , blijkens akte van geldlening d.d. 14.08.2002.
- Achterstelling jegens ABN AMRO van de vordering op [B.V. 1] ., ad EUR 50.000,=, van [holding 2] , blijkens akte van geldlening d.d. 10.02.2003.
- Op grond van artikel 18 van de Algemene Voorwaarden van ABN AMRO strekken alle zaken, waardepapieren en effecten die ABN AMRO of een derde voor haar uit welken hoofde ook van of voor de Kredietnemer onder zich heeft of krijgt, alle aandelen in verzameldepots als bedoeld in de Wet giraal effectenverkeer die zij onder haar beheer heeft of krijgt, en alle bestaande en toekomstige vorderingen van de Kredietnemer op ABN AMRO uit welken hoofde ook ABN AMRO tot pand voor al hetgeen zij uit welken hoofde ook van de Kredietnemer te vorderen heeft of zal hebben. ABN AMRO aanvaardt hierbij dit pandrecht. “
6. Volgens de aangiften vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) van [B.V. 1] bedroeg het saldo van de door eiser en [naam 1] aan [B.V. 1] verstrekte leningen (zowel commercieel als fiscaal) in de navolgende jaren:
Jaar 1 januari 31 december
2002 € 0 € 100.000
2003 € 100.000 € 100.000
2004 € 100.000 € 100.000
2005 € 100.000 € 1.488
2006 € 1.488 € 0
2007 € 0 € 0
2008 € 0 € 0
2009 € 0 € 0
7. Voor [holding 3] is in 2004 faillissement aangevraagd. Het faillissement is in 2006 beëindigd wegens gebrek aan baten. [holding 3] is de enige dochtermaatschappij van [B.V. 1] .
8. Eiser heeft tot het belastingjaar 2009 nooit een vordering op [B.V. 1] in zijn aangiftes ib/pvv aangegeven.
9. In de aangifte ib/pvv 2009 heeft eiser een afwaardering van € 50.000 op een vordering op [B.V. 1] in aanmerking genomen als negatief inkomen in verband met terbeschikkingstelling van gelden aan een verbonden vennootschap.
10. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag ib/pvv 2009 de afwaardering van € 50.000 niet geaccepteerd en heeft de aanslag als volgt vastgesteld:
aangegeven inkomen box 1 voor persoonsgebonden aftrek € 19.189
bij: correctie TBS € 50.000
af: persoonsgebonden aftrek
€ 2.622
vastgesteld belastbaar inkomen box 1 € 66.567
vastgesteld belastbaar inkomen box 3 € 1.195