ECLI:NL:RBNHO:2016:5349

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
15/800074-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vrijheidsberoving met geweld en bedreiging

Op 14 februari 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van vrijheidsberoving. De zaak betreft een incident waarbij het slachtoffer, [slachtoffer 1], onder dwang is meegenomen door de verdachte en medeverdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft beroofd van zijn vrijheid met het doel om anderen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], te dwingen tot betaling van een geldbedrag. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer gedwongen in een auto te blijven, hem met geweld bedreigd en zijn persoonlijke bezittingen afgenomen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij het delict bewezen verklaard, waarbij de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten cruciaal was voor de bewezenverklaring van het medeplegen van gijzeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800074-16 (P)
Uitspraakdatum: 14 juni 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2016 in de zaak tegen:
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum 1]
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F. van Geuns, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks 14 februari 2016 tot en met 15 februari 2016 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans een of meer anderen, te dwingen iets te doen of niet te doen (te weten het betalen van een geldbedrag), immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] gedwongen in een auto plaats te nemen en/of
- die [slachtoffer 1] verhinderd die auto te verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] een of meermalen vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] een of meermalen (met kracht) in het gezicht geslagen en/of (al dan niet dreigend) een mes voorgehouden en/of getoond en/of
- die [slachtoffer 1] toegevoegd dat hij moest blijven zitten en zijn mond moest houden en/of - van die [slachtoffer 1] de telefoon en het rijbewijs afgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen zijn riem af te doen en/of
- die [slachtoffer 1] met een riem aan de handen vastgebonden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij hem zouden steken of neerschieten en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen mee te rijden in een of meer auto's en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen in een cafe en/of een woning te verblijven en/of
- contact opgenomen met voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] laten weten (al dan niet via [slachtoffer 1] ) dat een
geldbedrag (van 9.000 of 12.000 Euro) betaald moest worden;
Subsidiair
hij in of omstreeks 14 februari 2016 tot en met 15 februari 2016 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, A. opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden (artikel 282 Sr), en/of B. heeft behandeld ter uitvoering van het voornemen om door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van enig goed (een geldbedrag) dat geheel of ten dele aan deze [slachtoffer 1] of aan [slachtoffer 2] of aan [slachtoffer 3] toebehoort, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, terwijl dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (artikel 317 jo. 45 Sr), immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] gedwongen in een auto plaats te nemen en/of
- die [slachtoffer 1] verhinderd die auto te verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] een of meermalen vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] een of meermalen (met kracht) in het gezicht geslagen en/of (al dan niet dreigend) een mes voorgehouden en/of getoond en/of
- die [slachtoffer 1] toegevoegd dat hij moest blijven zitten en zijn mond moest houden en/of
- van die [slachtoffer 1] de telefoon en het rijbewijs afgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen zijn riem af te doen en/of
- die [slachtoffer 1] met een riem aan de handen vastgebonden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij hem zouden steken of neerschieten en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen mee te rijden in een of meer auto's en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen in een café en/of een woning te verblijven en/of
- contact opgenomen met [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen contact op te nemen met die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] laten weten (al dan niet via [slachtoffer 1] ) dat een geldbedrag (van 9.000 en/of 12.000 Euro) betaald moest worden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit en heeft daartoe aangevoerd dat de vermeende gijzeling niets meer of minder is dan een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waaraan geen enkele voorbereiding of coördinatie ten grondslag heeft gelegen. Verdachte betwist dan ook dat het ten last gelegde feit tezamen en in vereniging is gepleegd. Verdachte heeft geen geweld gebruikt of dreigementen geuit.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 14 februari 2016 om 23.06 uur belt [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ) met de meldkamer van de politie Noord Holland en geeft aan dat een vriend van hem onder dwang is meegenomen. De politie vraagt hem om een verklaring te komen afleggen op het buro. [2]
[slachtoffer 2] verklaart dan dat hij en [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3] ) een zakelijk conflict hebben met [verdachte 1] ) uit Arnhem. [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] ) zou hierin bemiddelen. Op 14 februari 2016 spreekt [slachtoffer 1] met [verdachte 1] af om het conflict uit te praten. Eerder heeft [verdachte 1] al tegen [slachtoffer 2] gezegd dat dit de deadline was, anders zou hij een incasso laten doen door “yugo’s” op hen af te sturen of geld op hun hoofd te zetten.
Tussen 20.00 en 21.00 uur die dag ontmoet [slachtoffer 1] [verdachte 1] bij de Vomar in Langedijk. Rond 20.30 uur belt [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] met zijn eigen telefoonnummer [telefoonnummer] met de mededeling dat er problemen zijn en dat hij geld moet brengen. Op dat moment klinkt [slachtoffer 1] angstig. Vervolgens wordt de telefoon van [slachtoffer 1] afgepakt en iemand zegt tegen hem: “We hebben je vriend in de auto gegooid en we laten hem pas vrij als er geld komt”. Vervolgens neemt [slachtoffer 2] contact op met [slachtoffer 3] en beiden trachten, zonder succes, [slachtoffer 1] te bellen.
Omstreeks 22.07 uur wordt [slachtoffer 2] gebeld door het nummer [telefoonnummer] ), welk telefoonnummer volgens hem van [verdachte 1] is. [slachtoffer 1] komt aan de lijn en zegt dat hij geld moet regelen, omdat hij anders in de problemen komt.
Omstreeks 22.56 uur krijgt hij een sms van telefoonnummer [telefoonnummer] met de tekst: “Alleen SMS 12K Arnhem jij en [slachtoffer 3] ”. Na dit bericht belt [slachtoffer 2] de politie. Op het moment dat [slachtoffer 2] bij de politie wordt verhoord, wordt hij gebeld door [slachtoffer 1] met telefoonnummer [telefoonnummer] ). [slachtoffer 2] geeft aan dat hij nog “twee K” tekort komt.
[verdachte 1] rijdt in een Mercedes, zilvergrijs van kleur met kenteken [kenteken] . [3]
[slachtoffer 3] bevestigt dat hij en [slachtoffer 2] sinds anderhalve week een zakelijk conflict hebben met [verdachte 1] . Het bedrag is 12.000,- euro geworden. [4]
Naar aanleiding van de verklaring van [slachtoffer 2] wordt door de politie een observatie- en arrestatieteam ingezet en een drietal spoedtaps in werking gesteld op de telefoonlijnen [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] ) [slachtoffer 2] maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer] ). Tijdens de telefonische contacten wordt gesproken met [slachtoffer 1] [telefoonnummer] en met één van de gijzelnemers [telefoonnummer] :
Op 15 februari 2016 om 02.16 uur belt [telefoonnummer] naar [slachtoffer 2] [telefoonnummer] en gebruikt de beller de volgende zinnen:
“Als je gewoon komt brengen, is niks aan de hand is je vriend komt gelijk vrij hoor.”
en
“ik geef 1000 garantie want ik praat. Baas praat. Ik geef je 1000 procent garantie. Als die geld is er gebeurd niks. Vraag aan je vriend, ik heb hem ook zo gezegd, als jullie betalen, gebeurd helemaal niks, want dan krijgt iedereen (onverstaanbaar) thuis, iedereen is blij.”
In een volgend gesprek, op 15 februari 2016 te 02.42 uur, neemt het slachtoffer [slachtoffer 1] met nummer [telefoonnummer] contact op met [slachtoffer 2] [telefoonnummer] en zegt dan:
“Broer je moet het vertrouwen als je mij nog terug wilt zien moet je gewoon komen. Ze gaan jullie ook niks doen. Je moet dat geld gewoon geven ouwe.”
“Broer, luister het is gewoon zo, kom met dat geld, geef dat geld en neem mij weer mee. Zo simpel is het. Je hebt hun woord dat ze jullie niks aandoen.”
en op de vraag of hij veilig is:
“Ja nu nog wel jongen veilig maar als je nog heel [medeverdachte 2] gaat doen niet meer.”
“ [adres 2] moet je komen.” [5] .
Op 15 februari 2016 om 03.21 uur ziet het observatieteam de Mercedes met het kenteken [kenteken] , ter hoogte van huisnummer 29 op de [adres 2] te Arnhem . In de auto zitten 2 personen. De bestuurder wordt aan de hand van een ter beschikking gestelde foto herkend als [verdachte 1] (hierna te noemen: [verdachte 1] ). Omstreeks 05.00 uur wordt de auto aangetroffen voor de woning aan de [adres 1] , het woonadres van [verdachte 1] . [6]
Om 10.18 uur, zegt [slachtoffer 1] [telefoonnummer] die dan gebeld wordt door [slachtoffer 3] [telefoonnummer] onder
andere:
“Kom nu, [slachtoffer 3] , even serieus, ik ken je zo lang en je laat mij gewoon stikken, serieus, ik zeg je elke seconde doet er toe en je laat mij gewoon stikken.
“waarheen moet je komen, gewoon, kom naar Arnhem toe en als je de stad in rijdt dan moet je effe doorgeven dat je er bent en dan krijg je een locatie toegestuurd. Als je echt zo bang bent dat er iets gebeurd dan leg je dat geld in hun auto alleen en dan loop je daarna door en dan laten hun mij daarna vrij en komen jullie mij daarna ophalen.”
“oh, op die fiets. 0k kom gewoon zo snel mogelijk hierheen en laten we het afhandelen ik wil naar huis toe man.”
In een volgend gesprek met [slachtoffer 3] [telefoonnummer] , om 11.39 uur, zegt [slachtoffer 1] [telefoonnummer] :
“Jullie zijn bang voor je eigen leven, is dat echt het antwoord wat je daar op terug gaat geven dus jij vind jullie leven belangrijker dan mij.”
“Ik ben er bij, gelijk oversteken, dat gaan we zo overleggen met die jongens, dat zal waarschijnlijk wel mogen.” [7]
Met de gecombineerde inzet van het onderzoek telecommunicatie, OT, Imsi catcher en AT wordt vastgesteld dat het slachtoffer zich met een of meerdere verdachten moet bevinden in voormelde woning aan de [adres 1] . Op 15 februari 2016 omstreeks 12.37 uur ziet het observatieteam drie onbekenden mannen, [slachtoffer 1] en [verdachte 1] uit de woning komen. [slachtoffer 1] en twee personen stappen in de Opel met kenteken [kenteken] en [verdachte 1] en een onbekende man stappen in de Mercedes met kenteken [kenteken] . [8]
Op 15 februari 2016 wordt de Opel met kenteken [kenteken] staande gehouden. In de auto bevinden zich [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden aangehouden. [9] [verdachte 1] wordt eveneens aangehouden. Hij bevindt zich op dat moment in de Mercedes met kentekenen [kenteken] . [10]
Bij zijn fouillering wordt bij [verdachte 1] een GSM-toestel van het merk Alcatel One Touch aangetroffen. Het is zeer waarschijnlijk dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in de GSM, de Alcatel One Touch heeft gezeten. Dit telefoonnummer heeft contact gehad met [telefoonnummer] [11] .
Op 15 februari 2016 doet [slachtoffer 1] aangifte van opzettelijke vrijheidsberoving. Ongeveer anderhalve week geleden sprak hij met [verdachte 1] , die hij kent als [verdachte 1] , over een financieel probleem met [slachtoffer 2] . [verdachte 1] belde hem op zijn mobiele nummer [telefoonnummer] ). [slachtoffer 2] zou geld van [verdachte 1] hebben gestolen en het zou om 9.000 euro gaan. [verdachte 1] wilde dat hij ging bemiddelen. Via de telefoon heeft hij een afspraak gemaakt, waarna [verdachte 1] een locatie doorgaf. Dit was in Noord-Scharwoude.
Op 14 februari 2016 omstreeks 20.00 uur ziet hij [verdachte 1] ’s auto, een oldtimer Mercedes Benz E- klasse aan komen rijden. [verdachte 1] stopt bij hem. [verdachte 1] is alleen in de auto en hij stapt aan de passagierszijde in. Zij spreken over het geld dat [slachtoffer 2] zou hebben gestolen. Dan komt er iemand op de achterbank zitten. Deze man vraagt hem hoe zij dit allemaal op gaan lossen. Daarop belt [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] , maar [slachtoffer 2] komt niet opdagen. Hij ziet dat er nog twee mannen in de auto komen. [12] [slachtoffer 1] identificeert deze mannen als [medeverdachte 2] (foto 3), [medeverdachte 1] (foto 1) en een donkere man, een Antilliaan. [13] [medeverdachte 2] stapt uit en loopt naar de andere auto, een grijze Opel Astra. De sfeer slaat om. Als [slachtoffer 1] wil uitstappen, wordt hij door de mannen achter in de auto bij zijn jas vastgepakt. Hij moet blijven zitten en zijn mond houden. Als [slachtoffer 1] vervolgens [medeverdachte 2] op zich af ziet rennen, meent hij dat hij geen kans had om weg te komen. Hij geeft het woonadres van [slachtoffer 2] in Heerhugowaard door, waarna ze met de auto richting het opgegeven adres rijden. Hij zit met [verdachte 1] , de Antilliaan en [medeverdachte 1] in de Mercedes. [medeverdachte 2] rijdt achter hen aan in de Opel. De Mercedes stopt en op dat moment komt [medeverdachte 2] weer naar hen toe. Het raam aan de passagierskant is omlaag en [medeverdachte 2] geeft hem met zijn vuist een klap op zijn neus. Hij krijgt een bloedneus en een dikke lip. Hij moet zijn mobiele telefoon en zijn rijbewijs aan [medeverdachte 2] afgeven, waarna ze in de richting van Arnhem rijden. Hij ziet dat [medeverdachte 2] weer achter hen aanrijdt. In het centrum van Arnhem wordt bij een café gestopt. In de steeg moet hij zijn riem afdoen. [medeverdachte 2] bindt met die riem zijn polsen aan elkaar. Voordat ze een café binnengaan, worden zijn handen losgemaakt. [medeverdachte 2] draagt hem op dat hij in het café naar beneden moet kijken en met niemand contact mag maken.
Inmiddels is er weer contact met [slachtoffer 2] . Als hij weer buiten komt, staan [verdachte 1] en de Antilliaan daar. [slachtoffer 2] wil geld komen brengen, maar wil hem eerst aan de lijn. Hij krijgt een prepaid van één van de mannen en hoort [slachtoffer 2] aan de andere kant van de lijn. Hij zegt dat de mannen hun geduld beginnen te verliezen als hij wegblijft. Hij geeft het door één van de mannen gegeven adres door: de [adres 2] . Met twee auto’s rijden ze naar de [adres 2] . Hij zit nu in de grijze Opel. Hij hoort dreigementen over kogels en steken. Tot een uur of drie zijn zij nabij de [adres 2] . Omdat niemand verschijnt, rijden ze naar een huis. Het is een appartement op de eerste etage met een steile trap omhoog. [verdachte 1] gaat op bed slapen en [medeverdachte 1] gaat op de bank liggen. [slachtoffer 1] moet ook gaan slapen. Hij ziet een hangslot aan de voordeur hangen, maar durft één van de sleutels van de sleutelbos die hij aantreft, niet uit te proberen.
Omstreeks tien uur die morgen mag hij [slachtoffer 2] weer bellen. Hij vraagt aan [slachtoffer 2] waarom zij niet waren gekomen, omdat zijn leven in gevaar is. Hij vraagt of het geld er nu wel is en krijgt te horen dat ze met tien of twaalfduizend euro komen. Vervolgens maakt hij een afspraak bij het Gelredome. Hij loopt met [verdachte 1] naar beneden. [medeverdachte 2] pakt hem bij zijn jas en zegt hem dat hij met hem mee moet. Hij stapt samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de Opel. [verdachte 1] rijdt in de Mercedes naar het Gelredome.
[slachtoffer 1] heeft een mes bij één van de mannen gezien. Onderweg van het café naar de woning heeft [medeverdachte 2] een mes uit zijn binnenzak gepakt en weer teruggedaan.
Tegen [slachtoffer 1] is gezegd dat zij wisten waar hij woonde en dat zij zijn familie iets aan zouden doen. Hij is bang dat zij nu represailles gaan nemen. [14]
[slachtoffer 1] heeft die avond en nacht met meerdere prepaid telefoons heeft gebeld. De nummers weet hij niet omdat hij de telefoons kreeg van [verdachte 1] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] , en van een andere donkere jongen. Hij vond dat er een serieuze dreiging uitging van deze mannen en daarom heeft hij geen pogingen meer gedaan om weg te komen. Er is hem gezegd dat zij hem pas zouden vrijlaten als er betaald zou zijn. Op andere momenten is hem gezegd dat ze hem zouden overdragen aan vier andere mannen: Joegoslaven en Albanezen. [15]
Volgens [medeverdachte 2] ging het om gestolen geld van [verdachte 1] . Als het geld betaald zou worden, zou iedereen van [verdachte 1] wat krijgen. [medeverdachte 2] heeft zijn vriend [medeverdachte 1] gevraagd om rugdekking te geven, zodat ze samen tijdig weg kunnen komen als er iets zou gebeuren. Op het moment dat [medeverdachte 2] in Broek op Langedijk aankomt, is [verdachte 1] al aanwezig en zitten [verdachte 1] en [slachtoffer 1] in de Mercedes. [medeverdachte 1] is achter in de auto van [verdachte 1] gaan zitten “om [verdachte 1] te beschermen”.
Omdat [medeverdachte 2] vindt dat [verdachte 1] aan het lijntje gehouden wordt, slaat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] door het geopende raam van de auto in diens gezicht en pakt de telefoon en het rijbewijs van [slachtoffer 1] af. [medeverdachte 2] geeft [verdachte 1] twee mannen mee voor zijn veiligheid. In totaal zijn ze met vier man. Samen met [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] is [medeverdachte 2] in Arnhem een café ingegaan. [medeverdachte 2] heeft de handen van [slachtoffer 1] met een broekriem vastgebonden. [verdachte 1] is later gekomen met de vierde persoon.
Ze zijn naar het huis van [verdachte 1] aan de [adres 1] gereden. [slachtoffer 1] , [verdachte 1] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn de woning ingegaan. De volgende dag is [medeverdachte 2] gebeld door [verdachte 1] met de mededeling dat hij contact heeft gehad met de vrienden van [slachtoffer 1] en zij met het geld naar het Gelredome zouden komen. [verdachte 1] is zijn vriend en hij kon wel centjes gebruiken. Zij wilden laten zien dat [verdachte 1] niet alleen was. De twee anderen zaten bij [medeverdachte 2] in de auto op de heenweg. Er werd gebruik gemaakt van een prepaid telefoon. Op 14 februari 2016 tussen 22.00 en 23.00 uur heeft [medeverdachte 2] een telefoon aangeschaft zodat zijn eigen telefoon niet belast zou worden. Dit zou het nummer [telefoonnummer] kunnen zijn dat op 15 februari 2016 om 22.37 uur door de medewerkers van de internetzaak geactiveerd. [16]
[medeverdachte 1] verklaart dat [medeverdachte 2] hem op 14 februari 2016 vraagt om mee te gaan. Samen gaan ze naar [verdachte 1] . Bij [verdachte 1] is nog een andere jongen die hij als volgt omschrijft: Antilliaans, ongeveer 30 jaar oud, donker haar, lang met krullen. [medeverdachte 2] praat dan met [verdachte 1] en op enig moment zijn [medeverdachte 2] en hij in de auto gestapt en richting Alkmaar gereden. Onderweg vertelt [medeverdachte 2] hem dat ze naar een jongen gaan waar ze € 9000,00 moeten halen omdat de jongen dat heeft gestolen van [verdachte 1] . Op het moment dat ze daar aankomen, is [verdachte 1] al ter plaatse. Hij rijdt in een oud type Mercedes. [verdachte 1] zit achter het stuur en naast hem op de passagiersstoel zit een jongen, die hij herkent op foto 5 [slachtoffer 1] ). Dat is de jongen die later door hen is meegenomen. De Antilliaanse jongen zat achterin de auto. Ze zijn dus met twee auto’s en in totaal met vier personen naar Alkmaar gereden.
Op het moment dat [slachtoffer 1] uit de auto wil gaan, ziet [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] naast de auto staan. [medeverdachte 2] geeft [slachtoffer 1] een vuistslag in zijn gezicht. Hij ziet dat [slachtoffer 1] een bloedende lip heeft. Van [verdachte 1] krijgt hij een doekje om het bloeden te stelpen. Daarop zijn ze naar Arnhem gereden. [medeverdachte 2] rijdt alleen terug in zijn auto, de Opel. [verdachte 1] heeft gezegd dat ze [slachtoffer 1] bij hen moeten houden totdat hij contact heeft gehad met diegene die aan hem euro 9.000,00 moet betalen. Omdat er niemand op de Spijkerstraat verschijnt, rijden ze naar de woning van [verdachte 1] .
[verdachte 1] , [medeverdachte 2] , de Antilliaanse jongen, [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] zijn de woning binnengaan, waarna ze zijn gaan slapen. De deur was afgesloten met een hangslot dat bevestigd was aan twee ogen die in het hout zijn geschroefd. [medeverdachte 1] ziet dat [slachtoffer 1] bang is en zich niet op zijn gemak voelt. [verdachte 1] heeft af en toe iemand aan de telefoon, waarschijnlijk de jongen die het geld heeft gestolen.
[medeverdachte 1] heeft op [slachtoffer 1] gepast. Onderweg naar Alkmaar belooft [medeverdachte 2] dat hij enkele honderdjes zal verdienen voor zijn hulp. [medeverdachte 1] heeft een mes bij zich dat uit de auto van [medeverdachte 2] komt op het moment dat ze naar Alkmaar rijden. [medeverdachte 1] heeft het mes bij zich gestoken omdat hij dacht dat het verkeerd kon gaan lopen. Op het moment dat [slachtoffer 1] uit de auto wil vluchten roept [slachtoffer 1] meermalen: “help” en “laat me gaan”. [slachtoffer 1] is vastgepakt door de Antilliaanse jongen en [medeverdachte 1] heeft het mes in zijn richting gedaan en hem gezegd: “ga nu gewoon zitten, dan gebeurt er niets”. [verdachte 1] was de baas en [verdachte 1] heeft [medeverdachte 2] gevraagd om mee te gaan. [17] ’s Nachts in zijn woning zei [verdachte 1] dat [medeverdachte 1] wakker moest blijven zodat [slachtoffer 1] niet weg kon gaan. [18]
Op 16 februari 2016 verklaart [verdachte 1] tegenover de politie dat zijn roepnaam [verdachte 1] is. Hij zegt dat het om een bedrag gaat dat hij van [slachtoffer 2] krijgt. Hij heeft een bedrag geleend aan [slachtoffer 2] en dat zou hij terugkrijgen. Het gaat om 9 á 12 (de rechtbank begrijpt: negen à twaalf duizend euro). [slachtoffer 1] is bij hem in de auto gestapt en met hem meegegaan naar Arnhem om de kwestie daar verder te bespreken [19] .
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard [20] dat op 14 februari 2015 met [medeverdachte 2] heeft gesproken. Op het moment dat [slachtoffer 1] in de auto stapt, wist verdachte dat [medeverdachte 2] onderweg was. Vervolgens komt [medeverdachte 2] en stappen twee personen, [medeverdachte 1] en de Antilliaan, bij hem achter in de auto. Er is een hoop geschreeuw; ook over een telefoon. Hij ziet bij [slachtoffer 1] een bloedneus.
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , de Antilliaanse jongen en [slachtoffer 1] zijn naar zijn, verdachte’s, huis gegaan. [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] en verdachte hebben daar geslapen. De contacten met [slachtoffer 2] werden onderhouden door de personen uit de groep. Verdachte heeft [slachtoffer 1] zijn telefoon gegeven om te bellen. Het ging om € 9.000,00.
3.4.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
In verband met een zakelijk conflict met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn verdachte en zijn mededaders ter incasso van een geldbedrag gezamenlijk naar Noord-Scharwoude gereden. Indien het geldbedrag betaald zou worden, zou ieder van de mededaders een deel van het geldbedrag als vergoeding voor verrichte hulp krijgen. Op het moment dat duidelijk werd dat er niet betaald zou worden, hebben [medeverdachte 1] en de Antilliaanse man [slachtoffer 1] tegengehouden om de auto van verdachte te verlaten. Op enig moment heeft [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] een vuistslag in zijn gezicht gegeven en heeft hij de telefoon en het rijbewijs van [slachtoffer 1] afgepakt. Vervolgens zijn verdachte en zijn mededaders met [slachtoffer 1] naar Arnhem gereden. [slachtoffer 1] is toen overgedragen aan [medeverdachte 2] waarna [medeverdachte 2] de handen van [slachtoffer 1] heeft geboeid en vervolgens samen met [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] een café is ingegaan. In het café moest [slachtoffer 1] van [medeverdachte 2] naar beneden kijken en geen contact maken met anderen. Intussen was verdachte met een medeverdachte in zijn auto nabij de [adres 2] in Arnhem in afwachting van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en het geld. Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachten naar het huis van verdachte gereden. In het huis van verdachte heeft [medeverdachte 1] in opdracht van verdachte moeten toezien dat [slachtoffer 1] zou blijven. Verdachte en zijn medeverdachten hebben op verschillende momenten met verschillende prepaid telefoontoestellen contact gehad met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] over het overhandigen van het geldbedrag.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de gijzeling van [slachtoffer 1] . De gepleegde handelingen van verdachte en de medeverdachten - het geweld en het afpakken van persoonlijke bezittingen van het slachtoffer wat gebeurde onder toeziend oog van verdachte, het meenemen van [slachtoffer 1] naar Arnhem in de auto van verdachte, en aldaar overdragen aan [medeverdachte 2] die [slachtoffer 1] vervolgens enige tijd met een broekriem boeide, het meenemen van [slachtoffer 1] naar de woning van verdachte, vormen allen handelingen ten dienste van bedoelde gijzeling en kunnen niet als op zichzelf staande misdrijven worden beschouwd. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen van gijzeling derhalve bewezen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij omstreeks 14 februari 2016 tot en met 15 februari 2016 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk anderen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een geldbedrag, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] verhinderd die auto te verlaten en
- die [slachtoffer 1] meermalen vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] eenmaal met kracht in het gezicht geslagen en een mes voorgehouden en
- die [slachtoffer 1] toegevoegd dat hij moest blijven zitten en zijn mond moest houden en
- van die [slachtoffer 1] de telefoon en het rijbewijs afgepakt en
- die [slachtoffer 1] gedwongen zijn riem af te doen en
- die [slachtoffer 1] met een riem aan de handen vastgebonden en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij hem zouden steken of neerschieten en
- die [slachtoffer 1] gedwongen mee te rijden in een of meer auto's en
- die [slachtoffer 1] gedwongen in een cafe en een woning te verblijven en
- contact opgenomen met voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 1] gedwongen contact op te nemen met voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] laten weten (al dan niet via [slachtoffer 1] ) dat een geldbedrag van 9.000 of 12.000 Euro betaald moest worden;
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit:

Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van gijzeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft verbleven.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank in overweging gegeven verdachte een taakstraf op te leggen, maar hem in elk geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen of anders het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan de periode dat verdachte in voorarrest heeft verbleven.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tezamen met anderen zich schuldig gemaakt aan gijzeling door [slachtoffer 1] gedurende een groot aantal uren van zijn vrijheid te beroven. Ter bemiddeling van een zakelijk conflict is het slachtoffer in de auto van [verdachte 1] gestapt. Op het moment dat het slachtoffer de auto wilde verlaten, is hij tegengehouden. Tegen het slachtoffer is geweld gebruikt en is zijn rijbewijs en telefoon afgenomen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer meegenomen naar Arnhem en hebben hem daar –zij het voor korte duur- vastgebonden met zijn eigen broeksriem. Door verdachte en zijn medeverdachten zijn in de richting van het slachtoffer bedreigingen geuit en opdrachten betreffende zijn gedrag. Door hun handelen hebben verdachte en zijn mededaders inbreuk gemaakt op een fundamenteel recht van een mens; de vrijheid om te gaan en staan waar hij wil. Het gevolg hiervan is dat het slachtoffer zich niet langer veilig voelt, zoals ook blijkt uit diens voegingsformulier als benadeelde partij. Een feit als gijzeling zorgt ook in de samenleving als geheel voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachte en zijn mededaders hebben bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en hebben zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor een geweldsdelict.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd van mevrouw M.A.G. Holtermans als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland
.
Het reclasseringsrapport houdt onder meer in:
Betrokkene volgt de hbo-opleiding Communicatie en Multimediadesign. Hij zit in het vierde en tevens laatste leerjaar. Hij heeft een halfjaar studievertraging opgelopen door onderhavige delictsituatie en zal september 2016 weer starten. Betrokkene verwacht zijn opleiding in februari 2017 af te ronden. Hij heeft een baan gekregen bij zijn stageplaats en gaat hier binnenkort beginnen. Daarnaast vertelt betrokkene sinds januari 2016 eigen bedrijf te hebben opgestart in het maken van websites.
Betrokkene is op 18-jarige leeftijd zelfstandig gaan wonen, omdat hij graag zelf alles wilde bepalen. Hij huurt particulier een bovenwoning in Arnhem.
Betrokkene heeft in het verleden geen hulpverlening bij de geestelijke gezondheidszorg gehad. Er zijn geen aanwijzingen voor psychische en/of persoonlijkheidsproblematiek. Hij gebruikt geen medicatie in verband met psychische klachten.
Betrokkene wordt verdacht van gijzeling, hetgeen hij ontkent. Betrokkene is niet eerder veroordeeld wegens een soortgelijk delict. Door de ontkennende houding van betrokkene kunnen we geen delictgerelateerde factoren vaststellen. De financiële situatie heeft wel invloed gehad op het tenlastegelegde. Betrokkene had een behoorlijk bedrag te besteden en heeft moeite om hier op een verantwoorde manier mee om te gaan Het lenen van grote geldbedragen aan mensen die hij pas kort kent, is zorgelijk. Door onderhavige delictsituatie is betrokkene dagelijks cannabis gaan roken, wat gezien kan worden als zorgelijk. Rapporteur heeft geen problemen geconstateerd op de leefgebieden. Betrokkene woont zelfstandig, volgt een opleiding, heeft werk en er lijkt geen sprake meer van een negatief sociaal netwerk.
Geadviseerd wordt de zaak zonder bemoeienis vanuit de reclassering af te doen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van het feit de oplegging van een vrijheidsbenemende straf van langere duur dan het reeds door verdachte ondergane voorarrest op zijn plaats is, mede gezien de initiërende en leidende rol die verdachte tijdens de gijzeling heeft gespeeld, alleszins gerechtvaardigd is. Daarbij heeft verdachte ook geen volledige openheid van zaken gegeven met betrekking tot zijn handelen.
Evenwel ziet de rechtbank in de jeugdige leeftijd en het nagenoeg blanco strafblad van verdachte aanleiding, het onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf gelijk te stellen aan de periode dat verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarbij de oplegging van een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gelet op de ernst van het feit en de rol van verdachte zal de rechtbank de proeftijdstellen op drie jaar.
Het vorenstaande betekent voorts dat de rechtbank van oordeel is dat tevens een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de maximale duur moet worden opgelegd.
Deze straf acht de rechtbank passend en geboden.
6.5.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
a. 1.00 stk personenauto [kenteken] Mercedes 310513
b. 1.00 stk GSM-toestel Kl: zwart Nokia 301111;
c. 1.00 stk GSM-toestel Alcatel 310245
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat
het primair bewezen verklaarde feit met behulp van die voorwerpen, is begaan. Gelet op de relatief geringe waarde van deze voorwerpen en met name in aanmerking nemend de leeftijd en staat van de Mercedes, wordt de verdachte door de verbeurdverklaring daarvan niet onevenredig getroffen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.140,61 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De materiële schade bestaat uit het vernieuwen van een rijbewijs ad € 38,00 en het eigen risico van de telefoonverzekering ad € 102,61. De immateriële schade bedraagt
€ 5.000,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 140,61 rechtstreeks voortvloeit uit het primair bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachte’s primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van gijzeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33a, 36f, 47, 282a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
240 (twee honderd en veertig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
201 (twee honderd en een) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 (twee honderd en veertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (een honderd en twintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd:
a. 1.00 stk personenauto [kenteken] Mercedes 310513
b. 1.00 stk GSM-toestel Kl: zwart Nokia 301111;
c. 1.00 stk GSM-toestel Alcatel 310245.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.640,61 (een duizend en zes honderd en veertig euro en één en zestig cent) bestaande uit € 140,61 voor de materiële schade en € 1.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte een schadevergoedingsmaatregel op ten behoeve van de door het slachtoffer
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.640,61 (een duizend en zes honderd en veertig euro en één en zestig cent) bestaande uit € 140,61 voor de materiële en € 1.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
26 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. A. Warmerdam en mr. D.D.M. Hazeu, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Loopproces-verbaal van 6 april 2016 (doorgenummerde) pagina’s 7;
3.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1100-2016035340-3 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , (doorgenummerde) pagina’s 41 tot en met 43.
4.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1100-2016035340-2 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] (doorgenummerde) pagina’s 44 en 45.
5.Proces-verbaal met nummer 2016035340 van 19 februari 2016 inhoudende de bevindingen van [verbalisant] (doorgenummerde) pagina’s 55 tot en met 57.
6.Proces-verbaal van observatie met nummer 10einfield 20160215F134 van 16 februari 2016 (doorgenummerde) pagina’s 157 tot en met 162.
7.de bijlagen bij proces-verbaal van bevindingen nummer 2016035340 20160219.0900.43113 (doorgenummerde) pagina’s 58 tot wen met 62
8.Proces-verbaal van observatie met nummer OTPV.20160215 10eindfield van 15 februari 2016 (doorgenummerde) pagina’s 171 tot en met 178.
9.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 15 februari 2016 (doorgenummerde) pagina’s 7 tot en met 9 (persoonsdossier V01)
10.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 15 februari 2016 (doorgenummerde) pagina 86 (persoonsdossier V03)
11.Proces-verbaal van bevindingen digitaal onderzoek IBN met nummer 2016035340 van 7 maart 2016 (doorgenummerde) pagina’s 106 tot en met 110)
12.Proces-verbaal van aangifte met nummer 2016035340 van 15 februari 2016 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , (doorgenummerde) pagina’s 22 tot en met 23.
13.proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] (doorgenummerde) pagina’s 30-32 en het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het fotoboek Fotoboek pagina 126
14.Proces-verbaal van aangifte met nummer 2016035340 van 15 februari 2016 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , (doorgenummerde) pagina’s 23 en 24
15.Proces-verbaal van aangifte met nummer 67 201602221300 14241482 van 22 februari 2016 inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , (doorgenummerde) pagina’s 30 en 31.
16.proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 17 februari 2016 (doorgenummerde pagina’s 27 tot en met 32 persoonsdossier)
17.proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 16 februari 2016 (doorgenummerde pagina’s 63 tot en met 66 persoonsdossier)
18.proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 3 maart 2016 (doorgenummerde) pagina 74 persoonsdossier.
19.proces-verbaal van verhoor van [verdachte 1] d.d. 16 februari 2016 (doorgenummerde pagina’s 95 tot en met 100 persoonsdossier)
20.verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2016.