ECLI:NL:RBNHO:2016:5348

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
C/16/244344 HA RK 16-95
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens gebrek aan gronden

Op 13 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, ingediend op 9 juni 2016. Verzoekster heeft de voorzitter van de rechtbank gewraakt wegens vermeende partijdigheid en vooringenomenheid in een BOPZ-procedure met nummer 243951. De gewraakte rechter was mr. M.M. van Weely. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld omdat verzoekster geen gronden heeft aangevoerd voor haar wrakingsverzoek. Volgens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) dient een verzoek tot wraking de gronden van het verzoek te bevatten, wat in dit geval niet is gebeurd. Verzoekster heeft zelfs de naam van de gewraakte rechter niet genoemd en heeft niet aangegeven waarom de rechter niet onpartijdig zou zijn.

De wrakingskamer heeft besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek en heeft het verzoek om wraking kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is bepaald dat, behoudens nieuwe feiten of omstandigheden, een volgend verzoek van verzoekster om wraking niet in behandeling zal worden genomen. De procedure in de hoofdzaak zal onmiddellijk worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.T. Delleman, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juni 2016. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: 244344 HA RK 16-95
BOPZ-nummer: 243951
Datum uitspraak : 13 juni 2016
BESLISSINGop het verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), ingediend door:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in
[woonplaats]
,
hierna te noemen: verzoekster.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Verzoekster heeft bij e-mailbericht van 9 juni 2016 aan de griffie van de rechtbank meegedeeld:
“Ik verzoek hierbij om uitstel van behandeling en ik wraak de voorzitter ter zake partijdigheid en vooringenomenheid.”Dit bericht is opgevat als een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 37 Rv.
De gewraakte rechter is mr. M.M. van Weely, (hierna te noemen: de rechter) als behandelend rechter in de BOPZ-procedure met nummer 243951.
1.2.
De rechter heeft meegedeeld dat de op 10 juni 2016 geplande zitting als gevolg van het wrakingsverzoek is aangehouden en laten weten niet te berusten in de wraking.
1.3.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv. kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn.
2.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 37 Rv dient een verzoek tot wraking echter de gronden van het verzoek te bevatten. Verzoekster heeft echter in het geheel geen gronden aangevoerd; zij heeft zelfs niet de naam genoemd van de rechter, tegen wie het verzoek zich richt.
Verzoekster heeft in het geheel niet aangegeven waarom de rechter bij de behandeling van de zaak en bij de nog te nemen beslissing niet onpartijdig of niet onafhankelijk zal zijn.
Gelet op een en ander is het wrakingsverzoek daardoor kennelijk niet-ontvankelijk.
2.3.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder:
www.rechtspraak.nl/Rechtbanken / Rechtbank Noord-Holland / Regels en procedures – zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling stellen.
2.4.
Overeenkomstig datzelfde wrakingsprotocol bepaalt de wrakingskamer hierbij dat behoudens nieuwe feiten of omstandigheden een volgend verzoek van verzoekster om wraking niet in behandeling zal worden genomen en dat de BOPZ-procedure in dat geval onmiddellijk zal worden voortgezet.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster en de rechter een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer 243951) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de voorzitter van de rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Familie en Jeugd, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.T. Delleman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juni 2016.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.