De beoordeling
1. De kantonrechter verwerpt het verweer van [gedaagde c.s.] dat de dagvaarding nietig is. In de dagvaarding zijn immers de eis en de grondslag daarvan opgenomen. Als onweersproken is komen vast te staat dat een verweer van [gedaagde c.s.] Farm Food niet bekend was toen de dagvaarding werd uitgebracht. Daarom kan [gedaagde c.s.] niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de dagvaarding onvolledig is op dit punt. De eis dat op grond van artikel 111, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een bewijsaanbod dient te worden gedaan, zoals [gedaagde c.s.] stelt, geldt enkel voor de betwiste gronden van de eis. Er was echter geen sprake van reeds door [gedaagde c.s.] betwiste gronden en daarbij heeft te gelden dat bij de dagvaarding de bewijsstukken waarop Farm Food haar vorderingen baseert zijn gevoegd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de dagvaarding niet nietig is.
2. De kantonrechter is voorts van oordeel dat er sprake is van een spoedeisend belang, nu dit volgt uit de aard van de vordering. Immers, [gedaagde c.s.] maakt gebruik van de woning, waardoor de door Farm Food gestelde kosten elke maand oplopen. Farm Food is dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
3. Voorop staat dat de gevorderde voorlopige voorzieningen slechts toewijsbaar zijn als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen zullen worden toegewezen.
4. De kantonrechter neemt verder als uitgangspunt dat niet is gesteld of gebleken dat de woning moet worden aangemerkt als een echte dienstwoning, waarbij het gebruiksrecht ten aanzien van de woning deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst en eindigt zodra die arbeidsovereenkomst eindigt.
5. Anders dan [gedaagde c.s.] betoogt, kwalificeert de overeenkomst tussen Farm Food en [gedaagde c.s.] naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter als een overeenkomst van onderhuur. Ter zitting is immers naar voren gekomen dat is afgesproken dat Farm Food voor [gedaagde c.s.] een woning in [woonplaats] is gaan huren en dat [gedaagde c.s.] deze in gebruik heeft genomen en daarvoor huur aan Farm Food betaalt. Ook is op de zitting komen vast te staan dat [gedaagde c.s.] de huurovereenkomst tussen Farm Food en de verhuurder heeft gezien en ondertekend en dat [gedaagde c.s.] in deze huurovereenkomst worden vermeld als gebruiker.
6. Verder staat als onbestreden vast dat [gedaagde c.s.] en Farm Food hebben afgesproken dat de huur die Farm Food aan de verhuurder betaalt ook door [gedaagde c.s.] zou worden betaald, maar dat op een andere manier zou worden afgerekend. Farm Food hield € 800,00 netto in op het loon, het maximum bedrag dat volgens [gedaagde c.s.] zou zijn toegestaan voor de huur van een woning als men in de wettelijke schuldsaneringsregeling is toegelaten. Het restant, € 450,00, werd verrekend door het maandelijkse bruto inkomen van [gedaagde] met dat bedrag te verlagen.
7. [gedaagde c.s.] heeft betwist dat de huurovereenkomst tussen Farm Food en verhuurder is geëindigd. Dat deze huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, is ook niet vast komen te staan. Niet is immers gebleken dat de huur -zoals dwingendrechtelijk is bepaald- op rechtsgeldige wijze is opgezegd. De kantonrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de huurovereenkomst tussen Farm Food en de verhuurder is blijven bestaan.
8. Ook van de onderhuurovereenkomst tussen Farm Food en [gedaagde c.s.] is niet komen vast te staan dat deze op een rechtsgeldige wijze is geëindigd of opgezegd. Niet in geschil is dat [gedaagde c.s.] sinds 10 augustus 2015 geen huur meer betaalt. Er is dan ook sprake van een structurele tekortkoming aangezien de huur onweersproken bij vooruitbetaling verschuldigd was. Een ingebrekestelling was op grond hiervan niet nodig, het verzuim is van rechtswege ingetreden.
9. Volgens Farm Food is zij vanaf augustus 2015 de huur aan de verhuurder blijven betalen. [gedaagde c.s.] heeft dit weersproken. De kantonrechter wil wel aannemen dat de stelling van Farm Food juist is, nu niet in geschil is dat de verhuurder tegen Farm Food geen actie heeft ondernomen wegens het bestaan van een huurachterstand. Niet in geschil is dat [gedaagde c.s.] zelf vanaf augustus 2015 niets meer heeft betaald aan Farm Food.
10. De voorzieningenrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de bodemrechter naar verwachting de ontbinding van de onderhuurovereenkomst tussen Farm Food en [gedaagde c.s.] en ontruiming van de woning door [gedaagde c.s.] zal toewijzen, waarbij [gedaagde c.s.] de achterstallige huurtermijnen zal dienen te betalen. Nu de arbeidsovereen-komst tussen Farm Food en [gedaagde] is beëindigd, dient met betrekking tot de te betalen huur aangesloten worden bij het bedrag dat Farm Food betaalt aan de verhuurder, zijnde € 1.250,00 per maand. Farm Food heeft niet met stukken onderbouwd dat er door haar rente en boete betaald is aan de verhuurder. Dit is ook door [gedaagde c.s.] betwist. De kantonrechter zal dit deel van de vordering afwijzen.
11. Op zitting is komen vast te staan dat [gedaagde c.s.] ook de toekomstige termijnen niet zal kunnen betalen vanwege het geringe inkomen. Op grond hiervan is het deel van de vordering dat ziet op de betaling van de toekomstige termijnen toewijsbaar.
12. Ten aanzien van de door Farm Food gevorderde buitengerechtelijke incassokosten overweegt de voorzieningenrechter dat niet betwist is dat er enige werkzaamheden zijn verricht door Farm Food, maar wel dat de brieven en e-mails van Farm Food door [gedaagde c.s.] zijn ontvangen. Farm Food heeft vervolgens haar vordering niet verder gespecifieerd en niet aangetoond dat de brieven en e-mails die zij stelt gestuurd te hebben daadwerkelijk zijn aangekomen. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
13. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde c.s.] , omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
14. Ten aanzien van de vordering van Farm Food op [de bewindvoerder] is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat Farm Food geen belang heeft bij deze vordering. Betwist en niet onderbouwd is dat in de woning goederen aanwezig zijn waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is. Voorts heeft [de bewindvoerder] toegezegd dat de ontruiming van de woning door [gedaagde c.s.] niet zal worden belemmerd door hem en Farm Food heeft ook niet onderbouwd op grond waarvan de bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling de ontruiming van een woning zou kunnen tegenhouden. Farm Food is dan ook niet-ontvankelijk in deze vordering.
15. De proceskosten aan de zijde van [de bewindvoerder] komen voor rekening van Farm Food, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.