6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige mishandeling met letsel ten gevolge, te weten een gebroken pols. Mishandeling is een inbreuk op de lichamelijke integriteit. Verder is mishandeling een ernstig feit dat bij slachtoffers gevoelens van onveiligheid en vaak ook emotionele schade teweegbrengt. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vernielen van twee ruiten in de voordeur van de woning van zijn vriendin en aan het vernielen van een gitaar. Door aldus te handelen heeft hij de eigenaren schade berokkend. .
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 juni 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten is veroordeeld.
Die omstandigheid rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een (voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 16 maart 2016 van [reclasseringswerker] bij Reclassering Nederland. Het advies houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene kampt met complexe, chronische psychiatrische problematiek in de zin van schizofrenie van het paranoïde type. Hoewel betrokkene hiervoor structureel medicamenteus wordt behandeld, lijkt zijn denkwijze en emotioneel welzijn in ieder geval deels verband te houden met het huidige delictgedrag. In situaties die betrokkene als stressvol ervaart of wanneer hij het idee heeft niet gehoord te worden, kampt hij met grote onmacht en hij handelt dan ongecontroleerd en impulsief.
De handelingsmogelijkheden van betrokkene zijn zeer beperkt en vermoedelijk nog beperkter wanneer hij onder invloed van middelen verkeerd. Niet alleen lijkt dergelijk gedrag ten grondslag te liggen aan tenminste een deel van de huidige tenlasteleggingen, grensoverschrijdend gedrag dat voortkwam uit een situatie van spanning liet hij recent ook zien bij Actief Talent. Betrokkene heeft echter wel ziekte-inzicht en probleembesef; achteraf keurt hij zijn gedrag af, laat hij zich aanspreken op zijn gedrag en spreekt hij spijt uit, maar op het moment van spanning is hij niet in staat om doordacht te handelen en realiseert hij niet wat de impact van zijn gedrag op anderen kan zijn. Hierdoor is er sprake van een hoog risico op recidive en tevens een risico op letselschade voor derden. Om het recidiverisico te verlagen, is het van belang dat betrokkene vaardigheden aanleert, waardoor hij in spanningsvolle situaties zijn gedrag leert controleren in plaats van te handelen vanuit emotie. Afgevraagd kan echter worden in hoeverre betrokkene leerbaar is, gezien de complexiteit van zijn problematiek.
Ondanks dat GGZ reclassering Palier betwijfelt in hoeverre betrokkene veranderbaar is, heeft betrokkene tijdens zijn schorsingsperiode laten zien dat hij afsprakentrouw is en hij zich kan conformeren aan voorwaarden. Hij is tevens trouw in zijn contact met het FACT-team van GGZ Dijk & Duin, hetgeen naar verwachting deels wordt veroorzaakt door een voorwaardelijke rechterlijke machtiging. Betrokkene lijkt in die zin gevoelig voor de dwang van een voorwaardelijke kader. Ondanks dat de reclassering de beïnvloedingsmogelijkheden als gering inschatten, adviseert GGZ reclassering Palier toch om betrokkene voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van de reclassering. Toevoeging van reclasseringscontact aan de huidige zorg, maakt dat er naast aandacht voor zijn psychische gezondheid ook expliciet aandacht komt voor delictgedrag en factoren die hiertoe leiden. Het contact met de reclassering kan laagdrempelig en laagfrequent zijn en dient het doel van ‘vinger aan de pols’ contact.
GGZ reclassering Palier adviseert om betrokkene een (deels) voorwaardelijke straf met een proeftijd van twee jaar op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd voor de duur van één jaar:
- meldplicht;
- behandelverplichting.
Gelet op het wekelijkse contact van verdachte met het FACT-team van GGZ Dijk & Duin en de behandeling die hij reeds in het civielrechtelijk traject moet volgen binnen het kader van een voorwaardelijke rechterlijke machtiging, die eind juni 2016 verlengd zal worden met één jaar, ziet de rechtbank geen meerwaarde in de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en zal daarom geen reclasseringstoezicht en behandelverplichting – of enige andere bijzondere voorwaarde – aan de voorwaardelijke straf verbinden. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Weliswaar blijkt uit voornoemd reclasseringsrapport dat verdachte kampt met complexe, chronische psychiatrische problematiek in de zin van schizofrenie van het paranoïde type, de rechtbank is ervan overtuigd dat ook voor verdachte een passende invulling kan worden gegeven aan de taakstraf. De rechtbank dringt erop aan dat bij de tenuitvoerlegging daarvan zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met zijn problematiek en dat plaatsing op een groepsproject niet wenselijk is.