ECLI:NL:RBNHO:2016:5206

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
15/800111-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit en de handel in vals geld

Op 28 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van zes maanden schuldig heeft gemaakt aan de aanschaf en het bezit van vals geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 1 september 2014 tot en met 1 maart 2015 in de gemeente Den Helder opzettelijk bankbiljetten van 50 euro heeft nagemaakt of vervalst. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten en een taakstraf, maar de rechtbank heeft besloten om af te wijken van deze eis en een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het vertrouwen in het monetaire verkeer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een geldboete van 5.000 euro. Tevens is een bedrag van 1.610 euro verbeurd verklaard, dat is aangetroffen in verband met de strafbare feiten. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven en de zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 14 juni 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800111-15 (P)
Uitspraakdatum: 28 juni 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
14 juni 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y.M. Eising en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 1 maart 2015 in de gemeente Den Helder in elk geval in het arrondissement Noord-Holland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een (grote) hoeveelheid bankbiljet(ten) van 50 euro, dat/die verdachte en/of een of meerdere van zijn mededader(s) (telkens) zelf heeft/hebben nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of een of meerdere van zijn mededader(s) toen hij/zij dat/die bankbiljet(ten) ontving(en), (telkens) bekend was, (telkens) met het oogmerk om dat/die bankbiljet(ten) als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, (telkens) zich heeft verschaft en/of vervoerd en/of in voorraad heeft gehad;
Feit 2:
hij op of omstreeks 2 maart 2015 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, opzettelijk 74, althans een of meer bankbiljet(ten) van 50 euro, en/of 3, althans een of meer bankbiljet(ten) van 20 euro dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, inclusief het onder feit 1 ten laste gelegde medeplegen.
3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2016 afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen Whatsapp contact [naam 1] – [verdachte] d.d. 26 februari 2015 (dossierpagina’s
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen Whatsapp gesprekken [naam 2] [telefoonnummer] d.d. 3 maart 2015 (dossierpagina’s 46 t/m 50);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige]
Partiële vrijspraak
Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar dat verdachte ten behoeve van de handel in vals geld heeft samengewerkt met anderen, maar daaruit blijkt niet dat hij in een nauwe en bewuste samenwerking met die anderen zichzelf vals geld heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad. Verdachte zal dus van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2016 afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen aantreffen bankbiljetten in jas [verdachte] d.d. 2 maart 2015 (dossierpagina 20);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen doorzoeking rolcontainer woning [verdachte] d.d. 4 maart 2015 (dossierpagina 42);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten d.d. 1 april 2015 (dossierpagina 54).
3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 september 2014 tot en met 1 maart 2015 in Noord-Holland, telkens opzettelijk een hoeveelheid bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid verdachte toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was, met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, zich heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad;
Feit 2:
hij op 2 maart 2015 in Den Helder opzettelijk 74 bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid verdachte, toen hij die ontving, bekend was, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, zich verschaffen en/of in voorraad hebben.
Feit 2:
opzettelijk bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een geheel voorwaardelijke taakstraf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een periode van een half jaar schuldig gemaakt aan aanschaf en bezit van vals geld. Daarmee faciliteert verdachte de handel in vals geld, die in het algemeen het vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer grote schade toebrengt en in het bijzonder de latere onwetende bonafide ontvanger in ernstige mate dupeert. Tevens ondervindt het handelsverkeer als geheel door de handel in valse bankbiljetten hinder en schade. De economie is immers gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde (daarop vermelde) waarde kan worden toegekend. Door de handel in valse biljetten wordt dit essentiële economische principe ondergraven. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de hiervoor beschreven feiten een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur en kan, mede gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, niet worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of taakstraf. Om die reden zal de rechtbank afwijken van de eis van de officier van justitie en onder meer een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 mei 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van een soortgelijk feit een transactie heeft voldaan;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 2 juni 2015 van [reclasseringswerker] bij Reclassering Nederland. Het advies houdt onder meer het volgende in:
[verdachte] heeft justitiële documentatie. Het aantal beschermende factoren is groot. Betrokkene heeft een steunende familie en vriendennetwerk om zich heen. Hij heeft een vaste baan waarbinnen hij de mogelijkheid gebonden krijgt zich verder te ontwikkelen. . Zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden lijken een mogelijke risicofactor te zijn. Betrokkene is eigenwijs en vertoont tegendraads gedrag. Hij kan egoïstisch zijn en is in staat mensen te bespelen. Uit onderzoek is echter gebleken dat dit gedrag vooral voorafgaand en tijdens de delictsituatie aanwezig was. Betrokkene lijkt hiervan te hebben geleerd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
[reclasseringswerker] heeft namens de reclassering ter terechtzitting aangegeven dat het reclasseringstoezicht goed is verlopen en dat zij geen meerwaarde ziet in reclasseringscontact in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ten voordele van verdachte acht geslagen op voornoemd reclasseringsadvies en het feit dat de voorlopige hechtenis van verdachte tussentijds is geschorst, waarna verdachte drie maanden onder elektronisch toezicht heeft gestaan. Voorts is gebleken dat verdachte zich gedurende de periode van schorsing niet opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. Ten slotte heeft de rechtbank ten voordele van verdachte onder meer gelet op zijn jeugdige leeftijd en het tijdsverloop in deze zaak.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte reeds eerder is gewaarschuwd nu hij in het verleden een transactie heeft voldaan ter zake van een soortgelijke strafbaar feit. Dit heeft hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden. Gelet op deze strafoplegging zal de rechtbank ook de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat tevens een geldboete moet worden opgelegd in verband met de aard van de bewezen verklaarde strafbare feiten. Bij de bepaling van de hoogte heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

7.Beslissing ten aanzien van het beslag

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld dat is genoemd op de beslaglijst, te weten:
- Geld Euro 1610.00 totaal,
dient te worden verbeurd verklaard.
Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het aangetroffen geld aan hem toebehoort en hij dit heeft verdiend met handel in vals geld, is de rechtbank van oordeel dat het geldbedrag uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 57 en 209 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
zes (6) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot drie (3) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van een geldboete van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zestig (60) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd een geldbedrag van in totaal
€ 1.610,- (zegge: eenduizend zeshonderdentien euro).
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Beek, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. H. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
28 juni 2016.