Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
een enveloppe met inhoud heeft gevonden, deze enveloppe heeft opgeraapt en hiervan bewust niet zo spoedig mogelijk aangifte heeft gedaan en in bewaring heeft gegeven bij de afdeling “Gevonden Voorwerpen” van de exploitant maar zich de inhoud van de enveloppe heeft toegeëigend.”, dat de werknemer hierdoor Schipholregels heeft overtreden, dat de overheid naar aanleiding van een en ander een onderzoek heeft opgestart en dat in afwachting van de uitkomsten van dit onderzoek geen enkele Schipholpas aan werknemer zal worden verstrekt.
3.De verzoeken
4.Het verweer en de tegenverzoeken
5.De beoordeling
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van de werknemer om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, pag. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de bijzondere omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Er kan wel rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 5.000,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 november 2015.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, valt bij gebreke aan een dringende reden en de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden niet in te zien dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Dat betekent dat de werkgever de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 5.624,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 november 2015.