ECLI:NL:RBNHO:2016:508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
C/15/228881 / FA RK 15-3993
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats minderjarige en verzoek vervangende toestemming verhuizing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van een minderjarige. De moeder had verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige naar een andere woonplaats, terwijl de vader zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft de zorgen van de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming gedeeld en geconcludeerd dat het van groot belang is dat de minderjarige zo snel mogelijk de benodigde hulpverlening ontvangt. De rechtbank heeft vastgesteld dat een verhuizing naar de nieuwe woonplaats van de moeder niet in het belang van de minderjarige zou zijn, omdat dit de hulpverlening zou vertragen. De rechtbank heeft daarom de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader bepaald, met ingang van 5 maart 2016, en de verzoeken van de moeder afgewezen. Tevens is de bijzondere curator ontslagen van haar verplichtingen. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat beide ouders betrokken blijven bij de zorg voor de minderjarige en dat zij dicht bij elkaar blijven wonen om de overgang zo geleidelijk mogelijk te laten verlopen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming verhuizing / inschrijving school
zaak-/rekestnr.: C/15/228881 / FA RK 15-3993
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 13 januari 2016
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F.D. van Damme, kantoorhoudende te Beverwijk,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T.A. Bruins, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 11 november 2015 en de daarin vermelde stukken;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vader van 13 november 2015;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de moeder van 17 november 2015;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de vader van 10 december 2015;
- het rapport van de bijzondere curator, ingekomen op 21 december 2015.
1.2
De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van
5 januari 2016 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. F.D. van Damme en de moeder door mr. T.A. Bruins. Tevens waren de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad), vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordigster] en de bijzondere curator, mevrouw [bijzondere curator] , ter zitting aanwezig.

2.Verdere beoordeling

2.1
Bij tussenbeschikking van 11 november 2015 heeft deze rechtbank mevrouw [bijzondere curator] als bijzondere curator voor [de minderjarige] benoemd. De verzoeken van partijen zijn aangehouden in afwachting van het schriftelijk verslag van de bijzondere curator alsmede in afwachting van de resultaten van mediation ter verbetering van de onderlinge communicatie.
2.2
Partijen hebben de rechtbank bericht dat zij in het mediationtraject afspraken hebben gemaakt die in twee vaststellingsovereenkomsten zijn vastgelegd, zodat de rechtbank daarover geen beslissing meer behoeft te nemen. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van partijen de vaststellingsovereenkomsten aan de beschikking hechten.
2.3
De bijzondere curator heeft gesprekken gevoerd met [de minderjarige] , de vader, de moeder, de moeder met haar vriend, de opa (vz), [naam] , [naam] (de ambulant werker van [naam] ), [naam] (psycholoog bij [naam] ), mevrouw [naam] (psycholoog en therapeut bij [naam] ) en de mediator.
De bijzondere curator concludeert dat de gedragsproblemen van [de minderjarige] op school extreem te noemen zijn. Hij heeft een indicatie voor Speciaal Onderwijs (voor kinderen met gedragsproblemen) en hij zal volgens zijn huidige school nooit naar regulier onderwijs kunnen gaan, aangezien zijn gedragsproblematiek daarvoor te ernstig is.
De bijzondere curator stelt vast dat [de minderjarige] intensieve behandeling nodig heeft en dat door [naam] een hechtingsbevorderende therapie (Terraplay behandeling) wordt voorgesteld, waarbij ook beide ouders betrokken worden. Het is belangrijk dat de behandeling van [de minderjarige] zo snel als mogelijk wordt opgepakt.
Indien [de minderjarige] in [plaats] zal blijven wonen, kan [naam] op korte termijn starten. Wanneer deze zorg in de buurt van [plaats] aangevraagd moet worden, zal dit zeker vertraging met zich meebrengen. Bovendien is het voor deze behandeling nodig dat [de minderjarige] in een opvoedsituatie opgroeit die rustig en stabiel voor hem is. Zowel bij de vader als bij de moeder zijn er onzekere factoren te benoemen.
De moeder heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar passend onderwijs in de buurt van [plaats] . Er is aldaar passend onderwijs voor [de minderjarige] en ook deze school heeft nauwe banden met de GGZ, waar kinderen allerhande therapieën kunnen volgen. Voor [plaats] geldt echter dat [de minderjarige] met zijn moeder bij de vriend van moeder in een geheel nieuwe omgeving komt te wonen en hij niet alleen aan een nieuwe woonplek moet wennen, maar ook naar een andere school zal gaan en met andere hulpverleners te maken zal krijgen. Daarbij is de relatie van de moeder met haar vriend nog jong en in [plaats] is het vooral de vriend van de moeder die de structuur biedt.
Aan de kant van de vader merkt de bijzondere curator op dat hij tot nu toe niet de volledige zorg voor zijn zoon heeft gedragen en het moeilijk in te schatten is of de vader de druk goed aan kan wanneer hij de volledige zorg voor [de minderjarige] op zich zou moeten nemen. Hulpverlening voor de vader in de thuissituatie lijkt dan ook geïndiceerd. De vader heeft reeds ambulante hulp aangevraagd voor het geval de zorg voor [de minderjarige] bij hem komt te liggen.
De juf van de huidige school van [de minderjarige] schat in dat de pedagogische situatie bij de vader sterker is. Hij kan de verzorging van [de minderjarige] beter aan en biedt structuur aan zijn zoon. De moeder doet haar best, maar ze heeft het lastiger met [de minderjarige] . Daar komt bij dat moeder moeite heeft om de pedagogische adviezen vanuit school op te pikken.
2.4
Vanuit het onderzoek en de gesprekken met de verschillende betrokkenen is naar de mening van de bijzondere curator niet gebleken dat een nieuwe situatie [de minderjarige] ten goede zou komen. Voor [de minderjarige] is het van belang dat hij contact heeft met zijn beide ouders. Voor het slagen van de behandeling is het ook van belang dat de beide ouders betrokken blijven bij de behandeling. De moeder heeft aangegeven dat zij, ook als [de minderjarige] niet mee naar [plaats] mag, toch wil verhuizen.
Tenslotte acht de bijzondere curator een beschermingsonderzoek noodzakelijk, om te waarborgen dat de hulpverleners met elkaar afstemmen en de zorg om [de minderjarige] en zijn ouders goed in beeld blijft. [de minderjarige] lijkt op dit moment ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Een beschermingsmaatregel zou ondersteunend kunnen werken voor [de minderjarige] en zijn ouders. Volgens de bijzondere curator is het van groot belang om de thuissituatie van beide ouders te blijven monitoren.
2.5
Ter zitting heeft de Raad verzocht de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden. Voorts heeft de Raad geadviseerd de huidige woonplaats van [de minderjarige] in [plaats] niet te wijzigen, in het geval de hulpverlening niet van start zou kunnen gaan omdat de rechtbank de beslissing over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] zou aanhouden. Het is immers in het belang van [de minderjarige] de hulpverlening aan hem zo spoedig mogelijk te doen starten. Wel heeft de Raad ter zitting benadrukt dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader erg kwetsbaar is zonder de hulp van de moeder.
2.6
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de bijzondere curator en in het advies van de Raad. De rechtbank deelt de zorgen van de bijzondere curator en de Raad en is van oordeel dat het van groot belang voor de minderjarige is dat de hulpverlening zo spoedig mogelijk zal worden opgestart. Daarnaast geldt dat een nieuwe situatie waarbij [de minderjarige] zal verhuizen naar [plaats] , hem niet ten goede zal komen.
De moeder heeft onderzoek gedaan naar speciaal onderwijs in de buurt van [plaats] en heeft gesteld dat [de minderjarige] naar de school [naam] in [plaats] zou kunnen gaan, waar eveneens alle behandelingen die een kind nodig zou kunnen hebben, gegeven kunnen worden. Zij heeft haar verzoek in die zin dan ook aangepast dat zij thans verzoekt om vervangende toestemming voor inschrijving op de school [naam] in [plaats] .
De rechtbank is van oordeel dat er aan een verhuizing van [de minderjarige] naar [plaats] , ook al zou de hulpverlening in de omgeving van [plaats] en [plaats] van gelijk niveau zijn, te grote nadelen kleven. De hulpverlening verbonden aan de mogelijke nieuwe school in [plaats] zal van voren af aan moeten beginnen, wanneer [de minderjarige] aldaar zal worden aangemeld. Men zal immers opnieuw een anamnese gaan afnemen en een diagnose stellen, waardoor de daadwerkelijke hulpverlening pas op termijn zal kunnen aanvangen.
Uit de e-mail van de moeder van 14 december 2015 aan de bijzondere curator blijkt ook dat er voor ieder kind een ontwikkelingsperspectief wordt opgesteld, hetgeen de nodige tijd zal vergen. Nu de hulpverlening voor [de minderjarige] al te lang heeft stilgelegen en het in zijn belang is dat er zo snel mogelijk een aanvang wordt gemaakt met adequate hulp, die in [plaats] direct van start kan gaan door middel van een telefoontje naar het [naam] , is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij in [plaats] zal blijven wonen. De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder dan ook af.
2.7
Nu de moeder op meerdere momenten zeer expliciet heeft verklaard dat zij niet in [plaats] zal blijven wonen, ook als zij geen vervangende toestemming zal krijgen van de rechtbank om met [de minderjarige] te verhuizen naar [plaats] , zal de rechtbank om die reden de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader bepalen.
Gelet op de rapportage van de bijzondere curator en het verhandelde ter zitting zal de rechtbank ook de ter zitting door de Raad gevraagde ondertoezichtstelling van [de minderjarige] bij afzonderlijke beschikking van heden met zaaknummer C/15/237228/ JU RK 16/19 toewijzen.
De rechtbank acht het van belang dat de overgang van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] van zijn moeder naar zijn vader zo geleidelijk mogelijk zal plaatsvinden. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de minderjarige met ingang van 5 maart 2016, aan het einde van de voorjaarsvakantie, zijn hoofdverblijfplaats zal krijgen bij de vader, zodat de ouders (zo mogelijk in overleg met de gezinsmanager) kunnen zorgen voor een gefaseerde overgang van [de minderjarige] naar zijn vader.
De rechtbank wenst tot slot te benadrukken dat zowel de bijzondere curator als de Raad naar voren hebben gebracht dat het in het belang van [de minderjarige] is dat beide ouders dicht bij elkaar blijven wonen en op die manier beiden een aandeel in de verzorging van [de minderjarige] op zich nemen. Voor dit aspect is ook ter zitting uitgebreid aandacht gevraagd. Wellicht kunnen partijen dit nog in (her)overweging nemen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1
Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn met ingang van 5 maart 2016.
3.2
Bepaalt dat de aangehechte en door partijen op 13 november en 4 december 2015 ondertekende vaststellingsovereenkomsten deel uitmaken van deze beschikking.
3.3
Ontslaat mevrouw [bijzondere curator] van haar verplichtingen als bijzondere curator voor voornoemde minderjarige.
3.4
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.5
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema en mrs. A.A.F. Donders en Ph. Burgers, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.