Uitspraak
ECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
4.Vordering benadeelde partij
5.Beslissing
vervroeginguitgesproken op de openbare terechtzitting van
16 juni 2016.
Rechtbank Noord-Holland
Op 16 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zedendelicten. De zaak kwam voort uit een incident op 6 februari 2016 in Hoorn, waarbij de aangeefster, na een avond uit, in haar woning seksueel contact had met de verdachte. De aangeefster verklaarde dat dit contact onvrijwillig was, terwijl de verdachte stelde dat het op vrijwillige basis was gebeurd. De rechtbank heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen, maar kon niet tot de conclusie komen dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte elkaar tegenspraken en dat er onvoldoende bewijs was om de onvrijwilligheid van het contact te onderbouwen. De aangetroffen sporen in de woning konden zowel de lezing van de aangeefster als die van de verdachte ondersteunen, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte zonder toestemming de woning was binnengedrongen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.