ECLI:NL:RBNHO:2016:5044

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
15/800051-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak wegens onduidelijkheid over (on)vrijwilligheid van seksueel contact

Op 16 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zedendelicten. De zaak kwam voort uit een incident op 6 februari 2016 in Hoorn, waarbij de aangeefster, na een avond uit, in haar woning seksueel contact had met de verdachte. De aangeefster verklaarde dat dit contact onvrijwillig was, terwijl de verdachte stelde dat het op vrijwillige basis was gebeurd. De rechtbank heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen, maar kon niet tot de conclusie komen dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte elkaar tegenspraken en dat er onvoldoende bewijs was om de onvrijwilligheid van het contact te onderbouwen. De aangetroffen sporen in de woning konden zowel de lezing van de aangeefster als die van de verdachte ondersteunen, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte zonder toestemming de woning was binnengedrongen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

ECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800051-16 (P)
Uitspraakdatum: 16 juni 2016 (bij vervroeging)
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
20 mei 2016 en 6 juni 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord - HvB Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.H.G. Peters, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 06 februari 2016 in de gemeente Hoorn door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd binnendringen en/of inklimmen en/of binnengaan in de woning en/of de slaapkamer waar [aangeefster] sliep, en/of (vervolgens) met ontbloot onderlijf bovenop die (diep) slapende [aangeefster] gaan liggen, [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht, en/of de vagina van die [aangeefster] gelikt en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht;
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 februari 2016 in de gemeente Hoorn, met [aangeefster] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, immers bevond deze [aangeefster] zich in een (diepe) slaap, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht, en/of de vagina van die [aangeefster] gelikt en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd en/of gebracht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van aangeefster – in de kern inhoudende dat sprake was van onvrijwillige seks – geloofwaardig is. Het dossier bevat bovendien voldoende steunbewijs voor die verklaring, aldus de officier van justitie.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft een integrale vrijspraak bepleit. Volgens de raadsvrouw is er – naast de verklaring van aangeefster – onvoldoende steunbewijs voorhanden om te concluderen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van dwang.
3.3
VrijspraakGelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, staat vast dat aangeefster en verdachte in de nacht van 6 februari 2016 seksueel contact hebben gehad. Volgens aangeefster werd zij kort nadat zij was thuisgekomen na het uitgaan wakker. Op dat moment had zij seks met een vreemde man. Zij herkende deze man als degene die zij na het uitgaan voor haar voordeur kort had gesproken, voordat zij haar woning inging.
Verdachte verklaart dat aangeefster hem toen mee naar binnen heeft gevraagd en dat het seksueel contact op vrijwillige basis is gebeurd.
Vooropgesteld wordt dat zedenzaken als de onderhavige zich doorgaans kenmerken door de omstandigheid dat slechts twee personen, te weten het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader, over de voorgevallen (seksuele) handelingen kunnen verklaren. Indien dergelijke verklaringen tegenover elkaar staan, zoals dat ook hier het geval is ten aanzien van de (on)vrijwilligheid van de seksuele toenadering, dient te worden bezien of het dossier één van beide lezingen in doorslaggevende mate ondersteunt.
Tegenover de beschuldiging van aangeefster staat de van aanvang af gedetailleerde ontkennende verklaring van verdachte wat betreft het onvrijwillige karakter van de seksuele handelingen. De aangifte vindt op onderdelen weliswaar bevestiging in de verklaring van verdachte zelf, maar dit is niet doorslaggevend voor het bewijs van het tenlastegelegde. In verdachtes lezing van de gebeurtenissen wordt immers juist de vrijwilligheid van de seksuele toenadering benadrukt.
De aangetroffen sporen in de badkamer kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan het bewijs dat verdachte zonder toestemming van aangeefster de woning is binnengedrongen, zodat de onvrijwilligheid van het seksueel contact ook op die grond niet kan worden onderbouwd. De sporen kunnen immers evengoed passen bij de lezing van verdachte dat hij, na het verlaten van de woning door het slaapkamerraam van aangeefster, naar haar wilde terugkeren, dat hij de buitendeur naar de badkamer van buitenaf kon openen en daardoor naar binnen is gegaan, maar dat hij vervolgens is omgedraaid en weggegaan. In deze lezing is ook verklaarbaar dat de zus van aangeefster kort daarna heeft geconstateerd dat de badkamerdeur naar de gang op slot was gedraaid vanuit de badkamer, terwijl niemand in de badkamer aanwezig was.
Ten slotte heeft de rechtbank geconstateerd dat de resultaten van het NFI-onderzoek erop duiden dat verdachte aangeefster heeft gepenetreerd met zijn penis, terwijl verdachte ontkent dit te hebben gedaan. De verklaring die verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid van bedoelde DNA-sporen op zijn penis, acht de rechtbank onaannemelijk. De verklaring van verdachte op dit punt doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring, maar niet in die mate dat de rechtbank deze verklaring als onwaarschijnlijk terzijde schuift. Het door verdachte geschetste scenario blijft derhalve een mogelijkheid van hetgeen er die nacht is voorgevallen tussen hem en aangeefster.
Gelet op al het hiervoor overwogene acht de rechtbank het tenlastegelegde noch in de primaire noch in de subsidiaire variant wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hier daarom van worden vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.938,28 ingediend tegen verdachte, bestaande uit € 938,28 aan materiële schade en
€ 10.000,00 aan immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat, nu zij verdachte vrij zal spreken van hetgeen hem is ten laste gelegd, de benadeelde partij niet in de vordering – die betrekking heeft op het primair en subsidiair ten laste gelegde feit – kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair dan wel subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A.J. van Yperen, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. D.D.M. Hazeu, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en bij
vervroeginguitgesproken op de openbare terechtzitting van
16 juni 2016.